Backpack.
U leest om dit moment het verhaal Backpack gepost door Djaga . Dit verhaal is gepost in de categorie griezel verhalen. Wilt u een zelf geschreven, of een mooi verhaaltje posten? Klik daarvoor hier.Wilt u terug naar griezel verhalen?
Categorie: griezel verhalen
Gepost door: Djaga
Gepost op: 2010-1-8
Verhaal:
Backpack
“Eindelijk”, verzuchtte ik toen ik aankomt bij een pittoresk dorpje.” Waar the hell zou ik nu weer beland zijn?”, vroeg ik me af. Ik pak er een kaart bij en zoekt de plaats op waar ik al zolang naar op zoek is: Sighiþoara. Als ik niet zo geïnteresseerd was in Dracula en alle mythes eromheen was ik hier van ze lang zal ze leven nooit gekomen. Ik zoek naar een naambordje of iets wat er op lijkt. “Wat een dode boel hier”, denk ik. In het dorpje is er één hoofdstraat, de weg bestaat uit één dikke laag klei of iets wat erop lijkt. Aan de straat liggen een winkels, zoals (denkt ik) een slager en een rommel winkel waar geen enkele productgroep de boventoon aanvoert. Verder nog een paar aftandse huisjes. Dan springt een soort café in het oog, er staat “Hostel” boven. “Mooi!” denk ik, “ik heb nu tenminste al een slaapplek in the pocket!”. Ik twijfel of ik eerst even het dorpje wil verder wil bekijken of meteen mijn grote backpacktas kwijt wil. “Hm, eerst maar even mijn tas dumpen”, denk ik. Ik loop richting de hostel, voorzichtig, want de permanente laag sneeuw zorgt voor gladde taferelen. Ik vind het wel fijn om eindelijk weer iets van de bewoonde wereld te zien, nou ja bewoond, iets in die richting. “Als je hier een strobal door zou laten waaien zou het, het plaatje helemaal compleet maken”, verzucht ik. Ik heb een aantal dagen door een immens groot bos moeten ploeteren, ik vond het allemaal wel prachtig, maar op den duur was ik het wel allemaal beu geraakt. Zo’n half uur voordat ik hier aankwam liep ik nog in het bos en kwam ik een reusachtig oud maar heel mooi kasteel tegen. De hekken eromheen hielden mij tegen om een kijkje dichterbij te nemen. Tussen de spijlen van de hekken door zag ik een grote tuin, uiteraard helemaal wit van de sneeuw, en hier en daar wat bomen en houten bankjes. “Romantisch”, had ik toen gedacht, “als je ’s avonds in het maanlicht een avondwandeling wil maken!”.
Ik klop mijn voeten goed aan de voetveeg als ik binnenstap. De bel die boven de deur gemonteerd is, rinkelt en 2 paar ogen kijken een beetje lauwloenig mijn kant op. Mijn ogen gaan vluchtig door het café heen en constateer een oude boel, ik heb ook niks anders verwacht. Twee man zaten al laveloos aan de bar, althans er zat weinig leven in. De barman staat achter de donkergekleurde houten bar een paar vieze glazen te pouleren met een nog viezer doekje. Er zat nog een man, van een jaar of vijftig schat ik, aan de bar, maar die had zijn capuchon van zijn lange maar mooie jas helemaal over zijn hoofd getrokken. Hij viel, net als ik, een beetje uit de toon hier. De barman kijkt me argwanend aan en zegt in het gebrekkig Engels: “Ai hef no foods”. Ik wil zeggen dat ik geen eten zoek, maar een slaapplek, maar ik word onderbroken door de man in de lange jas, hij zegt, volgens mij, in het Roemeens dat ik hoogstwaarschijnlijk een slaapplek nodig heb, want de barman kijkt me ineens een stuk vriendelijker aan en rommelt wat in een la en pakt er een hotelsleutel uit. De man in de lange jas staat op en loopt naar buiten, zonder mij ook een blik waardig te keuren. De barman zegt: “My name”, wijzend op zichzelf, “isz Gellof, yesh?”. Ik knik en zeg dat Benthe heet. “Benthe? Thasz a prutty nem”. “Thank you”, zeg ik. Ik rommel vervolgens wat in mijn te grote tas en pak vervolgens mijn portemonnee en pak er wat Euro briefjes. Ik zwaai ermee en zeg in het Engels dat ik alleen dat heb. Gellof kijkt me aan alsof’tie me wil zoenen. “Yesh, Euro’s, yesh, isz good isz good!”. Ik moet lachen samen met Gellof. De lamme mannen achter bar kan het nog steeds allemaal niks schelen.
Gellof wijst me de weg en ik plof vervolgens op mijn zeer oude bed, de stof vliegt omhoog en krijg meteen hevige kuchbui. “Zo, je krijgt er spontaan hooikoorts van”, denk ik. Ik loop naar het raam en veeg wat damp en iets vies weg, ik kijk naar buiten waar er een waterig zonnetje over het dorp schijnt en kan zo al wat meer van het dorp zien. Er is nog een grote zijweg, waaraan heel oude houten elektriciteitspalen staan. “Mijn god, dat deze dorpen nog bestáán”, vraag ik me verwonderend af. In de verte staat nog een groot gebouw die mijn aandacht een beetje getrokken heeft. Ik trek me jas terug aan en loop naar beneden en naar buiten, uitbundig gegroet door Gellof. “Zolang je geld hebt, heb je vrienden”, denk ik lachend. Ik loop langs de straat en loop rechtstreeks naar het grote en oude gebouw af. Ik neem de omgeving goed in me op. Er is hier sprake van een kleine woonwijk en kleine vrouwtjes die hun stoep staan te vegen met iets wat een bezem moet voorstellen. Ik steek de het t-kruispunt over en loop naar de stoep van het gebouw. Er is een klein betonnen muurtje voor het grote plein gebouwd, waar het pand aangrenst. Er is een bronzen plaat aan een stuk van het betonnen muurtje gevestigd en er staat “Lyceum” op. “Verrek!” denk ik, “het is een school gek”. Ik kijk om me heen en zie dat er meer auto’s staan dan dat je zou verwachten bij zo’n onderontwikkeld dorpje. Ik hoor in de verte iets van een zoemer gaan en er komen mensen uit het pand gelopen. Het grote plein voor het pand, school nu blijkbaar, moet dus een schoolplein zijn! Groepjes vormen zich en ontstaat geroezemoes en gelach. Links van me komt er ineens een jongeman langsgelopen, het loopje komt me bekend voor. Ik kijk hem bestuderend aan en kom erachter dat, dat de man met de lange jas was van het café! “Oei, mooie leeftijdsinschatting heb ik dan weer” denk ik spottend. Hij kijkt op en kijkt me voor het eerst aan, alsof hij me gedachtes gehoord heeft. Ik schrik van zijn uiterlijk. “Zo’n perfect persoon kan toch niet bestaan?”, stamel ik zachtjes. Hij kijkt terug vooruit met een kleine scheve lach nu. “Goddomme, die kerel heeft super oren en kan gedachtes lezen”, denk ik zuchtend.
Ik speel met de gedachte om me gewoon hier in te schrijven op school. “Nah, ik denk dat ik toch wat te oud ben als achttienjarige”, denk ik. “En per slot van rekening moet ik op zoek naar het dorpje waar Dracula heeft gewoond”, zucht ik. “Ik had me op deze backpackerstour misschien toch wat beter moet voorbereiden”, denk ik terug aan het moment waarop ik besloten heb, om er in mijn eentje erop uit te gaan. “Eerst langs Amerika, vervolgens de Scandinavische landen, daarna richting Transsylvanië, om vervolgens via Zuid-Afrika richting Indonesië te gaan”, had ik nog vol enthousiasme gezegd. Nou, van het sparen is vrij weinig gekomen, dus ben ik maar meteen liftend naar Transsylvanië, zonder plan overigens, gegaan. Mijn ouders hebben niet achter mijn keuze gestaan, om in mijn eentje naar het Oostblok gebied te reizen. “Ja, je leert je eentje nog best goed kennen als je zolang zonder bekenden en in vreemde omgevingen bent”, denk ik vertwijfeld. “Maar goed, niks aan te doen, ik wilde zelf het huis bezoeken van Graaf Dracula”, bedenk ik me. Ik loop terug naar de hostel en luister wat muziek op mijn iPod en werk mijn reisboek bij. ’s Avonds loop in naar beneden in het café. Het lijkt wel of die twee man bij het meubilair horen in het café, want ze zitten er nog steeds op dezelfde manier, met dezelfde uitdrukking, alleen met een ander biertje. Gellof ontvangt me gul en schenkt me een schoon glas cola vol. “Thank you!” zeg ik. Dit drankje heb ik gemist! Vol dankbaarheid drink ik het glas in één teug leeg. Gellof begint bulderend te lachen en gebaart met zijn beide handen dat ik rustiger moet drinken. Ik moet ook lachen en gebaar dat ik dorst heb. Hij geeft me een vriendschappelijke klap op me schouder en schenkt me glas nog eens vol.
Er glijden zo een aantal dagen voorbij tot dat ik door Gellof in het gebrekkig Engels wordt geadviseerd om een bus die welgeteld één keer op de dag komt te pakken naar het volgende dorpje, want daar zouden meer winkels zitten. “Nou, dat is niet zo moeilijk om het aantal winkels van dit dorp te overschrijden”, denk ik sarcastisch. Maar ik luister naar zijn advies en sta een uur later op de bus te wachten. In mijn ooghoeken zie ik iets bewegen. De jongeman in de lange jas! Alhoewel, hij heeft nu een wat kortere, donkergrijze met witte spikkels tweed jas aan. “Dat staat hem ook al zo verdomde goed”, verzucht ik. Hij keurt me geen blik waardig en stapt de hostel binnen. Geen twee minuten later komt de bus en een half uur later sta ik opnieuw in een vreemd dorp. Ik slenter wat rond en verdwaal in een oude boekenwinkel. Doordat ik zoveel boeken over Dracula vind, raak ik de tijd uit het oog en is het al gauw donker. De oude uitbaatster van het winkeltje kucht één keer en gebaart naar haar horloge. Ik kijk op en vervolgens kijk ik naar buiten. “Shit!” Denk ik, “het is al donker!”. Hoe kom ik nu in vredesnaam thuis? De laatste en enigste bus is al een tijdje geleden vertrokken. “Pff, een half uur met de bus, is te voet 3 uur lopen of zo en ik heb nog niet eens op gelet welke kant we opgingen”, zucht ik. Ik knik naar de oude vrouw en loop naar buiten. Ik loop wat rond en probeer een plan te bedenken, ik hou met een schuin oog de winkels en cafés in de gaten, maar op geen enkele staat “Hostel”. Ik stap na een half uur rondlopen een café binnen die stampvol zit. “Dit heeft geen zin, ik kan geen Roemeens en ik kom echt niet boven dit kabaal uit”, denk ik. Ik loop nog een tijdje rond en de moed zakt me steeds meer in de schoenen. In de verte hoor ik voetstappen en ik draai me in één ruk om, ik zie een bekend gestalte mijn kant opkomen. De jongeman in de tweedjas! Ik kijk de jongeman aan en ben hem eeuwig dankbaar. “Come with me, Benthe”, zegt hij in het accentloos Engels. Ik kijk hem versuft aan. “Well?” vraagt hij. Ik wil een stap zetten, maar ik merk dat al mijn spieren zich onbewust hebben aangespannen. “Verdomme, wat voor een effect hééft hij echt op mij?”, denk ik versuft. Hij kijkt me met een schuin hoofd aan en ik kom loop richting hem. “How did you know my name?”, vraag ik hem plotseling. Hij kijkt me met een scheef lachje aan. “God, zou ik dit moment kunnen vasthouden voor altijd?”, denk ik verlangend. “My name is Robert”, zegt hij, niet mijn vraag beantwoordend. “O, okay, not quite foreign?”, ik kijk hem vragend aan. “No, it isn’t”, zegt hij kortaf. We lopen zwijgend naast elkaar en stappen dan in zijn auto. Het is een oldtimer, uit het jaar dat mijn vader precies zou weten. We zijn binnen minder dan een kwartier terug in het dorp. De auto stopt voor de hostel en hij stapt uit en is al binnen voor dat ik uit ben gestapt. “Nou, hij mag dan wel goddelijk knap zijn, van manieren heeft hij nog nooit gehoord”, frons ik. Ik kom binnen en Gellof kijkt me raar aan: “dids yu gets lost?”. “No, I lost track of time”, antwoordde ik simpel. Gellof kijkt me niet-begrijpend aan en Robert vertaalt het snel voor hem. Ik kijk hun alle twee gedachteloos aan en merk dat ik best moe ben van een dagje slenteren en loop naar boven.
De volgende dag kom ik beneden en rek me geeuwend uit. Gellof kijkt me lachend aan en vraagt of ik vandaag weer ga verdwalen tussen de boeken. Ik moet toch wel lachen van mijn avontuur van gisteren en antwoord dat ik vandaag in het bos ga spelen. “Yu bie bek for darrek, yesh?”, vroeg Gellof bezorgd. Het is nu mijn beurt hem een vriendschappelijke klap op zijn schouder te geven en knik lachend. Met nog een broodje in mijn mond van de rommelwinkel, ze verkopen er blijkbaar ook eten, loop ik terug het dorp uit waar ik het dorp ben in gekomen. Ik loop de hele weg terug omhoog naar het oude kasteel. Ik weet niet precies hoe ik toen gelopen ben, maar op een of andere manier weten mijn voeten het nog precies. Als ik eindelijk bovenaan ben, merk ik dat het geen half uur lopen is als je omhoog loopt, maar anderhalf uur. Wederom diep onder de indruk loop ik om het hek heen op zoek naar een slecht stuk van het hek. Na die gevonden te hebben, glip ik tussen de spijlen door en bevindt me eindelijk op de grond van het kasteel. Ik loop meteen naar een raam naast de immens grote voordeur en zie vrij weinig door het raam heen. Balend loop ik dan maar naar de prachtig witte tuin. Ik ga op een bankje zitten en verdwaal in mijn gedachtes. Ik word onderbroken, omdat mijn ogen automatisch iets bewegend detecteren. Ik moet drie keer kijken, maar kan van het wit iets anders onderscheiden. Het is een witte wolf! Ik spring in één ruk op en kijk om me heen en terug naar de wolf. “Nou ik verkies die boekenwinkel nu wel!”, bedenk ik me paniekerig. Ik zie iets bewegen in me ooghoeken en zie plots geen één maar vier wolven. Ze kijken me alle vier roerloos aan. “Well, say your prays”, dacht ik. De wolven lijken niet dichterbij te komen door al dat wit, maar opeens zijn ze toch alle vier gevaarlijk dichtbij. Op vier meter afstand blijven ze staan. “Nou, vanuit daar kunnen ze zeker springen”, bedenk ik me sarcastisch. Dan met een klap word ik razendsnel op getild vanuit mijn zij en op een schouder gegooid, het decor en de wolven verdwijnen snel en maken plaats de bekende hekken en bomen waar ik naar binnen ben geglipt. Ik word met een kwak met beide benen op de grond gezet en val door de klap alsnog op de grond. Ik word met twee boze ogen van boven aangekeken. “HAVE YOU LOST YOUR MIND?” briest Robert. “You got have been killed”, zegt Robert al op een veel rustigere toon. Ik kijk hem beduusd aan als ik voorzichtig op mijn benen wil staan. “I didn’t…”, begon ik zachtjes. “No, you didn’t knew there were wolves here in this country, you didn’t knew there were wolves in this particular area”, zegt Robert streng. “It is getting dark already, I’m going to take you back to the hostel”, besluit hij. Wederom lopen we zwijgend naast elkaar naar beneden. Robert loopt naar binnen gevolgd door mij en Gellof voelt de spanning tussen ons. Ik loop meteen naar boven, want ik heb geen zin om alles uit te leggen. Ik hoor Gellof meteen tegen Robert praten, maar heb geen zin om af te luisteren, want ik versta er toch niks van.
De morgen die daarop volgt, wil ik eigenlijk niet mijn bed uit komen. Er malen duizenden vragen door mijn hoofd, waarom is hij op alle momenten er wanneer ik hulp nodig heb? En is hij zo ongelofelijk snel of was mijn gevoel voor tijd helemaal weg op het moment hij mij opgetild had? En zijn uiterlijk? Zo bloody perfect, dat kan toch niet?
Ik kleed me met grote tegenzin aan, want ik heb geen zin om Gellof onder ogen te komen. Hij heeft een soort van vaderlijke invloed op mij en voel me toch een beetje schuldig. Met lood in de schoenen loop ik naar beneden en open de deur naar het café. Direct kijkt hij op en loop naar me toe. Hij pakt mijn schouders met beiden handen en zegt: “com sitsz dowwen, ai hef toe telle yu somthienk”. Ik kijk hem vragend aan en loop naar een barkruk. Doordat het gebruikelijk meubilair nog niet gearriveerd is, ziet het café er erg leeg uit. Gellof schenkt me een jus d’orange in en gaat zitten op zijn eigen barkruk achter de bar. Hij kijkt me serieus aan en vraagt of alles goed is. Met een geïrriteerd gezicht knik ik ja. “Benthe”, begint hij, “yu hef toe get outte of hier”. Ik kijk hem vragend aan. “Ik had alles verwacht”, denk ik. “Alles, maar niet dat ik moet vertrekken”. “Why?”, vraag ik hem. “Itte ies notte goed hier forre yu”, stamelt hij in het Engels. “Itte ies notte saif”, sluit hij zijn verhaal. Ik kijk hem aan en vraag: “Where must I go then?”. “Takesz zhe next boes toe zhe other dorf”, adviseert hij. “Forrom der yu ken get onne zhe treen bek toe zhe lievienk worreld”, legt hij uit. Ik snapte er helemaal niks van, ik knik beduusd. Ik maak met hem een plannetje op en besluit dat ik de volgende morgen de bus zal pakken.
’s Avonds zitten de vaste stamgasten en Gellof serieus te praten over de huidige situatie. Als ik de deur op van het café, is het opeens toevallig doodstil. Ik gooi me handen in de lucht en zeg geïrriteerd dat ik het heus wel aan kan dat ze over me praten. Één van de stamgasten bewoog zich uit zijn standaard lamme houding en begon tegen me in het vloeiend Engels te praten: “You know girl, it is not safe anymore for you. We talked about it and we don’t want you to get hurt. You must leave town as soon as possible.” Ik kijk hem nogal hersenloos aan, ik moest het feit nog verwerken dat het vaste meubilair zich überhaupt kon bewegen en nu begon het ook nog vloeiend Engels te praten. Wat een dag! Na wat serieus heen en weer gekijk, besluit ik mij naar boven te begeven.
De volgende dag word ik wat onwennig wakker, ik word rustig wakker en bedenk wat voor een dag het ook al weer was.
Een half uur later heb ik al mijn spulletjes bij elkaar gezocht en loop met mijn immens grote tas naar beneden. Met mijn portemonnee in mijn hand wil ik Gellof nog een Euro of 100 schenken. Hij ziet me aankomen en maakt een gebaar dat hij het niet hoef te hebben. Ik druk eigenwijs het geld in zijn handen en Gellof pakt het dan toch maar aan. We kijken elkaar wat onwennig aan en ik besluit hem dan toch maar een knuffel te geven. Voor de laatste keer geeft hij mij een klap op me schouder en ik geef lachend afscheid. Het vaste meubilair is ondertussen gearriveerd en kijken beiden op en pakken hun biertje en doen een proostgebaar naar mij als ik naar buiten loop. Wat zenuwachtig en om mij heen kijkend wacht ik op de bus die mij uit dit dorp zal brengen. Iedere voorbijganger die voorbijkomt, beschouw ik als een verdachte. “Verdomde Gellof”, denk ik boos, “ik word helemaal paranoia”.
Een dik half uur later sta bepakt en bezakt op het station te wachten. Ik bestudeer de reisplattegrond van de trein en pak mijn kaart erbij. Ik besluit het meest west te reizen en zie dan dat ik een uur moet wachten op de trein. “Wow, ik heb wel een geluk, hij gaat maar drie keer op een dag!” Een uur lang de tijd vooruitduwend, komt de trein dan eindelijk aangetuft.
In het onleesbare dorp kom ik dan eindelijk aan en het is ondertussen al donker geworden. Druk op zoek naar een hostel, heb ik er een gevonden en loop direct door naar mijn kamer die ik voor een nacht gehuurd heb. Ik leun op het vensterbank en staar wat uit het raam. Ik laat de koele lucht mijn gezicht rustig aanraken als ik plotseling een kuchje achter me hoor. Geïrriteerd draai ik me om, denkend dat het de uitbater van het hostel is, tot mijn grote verbazing of schrik, ik wist me emoties niet goed te plaatsen op dat moment, zag ik Robert in het deurgat nonchalant leunen. Hij keek me met zijn bekende scheve glimlachje aan en zei duister: “je denkt toch niet dat je zo makkelijk aan me ontkomt?”.
Als er genoeg animo is, plak ik er een vervolg aan! Want hij is nu nog niet af.
Aantal keer bekeken: 4037
Waardering: 8.42 op 10
Geef een cijfer:
Totaal categorieën: 10
Totaal 77 bezoekers online
Verhalen
Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.- blunders
- dieren verhalen
- erotische verhalen
- griezel verhalen
- humor verhalen
- kinderverhalen
- liefdes verhalen
- sex verhalen
- spannende verhalen
- sprookjes
Verhalen posten
Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!Statistieken
Totaal verhalen: 5184Totaal categorieën: 10
Totaal 77 bezoekers online