Verhalenlezen.nl - Voor al uw verhalen en sprookjes. Ook hebben we liefdes verhalen en erotische verhalen.

Verhaaltje mailen naar iemand.

Spreek een verhaal u aan, vind je een verhaal om te lachen? En wilt u het verhaaltje laten lezen door één van uw vrienden? Dan kan je via dit formulier het verhaaltje verzenden naar u vriend(in).

Naam ontvanger:
E-mail ontvanger:
 
Naam afzender:
E-mail afzender:
   
Verhaal:

Gelukkig
Het is één van die ondefinieerbare morgens in Nederland in het oosten van het land. Het kan welgesteld elke dag van het jaar zijn. Het is koud noch warm, het regent en het is donker. Ik fiets zoals altijd van huis naar school en zoals altijd heb ik haast. Deze keer echter niet omdat ik anders te laat zal zijn voor het eerste lesuur, maar voor haar, zij, Tanja, mijn liefde. Voor haar scheer ik op de dijk, er over en er weer af. Voor haar rij ik onverantwoord snel. De weg is glad, onvoorspelbaar. Toch zal ik niet vallen, kan ik niet vallen. Alles klopt. De manier waarop ik mijn stuur vasthoud, op het juiste moment rem en weer aanzet. Op mijn hoofd prijkt de koptelefoon van de meest elementaire walkman die ik ooit heb bezeten. Er komt monogeluid uit, maar dat kan me niets schelen. Het gaat om de muziek, de muziek die me begeleid in deze eenzame race, dans bijna. Ja, het is een dans, een wilde dans met de tijd en de elementen. Precies zoals de roffelende drums in mijn hoofd het ritme doen toenemen, tikken regendruppels steeds harder en voller op het wegdek. Het geluid ervan vormt in al haar eenvoud een perfecte symfonie met het jachtige tikken van de hamers tegen de korte snaren van een piano. Ongedurig proberen ze die drums in hun vaarspoor bij te houden. Zelfs de titel van het nummer dat deze dans begeleid rijmt met het moment: "School" van Supertramp - de plek waar de ontmoeting zal plaatsvinden, waar we elkaar reeds eerder ontmoetten en waar we ooit weer afscheid van elkaar zullen nemen.
Elkaar, er is geen sprake van, nooit geweest ook. Desalniettemin gebruik ik dat woord. Mijn gevoel geeft het me in, mijn hart. Het is alsof het ergens op vooruit loopt. Het is alsof ik het voor het eerst hoor kloppen. Alle clichés zijn van toepassing. De wereld is prachtig, zelfs op deze alledaagse morgen, zelfs in deze donkere regen. Het heeft inmiddels dusdanige proporties aangenomen dat ik zonder twijfel doorweekt zal aankomen. Ook dat kan me niets schelen. Wie dan leeft, wie dan zorgt. In het nu fietst mijn lichaam in een bocht door een grote plas. In mijn hoofd ben ik echter weldegelijk in de toekomst, het moment dat ik weer even bij haar zal zijn. Onvermijdelijk dwalen mijn gedachten ook af naar het verleden, naar de avond, dat ene moment er mogelijk wel even sprake was van "elkaar", of in elk geval een kans daarop. Had ik toen... ja, wat?... moeten doorzetten, forceren, dat "elkaar" omzetten in een definitief "samen"? De sprong was te groot, is het nog steeds, groter zelfs dan ooit. Toch wil het ik en toch ben ik zo al, door dit voelen van mijn hart, gelukkig, gelukkiger dan ik ooit zal zijn. Dit is een eenmalig hoogtepunt. Ik heb niets concreet. Ik ben zestien, ik ben afhankelijk van mijn ouders en heb geen enkel diploma of ander bewijs van vaardigheden op zak. Mijn leven ligt voor me. Mijn voeten moeten zich nog aarden. Werkelijk geluk hangt van dit alles echter niet af. Het is een gevoel in je hart. Ik zweef nu bijna letterlijk over de weg.
Wat wil ik concreet? Ik wil iets doen met wat ik voel. Nog één keer een avond met haar uitgaan en dan wel de stap zetten, door alle grenzen heen gaan, ongeacht de prijs, mijn geluk. Niet als ze "nee" zal antwoorden, o nee, maar juist bij "ja". Juist bij een "ja" zal ik mijn geluk moeten opgeven. Ik heb geen ervaring, nog nooit zelfs ook maar een meisje gekust, maar dat weet ik. Niet met mijn hoofd (nog), maar met mijn lichaam. Mijn lichaam weet op voorhand dat dit de prijs is. Zoals het alert is bij angst, ontwaakt het bij liefde. Mijn hoofd wil wat het heeft geleerd, voorgeschoteld, tegenwoordig letterlijk via een schotel. Op televisie zie je de ideale relatie. Dat gevoel in mijn hart is daarvoor toch de basis? denk ik. Mis. Het is juist dat wat als eerste verdwijnt in een relatie en hoe kan iets dat verdwijnt een basis zijn? De basis is het leven zelf, de natuur, die dicteert het samengaan van man en vrouw teneinde het voortbestaan van het zelf te waarborgen. Dat wat ik voel heeft daar weinig mee te maken. Het kan ontstaan tijdens het samengaan van een man met een vrouw, maar net zo goed bij het ruiken van een bloem of het eten van een snee brood. Zelfs het opspatten van een regenplas door een auto, die op dat moment rakelings langs me heen scheert, heeft het in zich iemand werkelijk gelukkig te maken, is het niet dat ik nu wel erg nat door ben geworden.
Ik ontwaak er door uit mijn gedachten en slaak een zucht. Boos kan ik er niet om zijn. "Natter dan nat bestaat niet," zeg ik tegen mezelf, zoals mijn moeder vroeger tegen mij. Bovendien, daar is de school. Schuin steek ik de weg over, bijna zonder kijken. Op het verlaten, in schemer gehulde schoolplein sla ik rechtsaf en rij de fietsenstalling in. Het is nog vroeg. Omdat Tanja ver van school woont, misschien wel het verst van iedereen op school, moet ze haar reis ruim plannen. Haar fiets staat er als enige. Het is een oranje racefiets, eentje die me ook in een volle fietsenstalling altijd onmiddellijk opvalt, niet in de laatste plaats omdat ze hem vrijwel altijd op dezelfde plek stalt, dicht bij de uitgang. Ik plaats de mijne er zo onopvallend mogelijk dichtbij, ietsjes verder van de uitgang. Misschien zien we elkaar dan ook nog even na het laatste uur. Of heeft ze vandaag niet net als ik les tot het zevende? Het is belangrijk genoeg om er mijn agenda voor uit mijn tas te halen. Vlak na de vorige keer dat ik haar uitvroeg, schreef ze er met een sierlijk groen meisjeshandschrift, naast allerlei grappige, vrolijke opmerkingen, haar nog steeds geldende lesrooster in.
Vorige keer... Zal ik haar dan toch nogmaals durven uit te vragen? De moed zakt me bij voorbaad in de schoenen. In mijn hoofd klinkt in een aanmerkelijk minder upbeat (jaren ’80) tempo van de Nederlandse band Fatal Flowers: "You never get a second chance twice." Ik blader in mijn agenda naar de plek waar haar rooster staat. Ondertussen probeer ik te voorkomen dat ik dit, door haar notities bijzondere kleinood niet nat maak. Natuurlijk valt er verre van toevallig een druppel van mijn natte gezicht precies op de dag waar in mijn eigen rommelige handschrift staat geschreven: "vrijkaartjes krant, sneak preview". Natuurlijk, dat is het, ik vraag haar mee uit naar de film waar ik dankzij mijn krantenwijk gratis kaartjes voor kan krijgen. Enthousiast, blij dat ik eindelijk iets concreets in handen heb, sla ik mijn agenda dicht. De druppel krijgt daarmee alle kans nog meer dagen te bevlekken. Wat doet het er toe? Ik stop hem terug in mijn tas, samen met mijn walkman, sluit mijn fiets af en ren met een vol hart naar de ingang waar zowel zij als ik gewoon zijn onze jas op te hangen. Het is zo vroeg dat er in dit voorportaal nog geen licht brand. De deur naar binnen is al wel open. Dan zie ik haar, in het halfdonker. Ze zit alleen op een vensterbank, als de tijdens pauzes aan het begin van het schooljaar in de gang naar de aula. Sinds ik haar met de simpele, maar o zo moeilijk te stellen vraag: "Zou je met me willen uitgaan?" van die plek wegplukte (ze ging er nooit meer zitten), is er van de eenzaamheid die ze toen uitstraalde geen sprake meer. Haar herwonnen... (wat is het tegenovergestelde van eenzaamheid?) maakt het me tegelijkertijd moeilijker en gemakkelijker haar opnieuw uit te vragen.
Ik groet haar met een kort "hoi". "Hallo," mompelt ze terug. Ik hang mijn jas als mijn fiets even bewust onopvallend niet ver van die van haar. Het is een lange bruine (ook al zo'n opvallende). Het is tot mijn verbazing volkomen droog, constateer ik in het voorbijgaand met een nonchalante handbeweging. Ze zwijgt als ik uiteindelijk mezelf op een afgemeten afstand naast haar op de vensterbank plaats. Een gesprek zal van mijn kant moet beginnen. Zoekend naar een openingszin, anders dan de zin me op de lippen brandt, realiseer ik me hoe weinig we sinds onze avond uit met elkaar hebben gesproken. Het licht gaat automatisch aan of wordt buiten mijn gezichtveld door iemand aangezet en ik heb nog steeds geen woord gezegd. Ik heb vaker op deze manier naast haar gezeten, ’s ochtends vroeg, een enkele keer in een pauze of in een tussenuur, veilig buiten haar persoonlijke ruimte. In Nederland is dat ongeveer twee meter. Binnen die straal spreekt men van persoonlijk contact. Ik vrees dat ik met mijn eeuwig verlangen naar haar en mijn in de loop van de tijd steeds brutaler wordende kijken en wachten op een blik terug, die grens al ruim heb overschreden. Zo niet, dan wel nu met de vraag:
"Zou je met me willen uitgaan?"
Plompverloren rolt hij van mijn lippen. Als een tang op een varken. Ik schrik er zelf van. Zij daarentegen lijkt niets anders te hebben verwacht en antwoordt kalm, zonder verder iets te vragen, niet eens waar ik haar deze keer naar uit zou willen nemen:
"Nee."
Zie ik het goed en verschijnt er iets van opluchting op haar gezicht? Het is als de eerste keer dat ik haar uitvroeg, toen ze wel "ja" zei. Er is nauwelijks verschil. Natuurlijk niet. Er is een wereld van verschil. Het is bijna tijd en er zijn twee meisjes tussen ons in komen zitten. Bijna tegen ons aan staat een groepje jongens, zo druk is het inmiddels. Overompeld staar ik voor me uit en dan naar haar, deze keer zonder me te generen. Een "nee" van haar zou toch juist een pak van mijn hart moeten zijn? Ik voel het niet. Voor dat ik het weet staat ze al bij de klapdeuren naar de gangen. Elk moment nu kunnen ze worden geopend. Nog eenmaal kijkt ze om, zoals ik haar ken, als haar antwoord: onverbiddelijk en toch met compassie. Ik zie het in haar ogen. Ze probeert me iets duidelijk te maken:
"Als je nu nog aan me blijft hangen, ligt de verantwoordelijkheid vanaf nu definitief bij jou. Doe het niet."
Ik doe het wel. Ze weet het, ergens. Ik heb haar nodig om in contact te blijven met mijn hart, om dat gevoel daar te voeden. En vreemd genoeg is het af en toe haar zien daarvoor al voldoende. Schoolvakanties vervloek ik om die reden.
"Alsjeblieft, mag het, zo lang het kan, op school?" vraag mijn hart het hare. Ik lees het antwoord opnieuw in haar ogen: "Ja, het mag." We lijken een compromis te hebben gesloten en vanaf dan lopen onze sporadische contacten een stuk soepeler. Mijn hart springt op bij elke ontmoeting, het hare veert soepel mee, als een schip op hevig golvend water. Alleen ik, de onervaren plezierpassagier, wordt er blijvend door beroerd. Zij is, als het schip op dat water of het water zelf, gewend aan dit spel van geven en nemen en leert het mij op deze manier. Om één of andere reden heeft ze, ondanks dat ze slechts drie maanden ouder is, veel meer levenservaring dan ik. Ik geloof in reïncarnatie. Het is haar ziel. Ik ben toeschouwer geweest van iets heel moois en mag dat zolang zij en de omstandigheden het toelaten blijven. Gelukkig.

Alle rechten voorbehouden 2005-2024 - www.verhalenlezen.nl


Verhalen

Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.

Verhalen posten

Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!


Statistieken

Totaal verhalen: 5184
Totaal categorieën: 10
Totaal 124 bezoekers online