Verhalenlezen.nl - Voor al uw verhalen en sprookjes. Ook hebben we liefdes verhalen en erotische verhalen.

Verhaaltje mailen naar iemand.

Spreek een verhaal u aan, vind je een verhaal om te lachen? En wilt u het verhaaltje laten lezen door n van uw vrienden? Dan kan je via dit formulier het verhaaltje verzenden naar u vriend(in).

Naam ontvanger:
E-mail ontvanger:
 
Naam afzender:
E-mail afzender:
   
Verhaal:

Colette
Dit is mijn verhaal, het heeft nog geen titel, ik noem het voorlopig even naar de hoofdpersoon.
Het is nog lang niet af, en op het moment zit ik een beetje vast met schrijven. Maar ik wil hier graag al een stuk posten en ik zou graag jullie waardering willen weten.

1
‘Esra, hier!’ Ik sjok in mijn eentje door het bos, diep weggedoken in mijn sjaal. Het is pas eind oktober, maar het is nu al ijskoud. Er is zelfs al een beetje sneeuw gevallen vannacht.
Een paar meter voor me rent onze flatcoated retriever, Esra. Esra is dol op wandelen, dus ze is helemaal uitgelaten.
‘Esra, hier!’ roep ik voor de tweede keer, als mijn hond aanstalten maakt om richting twee wandelaars in de verte te rennen.
Esra draait vrolijk haar kop om en huppelt naar me toe. Ik lach vertederd. Esra is nu bijna twee jaar, maar ze heeft nog steeds dat vrolijke puppyhoofdje.
Er snijdt een ijskoude wind door mijn gezicht en ik ril. Ik heb het door en door koud, zometeen word ik nog ziek. Opeens bedenk ik me dat dat nog niet eens zo’n slecht idee zou zijn. Morgen is mijn eerste schooldag op mijn nieuwe school. Ik zie er als een berg tegenop. De eerste drie jaar van de middelbare heb ik altijd samen met Puck en Lola gezeten, mijn beste vriendinnen sinds de basisschool. Ik zat op een middelbare school waar alleen atheneum en gymnasium klassen waren. Ik was altijd al een iets zwakkere leerling, ik haalde elk jaar maar net. De derde was mijn slechtste jaar. Uiteindelijk mocht ik toch over, maar de voorwaarde was dat als ik het rond de herfstvakantie nog niet goed genoeg deed, ik alsnog naar de havo moest. En dat is dus het geval, helaas. Ik stond onvoldoende voor vijf vakken en dat was veel te veel. Na een lang gesprek volgde dat ik inderdaad naar havo moest, dus naar een andere school.
Toen mijn mentor me het slechte nieuws vertelde heb ik me groot gehouden, maar thuis ben ik in huilen uitgebarsten. Helemaal in mijn eentje naar een nieuwe school, zo midden in het jaar, wat een nachtmerrie! Bovendien kan ik me geen klas zonder Puck en Lola voorstellen.
Een opgewonden blaf van Esra schrikt me op uit mijn gedachten. Ik zie dat Esra zich vol enthousiasme op een langs rennende labrador stort. Ondanks alles moet ik glimlachen. Esra is altijd zo enthousiast, het liefst zou ze de hele dag door spelen. De eigenaar van de labrador begroet me vriendelijk als hij langs me loopt. Het gezicht van de twee spelende honden is zo lief, dat ik morgen heel even vergeet. Maar niet voor lang. Als de labrador weer achter zijn baasje aan huppelt, en Esra naar mij toe komt gerend, valt de afschuwelijke werkelijkheid me weer in.
Rillend van de kou zet ik koers richting huis. Als we bij de weg aankomen, lijn ik Esra aan. Twee diepbruine hondenogen kijken me teleurgesteld aan. ‘Sorry Es, je mag niet los op de grote weg,’ leg ik mijn hond heel serieus uit. ‘Hier rijden auto’s, dat is gevaarlijk.’
Een man die langs fietst kijkt me verbaasd aan. Ik kijk geïrriteerd terug. Wat nou, ik praat altijd tegen Esra. Ik ben ervan overtuigd dat ze me verstaat.
Tien minuutjes later strompel ik blauw van de kou de keuken binnen. Mijn moeder zit aan de keukentafel met een tijdschrift en een kopje thee. Esra rent kwispelend op haar af.
‘Dag liefje, heb je lekker gewandeld met Colette?’ Mijn moeder gaat op haar hurken zitten en Esra gaat direct op haar rug liggen. Mijn moeder begint haar buikje te aaien en Esra blijft non-stop kwispelen. ‘Waar ben je geweest, Co?’ vraagt mijn moeder aan mij. ‘Naar het bos,’ antwoord ik, terwijl ik mijn muts afzet. Mijn lange blonde krullen staan alle kanten op, behalve de goede.
‘Esra!’ De keukendeur vliegt met veel geweld open en mijn zusje Loïs stormt binnen. Esra springt op en ze begroet Loïs vrolijk.
‘Loïs, Colette, willen jullie warme chocomel?’ biedt mijn moeder dan aan. ‘Graag!’ antwoord ik meteen. Ik heb het nog steeds ijskoud, al heb ik mijn jas en sjaal nog steeds aan.
‘Colette, roep jij Julie ook even?’ vraagt mijn moeder. ‘Misschien wil ze ook wat drinken.’ Ik knik en loop richting de gang. Mijn zus zit natuurlijk weer op haar kamer met haar vriendje te bellen. Ze heeft nu een maand verkering, en zij en Olle zijn net een Siamese tweeling.
In de gang doe ik mijn jas uit, mijn sjaal laat ik om. Het wol is heerlijk warm in mijn nek. Ik loop de trap op en klop twee keer op Julies deur. Zonder op antwoord te wachten doe ik de deur open. Julie ligt op bed met haar laptop. Natuurlijk, als ze niet met Olle belt, dan chat ze wel met hem. ‘Juul, wil je warme chocomel?’ vraag ik haar.
‘Lekker,’ reageert mijn zus afwezig. Ik plof naast haar op bed. ‘Met wie ben je aan het msnen?’ Er verschijnt direct een gelukzalige roes op het gezicht van Julie. ‘Met Olle. Hij komt even langs vanavond.’
Ik kan er niets aan doen, maar ik moet lachen. ‘Olle is de deur net uit, Juul!’ Mijn zus haalt verlegen haar schouders op. ‘Nou en, ik ben het liefst de hele dag bij hem.’
Soms erger ik me ongelofelijk aan de plakkerige Julie en Olle, maar eigenlijk vind ik het ook wel schattig. Ik kan me alleen niet voorstellen dat ik ooit zo verliefd word. Ik ben pas een paar keer verliefd geweest, en dat stelde eigenlijk niks voor. Ik heb ook pas twee keer een vriendje gehad, waarvan een op de basisschool was, en dus eigenlijk niet telt. Mijn tweede vriendje was in de tweede klas, ik had een maand verkering met Jorick. Maar dat was ook niet zo serieus, we hadden niet eens gezoend. Ik geloof dat ik een keer bij hem thuis ben geweest, en hij geen een keer bij mij…
‘Jongens, de chocomel is klaar!’ hoor ik mijn moeder dan roepen. Julie typt nog wat en dan klapt ze haar laptop dicht. ‘Hij komt om zeven uur,’ deelt ze tevreden mee.
Achter elkaar aan lopen Julie en ik naar beneden. Mama en Loïs zitten al aan tafel, met ieder een grote dampende kop chocomel voor hun neus. Julie en ik gaan ook zitten en ik sluit meteen mijn handen om een heerlijke warme kop. Ik neem een slok en meteen heb ik het een stuk warmer. ‘Heerlijk,’ zucht ik gelukzalig.
Opeens zie ik de brochure liggen voor mijn nieuwe school. Meteen smaakt mijn chocomel veel minder lekker. Ik kan er niks aan doen, maar de tranen springen me in de ogen. Loïs ziet het meteen. ‘Co, wat is er?’ vraagt ze verbaasd.
Ik haal mijn schouders op en dan begin ik echt te huilen. ‘Ik wil niet naar die klote school!’ gil ik. ‘Ik wil helemaal niet weg, ik wil niet…’ Ik veeg ruw met mijn handen door mijn ogen.
‘Liefje toch…’ Mama staat op en ze slaat haar armen om me heen. ‘Je zult zien, alles komt goed. Je maakt snel genoeg nieuwe vriendinnen.’
‘Ik wil geen nieuwe vriendinnen,’ roep ik woedend. ‘Ik wil Lola en Puck!’ Ik sta op en storm naar boven. Die warme chocomel kan me gestolen worden.

Een uurtje later zit ik op mijn bed, tussen Lola en Puck in. Toen ik overstuur naar boven was gerend, heb ik hen meteen opgebeld. Ik heb mijn vriendinnen nodig.
‘Ik ga jullie zo missen…’ snotter ik voor de zoveelste keer, terwijl ik hen allebei tegelijk omhels. ‘Wij jou ook,’ mompelt Lola met een brok in haar keel. ‘We laten je nooit in de steek, Co.’ ‘We zijn er altijd voor je,’ vult Puck aan. Ik kijk mijn vriendinnen aan, met tranen in mijn ogen en rode vlekken van het huilen. Wat zijn ze toch lief…
‘Ik zou niet weten wat ik zonder jullie zou moeten,’ snik ik. Puck veegt nu ook een traan uit haar oog. ‘Je slaat je er wel doorheen,’ sust ze me. ‘Alles komt goed.’
Ik weet niet waarom, maar op dit moment geloof ik haar. Iedereen zegt al weken tegen me dat het wel goed komt, en ik heb het altijd onzin gevonden. Ik ga helemaal alleen naar een andere school, hoe kun je dan zeggen dat het goed komt? Maar op dit moment geloof ik Puck. Ik geef Lola en Puck allebei een dikke zoen op hun wang. ‘Dankjulliewel…’ fluister ik schor.
We zitten nog een tijdje zwijgend op bed, met onze armen over elkaar heen. Dan springt Lola op. ‘Kom jongens, wat zitten we hier nou saai te zijn! Laten we iets leuks gaan doen.’ Puck springt ook op en ze klapt een paar keer in haar handen. ‘Goed idee! We hebben er niks aan om als depressieveilingen op bed te gaan hangen.’
Ik grijns en veeg de laatste tranen uit mijn ogen. ‘Oké, ik ben het met jullie eens. Wat gaan we doen?’

Die avond lig ik pas laat in bed. Lola, Puck en ik zijn gezellig met z’n drieën naar de stad geweest. Lola had getrakteerd op pannenkoeken en ik heb lekker veel met mijn geld gesmeten.
S’avonds hadden we wat gegeten bij Mc Donalds en daarna hadden we nog een film gekeken bij Puck thuis.
Ik kwam pas rond half elf binnen, wat mama en papa eigenlijk niet zo leuk vonden. Ze vindt dat ik door de week om tien uur in bed moet liggen. Maar voor vandaag maakten ze een uitzondering, vertelde papa me.
Ik lig nu al ruim een uur in bed, maar ik kom maar niet in slaap. Ik ben hartstikke moe, maar ik ben veel te zenuwachtig om te kunnen slapen. Ik zie steeds voor me hoe het morgen zal zijn. Ik kom binnen in mijn nieuwe klas, helemaal alleen. Iedereen heeft natuurlijk een vaste plek en ik sta er radeloos bij. Iedereen lacht me uit. In de pauzes sta ik moederziel alleen. Ik krijg boterhammen met kaas naar mijn hoofd geworpen en word uitgemaakt voor vriendloos.
Ik dwing mezelf om hiermee te stoppen, ik ga me hier nog veel ellendiger door voelen.
Opeens schiet ik overeind. Ik weet nog niet eens wat ik morgen aandoe! Ik spring meteen uit mijn bed en ruk mijn kast open. Zou ik mijn zwarte broek aandoen? Nee, te saai. Mijn witte broek? Nee, dat is iets voor de zomer. Mijn donkerblauwe spijkerbroek dan? Ik zoek wanhopig, maar de broek is natuurlijk nergens te vinden. Hij ligt natuurlijk in de was. Ik onderdruk een kreet en ga door met zoeken. Mijn paarse skinny jeans misschien? Nee, te opvallend voor zo’n eerste dag. Ik zal dan voor de rest van het jaar bekend staan als het meisje met de paarse broek. En wat voor een trui moet ik aan? Mijn bruine trui ligt in de was, mijn witte bloes is al eeuwen kwijt, op mijn grijs gestreepte jurkje zit een vlek, overal is wel iets mis mee. Ik heb zin om een lekker potje te huilen.
Maar dan valt mijn blik op de stapel tassen in de hoek van mijn kamer. Ik heb vandaag een boel nieuwe kleren gekocht! Opgelucht keer ik alle tassen om. Ik besluit meteen dat ik mijn nieuw, donkerblauw spijkerrokje aandoe, wat ik bij de America Today gekocht heb. Tussen de berg nieuwe kleren vind ik ook nog een beige, wat langer shirtje, waarbij ik een hoge zwarte tailleriem heb gekocht. Eigenlijk is het een beetje te koud voor deze tijd van het jaar, maar met mijn korte zwarte vestje erop gaat het best. Tevreden bekijk ik mijn uitgekozen kleren, die ik als een paspop onder elkaar heb gelegd. Om mijn kleren kan ik in ieder geval niet uitgelachen worden. Ik wil bijna weer in bed kruipen, als me invalt dat ik nog schoenen moet kiezen. Ik loop naar de andere kant van mijn kamer, waar mijn schoenen in een soort inloopkast staan. Ik heb gigantisch veel schoenen. Schoenen is nou eenmaal mijn grootste verslaving. Ik twijfel tussen mijn donkerbruine laarzen, mijn beige pumps en mijn zwarte korte laarsjes met hak. Ik ga uiteindelijk toch voor de zwarte korte laarsjes met een hak. In de bruine laarzen heb ik vandaag geen zin en de pumps zijn misschien een beetje te tuttig op mijn rokje. Ik zet mijn laarsjes bij mijn uitgekozen kleren en dan kruip ik uitgeput weer in bed. Op mijn wekker zie ik dat het al half een is geweest. Ik moet echt eens gaan slapen, morgen ben ik kapot. Ik knijp mijn ogen stijf dicht en probeer in slaap te vallen. Tevergeefs. Ook al ben ik doodmoe, ik kom maar niet in slaap. Ik zie het een uur worden, twee uur, drie uur… En pas om tien voor half vier beginnen mijn ogen dicht te vallen.



2
Hier is het dan. Mijn nieuwe school.
Met een bonzend hart en verkleumde vingers van de kou (niet zo slim om mijn handschoenen te vergeten) fiets ik het plein op van mijn nieuwe school. Dit is de school waar ik de laatste twee jaren middelbaar ga slijten. Dit is de school waar ik de komende twee jaar meer zal zijn dan thuis. Ik slik met moeite een paar tranen weg.
Het is ontzettend druk bij de fietsenstalling, ik fiets bijna een of andere brugmug omver. Bijna alle parkeerplekken zijn al vol. Ben ik laat ofzo? Eindelijk spot ik een vrij plekje, tussen een splinternieuwe fiets en een mountainbike in. Ik stap af en rij mijn witte, krakkemikkige omafiets tussen de twee fietsen in. Het is wel erg krap, maar het gaat. Net.
Ik wil mijn donkerblauwe eastpack van de bagagedrager pakken, maar ik heb geen gevoel meer in mijn vingers, die onderhand dezelfde kleur hebben gekregen als mijn rugzak. Ik geef een ongecontroleerde ruk aan mijn snelbinders. Dat had ik beter niet kunnen doen. Mijn fiets kiept om en komt kletterend terecht op de splinternieuwe fiets ernaast. De splinternieuwe fiets kiept ook om, en komt op zijn beurt terecht op de fiets daarnaast. Binnen no-time zijn er zes fietsen omgevallen, met een hoop kabaal en geweld. Alle hoofden op het plein draaien zich mijn kant op. De vlammen slaan me uit en ik wil het liefst door de grond zakken. Een paar jongens beginnen te joelen en ik hoor iemand er bovenuit schreeuwen dat ik ze moet oprapen. Ik word nog roder dan rood en besluit terplekke dat ik het nu al helemaal verpest heb. Ik buk me om mijn rugzak te pakken, die onder drie fietsen ligt. Het groepje jongens zit nog steeds te joelen en te schreeuwen. ‘Boh, die is gedist,’ hoor ik er een lachen.
Met een knalrood hoofd begin ik de fietsen op te rapen. Tot overmaat van ramp zie ik dat twee fietsen helemaal in elkaars remkabels verstrengeld zitten. Ik zucht wanhopig. Wat moet ik nou? Ik sjor hulpeloos aan een van de fietsen, en dan hoor ik een knak. Ik heb de kabels over gebroken. Wel ja, dat kan er ook nog wel bij. Ik schrik me een ongeluk en ik voel me nog ellendiger. Er is een voordeel: Erger kan het niet worden. Ik besluit te doen alsof ik niks gedaan heb en zet de fietsen recht. Dan haast ik me naar de ingang.
Ik zit midden in een stroom brugmuggen en ik voel me ongelofelijk opgelaten. Dadelijk denken mensen nog dat ik hier bij hoor. Ik ben wel ruim twee koppen groter dan die brugmuggen, maar dan nog. Het valt me meteen op dat deze school veel groter is dan mijn oude school. Logisch, hier zit havo, vwo en gymnasium, op mijn oude school alleen vwo en gymnasium.
Het is ongelofelijk druk in de gang, ik heb het gevoel dat ik op een of andere zondagsmarkt ben belandt. Verder heb ik geen idee waar ik naartoe moet. Lokaal 18, staat in het lesrooster dat me via de e-mail is toegestuurd. Volgens dat ding heb ik nu Frans. Ik speur de muren af naar bordjes die me de weg kunnen wijzen, maar ik zie niks hangen, behalve een paar schilderijen en posters.
Dan schrik ik op van een raar geluid. De bel, gok ik. Wat een idoot geluid, het klinkt als een kraai met buikpijn. Het wordt zo mogelijk nog drukker op de gang en ik word bijna omver gelopen. Dan zie ik godzijdank een bordje aan de muur hangen. “Lokaal 20 t/m 25, naar links.” Daar moet ik niet dus niet zijn, laat ik rechts dan maar proberen. Godzijdank zie ik om de hoek een bordje hangen met daarop “Lokaal 15 t/m 19, naar boven.”
Zuchtend strompel ik de trap op Als ik boven ben zie ik lokaal 18 al snel liggen en ik ga in de buurt van de deur staan. Dan pas valt me in dat ik mijn jas nog aan heb. Knalrood doe ik mijn jas uit en ik prop hem in mijn rugzak. Ik strijk snel mijn vestje glad en haal een hand door mijn krullen. Hopelijk zit alles nog goed… Zenuwachtig kijk ik om me heen. Er staan nog een paar mensen voor dit lokaal te wachten, mijn klasgenoten waarschijnlijk. Ik zie dat twee jongens me onderzoekend opnemen. Een jongen met blond haar zegt wat tegen de andere jongen. Ik versta niet wat hij zei, maar de andere jongen grijnst en fluit. Ik voel me verschrikkelijk opgelaten. Naast de twee jongens staan drie jaloersmakend mooie, maar wel ordinair ogende meisjes. Ze hebben het zo druk met praten en lachen dat ze mij nog niet eens hebben opgemerkt.
Dan komt er opeens een sloom uitziende man de trap op gelopen. Hij heeft grijs haar en een bril. Mijn leraar, lijkt mij.
‘Yo meneer,’ zegt de blonde jongen met een grijns. De man steekt zijn hand op. ‘Goedemorgen jongens. En, fijne vakantie gehad?’ De rest van het gesprek gaat volledig langs me heen. Nu komt het gedeelte waar ik het aller zenuwachtigst voor ben. Mijn allereerste entree in mijn nieuwe klas.
In een waas zie ik dat de grijze man de deur opent en dat de klas langzaam naar binnen stroomt. Mijn hart klopt zo hard dat ik het gevoel heb dat ie het gaat begeven. Met knikkende knieën loop ik achter iedereen aan naar binnen. Iedereen gaat op zijn vaste plek zitten, zonder hun gesprekken te staken. Ik sta trillend van de zenuwen in de deuropening. Waar moet ik nou gaan zitten? Het geroezemoes in de klas begint te verstommen, en een paar seconden later staart iedereen me aan. Ik heb het gevoel dat mijn gezicht in brand staat en ik weet me absoluut geen houding te geven. Het blijft een eindeloze seconde doodstil.
‘Ah, jij moet Colette zijn!’ verbreekt de leraar de stilte dan. ‘Kom binnen, meisje.’
Aarzelend loop ik richting de leraar. Zevenentwintig paar ogen prikken in mijn rug. ‘He, dat is best een lekker wijf,’ hoor ik de blonde jongen fluisteren tegen zijn buurman. Ik heb de neiging om hem een klap te verkopen. Maar mijn kledingkeus is in ieder geval geslaagd…
Als ik tegenover de leraar staat, geeft hij me een hand. ‘Hoi Colette, fijn dat je er bent. Ik ben meneer Visser en ik geef Frans.’ Ik glimlach beleefd en mompel iets wat op “Hallo” lijkt. ‘Nou Colette, jij wil je vast wel even voorstellen,’ beslist meneer Visser voor mij. Ik kan die man wel slaan! Dit was mijn grootste angst. Me voor de klas voorstellen.
Ik haal diep adem. ‘Nou, ik ben dus Colette…’ begin ik aarzelend. ‘Ik ben 15, en, uhm, ik heb een hond.’
‘Nog hobby’s?’ vraagt meneer Visser geïnteresseerd. ‘Uhm, ik zat op handbal, maar daar ben ik af…’ antwoord ik. Ik vertel er maar niet bij dat dit is omdat ik er niks van kon, en altijd iedereen blesseerde met mijn mislukte worpen met een mega afwijking.
‘En nog broertjes of zusjes?’ Jezus, wat een opdringerig persoon. ‘Ja, een oudere zus en een jonger zusje,’ antwoord ik kortaf. Mag ik nou alsjeblieft gaan zitten, bid ik in stilte. Ik voel me vreselijk zo voor de klas.
‘Oké,’ knikt meneer Visser. ‘Leuk, hoor. Iemand nog vragen?’
In mijn hoofd zie ik drie manieren voor me op die man de mond te snoeren. Manier 1: Zijn mond lekker strak afbinden met een stuk tape. Manier 2: Een dikke prop (gebruikt) wc papier in zijn mond proppen. Manier 3: Hem een pijnlijk spuitje geven zodat hij niet meer kan praten.
Tot mijn grote schrik zie ik vier vingers de lucht in gaan.
Meneer Visser wijst een meisje met oranje haar aan. ‘Ga je gang, Keeley.’
‘Waarom ben je hier op school gekomen?’ vraagt het meisje dat blijkbaar Keeley heet.
‘Ik haalde het vwo niet meer, dus ik moest naar de havo,’ antwoord ik zo snel mogelijk. Ik wil gaan zitten, schiet alsjeblieft op…
‘Huh, maar waarom ga je dan helemaal naar een andere school?’ vraagt Keeley verbaasd. ‘Omdat ik op een school zat waar alleen vwo gevestigd zat,’ antwoord ik ongeduldig. Wat een doordrammer is dit. Keeley lijkt tevreden en ze houdt haar mond.
Meneer Visser geeft iemand anders de beurt. Het is de blonde jongen. ‘Heb je een vriend?’ vraagt hij doodleuk. De klas barst in lachen uit en ik kijk de jongen verbijsterd aan. Waar haalt hij het lef vandaan?
‘Thomas,’ zegt meneer Visser berispend. Thomas grijnst en hij geeft me een knipoog. Ik word niet koud of warm van die jongen. Wat een smerige slijmbal.
Meneer Visser klapt in zijn handen. ‘Nog iemand een vraag?’
‘Ja, ik!’ Het is een van de drie ordinaire meisjes. Dit meisje heeft ontzettend lange blonde haren en groene ogen. Zij is zo’n meisje waar je onzeker van wordt.
‘Wat voor een hond heb je?’ vraagt het meisje. Het verbaasd me dat het er zo vriendelijk uitkomt. Dat meisje lijkt me een regelrechte bitch. Meteen schaam ik me een beetje. Ik heb het recht niet om zo snel te oordelen.
‘Een flatcoated retriever,’ antwoord ik zo aardig mogelijk.
‘O, die ken ik,’ reageert het meisje enthousiast. ‘Dat zijn hartstikke lieve beesten.’ Ik lach verlegen. Eigenlijk voel ik me vereerd dat zo’n knap, populair uitziend meisje aandacht aan mij besteedt.
Gelukkig heeft niemand meer vragen en meneer Visser wijst me een plek toe. Ik kom naast een meisje te zitten dat Caro heet.
‘Tenslotte doen we nog een namenrondje,’ deelt meneer Visser mee, als ik eindelijk mag gaan zitten. ‘Dat is wel het handigst voor Colette.’
Het blonde meisje blijkt Ruby te heten, en de andere twee meisjes heten Cecile en Fleur. Voor de rest heb ik eigenlijk geen namen onthouden, ik was er helemaal niet bij met mijn gedachten.
Het laatste kwartier zet meneer Visser ons aan het werk. Caro, het meisje naast me, zegt geen woord en ik voel me heel opgelaten. Moet ik nou iets tegen haar zeggen of niet? Veel bedenktijd heb ik niet, want de bel gaat. Iedereen klapt opgelucht zijn boeken dicht. ‘Voor de volgende keer leren we de woordjes op bladzijde vijftig,’ roept meneer Visser door de klas. ‘Houd rekening met een so!’ Ik zucht. Ik zit hier nog geen uurtje op school en dan wordt er al een so aangekondigd. Volgens mijn lesrooster heb ik nu natuurkunde, in lokaal 109. Ik volg mijn klasgenoten schuchter en even later sta ik voor het natuurkundelokaal. Natuurkunde is echt mijn minst favoriete vak…
De deur gaat open en er stromen hordes brugklassers uit. Ik wou dat ik nog in de brugklas zat. Dan liep ik nu veilig tussen Lola en Puck in, in plaats van moederziel alleen… Ik loop achter iedereen aan de klas binnen. Ik wacht een beetje totdat de meeste zitten en kijk waar er plekken vrij zijn. De plek naast Caro is nog vrij, dus ik neem aan dat ik weer naast haar kan gaan zitten. Als ik op de stoel naast het meisje neerplof, verschijnt er een vrouw voor het bord. Ze heeft korte rode haren en een dikke zwarte bril. Ongetwijfeld mijn lerares.
Ik buk om mijn natuurkunde boeken uit mijn rugzak te pakken. Ik kom er vrijwel meteen achter dat ik in plaats van natuurkunde, scheikunde heb meegenomen. Ik zucht. Fijn is dat. Ik sta op en loop richting de lerares. Ik kan het maar beter nu melden, als dat ze er dadelijk achter komt. Als ik vlak voor de lerares sta, valt me op hoe lelijk ze is. Haar huid is rood en vlekkerig en haar haren zijn vettig. Bah.
‘Uhm, mevrouw,’ begin ik een beetje verlegen. ‘Ik heb de verkeerde boeken meegenomen.’
De vrouw neemt me onderzoekend op. Ik verwacht dat ze iets gaat zeggen als “He, ken ik jou”, of “Oh, jij zult het nieuwe meisje wel zijn.”
Maar de vrouw zegt niets en ze kijkt me met samengeknepen ogen aan. ‘Ik neem aan dat je weet wat de consequenties zijn?’ vraagt ze scherp.
Ik kijk haar verbaasd aan. ‘Nee mevrouw, sorry, ik heb geen idee. Ik ben nieuw hier.’
Dit had de vrouw niet verwacht. Ze kijkt me verward aan. ‘Wat is je naam?’
‘Colette,’ antwoord ik. Wat is dit een chagrijnig wijf, zeg. Ik haat haar nu al. Op mijn oude school had ik een hartstikke aardige leraar voor natuurkunde. Natuurkunde is een van mijn slechtste vakken, en meneer Bol van natuurkunde hielp me er altijd heel goed mee. Deze vrouw ziet er niet bepaald behulpzaam uit, op zijn zachts uitgedrukt.
‘Nou Colette, jij maakt niet een bepaald goede indruk op mij, je eerste les al je boeken vergeten,’ merkt de vrouw vinnig op. Ik weet niet wat ik hoor. Ik besluit terplekke dat dit de ergste lerares van het Noordelijk halfrond moet voorstellen.
‘Sorry hoor,’ zeg ik, met een verontwaardigde blik in mijn ogen.
‘Ga maar zitten en kijk mee bij je buurvrouw,’ bromt de lerares. Het valt me op dat ze zich nog helemaal niet heeft voorgesteld. ‘Voor deze ene keer zie ik het nog door de vingers, maar de volgende keer kun je het reglement drie keer overpennen.’
Nog verontwaardigder dan ik al was, keer ik terug naar mijn plaats. Wie laat nou iemand drie keer het reglement overpennen als ie zijn boeken vergeet? Dit is echt belachelijk.
‘Mag ik bij jou meekijken?’ fluister ik tegen Caro. ‘Ik heb mijn boeken niet.’
Caro knikt en ze schuift haar boek een stukje naar mij. Erg spraakzaam is het meisje niet.
‘Dankjewel,’ zeg ik vriendelijk. Dan hoor ik opeens mijn naam door de klas schallen. Ik kijk verbaasd op. Ik zie dat de verschrikkelijke lerares me woedend aankijkt.
‘Colette, je hebt je boeken al niet, en dan ga je ook nog vrolijk zitten praten? Dat noem ik ronduit onbeschoft.’
Mijn ogen worden groot en ik heb het gevoel dat ik uit mijn vel ga springen. ‘Maar mevrouw, ik moest toch aan Caro vragen…’
‘Je hebt je mond te houden,’ valt de heks me in de reden. ‘Ik bepaal hier wat er gebeurd, oké?’
Ik besluit mijn mond te houden, want anders weet ik zeker dat ik dat mens aanvlieg. Knarsetandend friemel ik aan mijn etui. Ik bid stilletjes dat deze les snel voorbij mag gaan. Tevergeefs, de les duurt voor mijn gevoel eindeloos. Dat mens besteedt verder geen aandacht meer aan mij, ze gaat verder met uitleggen. Ik krijg er weinig van mee, het enige wat ik doorheb is dat het over kracht en evenwicht gaat. Het laatste kwartier moeten we de opdrachten maken die erbij horen. Zoals gewoonlijk snap ik er geen hol van, dus ik staar doelloos voor me uit. Als de bel gaat, ben ik ongelofelijk opgelucht. Maar als ik me bedenk dat het nu pauze is, schiet ik meteen weer in de stress. Zenuwachtig loop ik achter mijn klasgenoten aan de klas uit en ik volg hen richting de aula. De aula is ontzettend groot en het is er vreselijk druk. Er staan een aantal tafels, maar de meeste leerlingen staan in groepjes langs de kant, of ze hangen op de trappen. Ik heb geen idee waar ik moet gaan staan. Ik loop doelloos rondjes door de aula, en ik heb het gevoel dat iedereen naar me kijkt. Ik heb me nog nooit zo opgelaten gevoeld. De tranen springen me spontaan in de ogen. Waar moet ik nou heen? Ik besluit voor de noodoplossing te kiezen: Ik ga me schuilhouden in de wc.
De wc heb ik gelukkig snel gevonden. Gelukkig is er op dit moment niemand. Met bibberende benen loop ik een hokje binnen en ik sluit af. Met een zucht zak ik neer op de wc. Wat heb ik een medelijden met mezelf. Ik ben zo vriendloos, dat ik me in de pauze in mijn eentje op de
wc bevindt. Wat een loser ben ik. Dan voel ik iets nats langs mijn wang omlaag lopen. He, nou zit ik hier ook nog te janken. Al kan niemand me zien, ik schaam me dood.
Ik pak mijn broodje met worst uit mijn rugzak en begin te eten. Bah, ik had nooit gedacht dat ik ooit nog eens op een wc zou eten. Op dat moment gaat de deur open en zo te horen komen er iemand binnen. Ik verstar en houdt me zo stil mogelijk. Niemand mag ontdekken dat ik de pauzes als een vriendloze loser op de wc doorbreng. Dan bedenk ik me juist dat ik een geluidje moet maken, niemand zit doodstil op de wc. Ik haal diep adem. ‘Pssss…’ doe ik dan.
Meteen kan ik mijn tong er wel afbijten. Het klinkt als een leeglopende fietsband, helemaal niet alsof er iemand plast. Ik knijp mijn ogen stijf dicht en hoop dat het meisje snel verdwijnt.
Even later hoor ik haar doortrekken en de deur gaat open. Het meisje wast haar handen en ze verdwijnt weer. Ik zucht opgelucht. Net als ik nog een broodje wil eten, gaat de bel. Ik realiseer me dat ik geen idee heb waar ik moet zijn. Alsof ik een brugmug ben, pak ik mijn agenda en zoek op waar ik les heb. Ik heb blijkbaar Nederlands in lokaal 02.
Zuchtend doe ik mijn tas dicht en ik doe de deur van het slot. Alsof ik deze pauze helemaal niet als een vriendloze loser, jankend op het toilet heb doorgebracht, loop ik naar buiten. Op zoek naar lokaal 02.


Ik heb nog veel meer, ongeveer 85 word bladzijdes. Waarschijnlijk post ik nog wel meer!

Laat alsjeblieft jullie mening horen.

Alle rechten voorbehouden 2005-2024 - www.verhalenlezen.nl


Verhalen

Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.

Verhalen posten

Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!


Statistieken

Totaal verhalen: 5184
Totaal categorieën: 10
Totaal 50 bezoekers online