Verhalenlezen.nl - Voor al uw verhalen en sprookjes. Ook hebben we liefdes verhalen en erotische verhalen.

Geeske Een jeugdverhaal uit de winter van 1960.

U leest om dit moment het verhaal Geeske Een jeugdverhaal uit de winter van 1960 gepost door Anton de Wijk. Dit verhaal is gepost in de categorie liefdes verhalen. Wilt u een zelf geschreven, of een mooi verhaaltje posten? Klik daarvoor hier.

Wilt u terug naar liefdes verhalen?
Categorie: liefdes verhalen
Gepost door: Anton de Wijk
Gepost op: 2007-5-11

Verhaal:

Geeske Een jeugdverhaal uit de winter van 1960
Geeske
een jeugdverhaal uit de winter van 1960

door Anton de Wijk
postbode te Stadskanaal van 1959 – 1999


Ze stond aan de overkant van het kanaal en zette de melkbussen op de kar die
terug waren gekomen van de melkfabriek. Op deze met luchtbanden uitgevoerde kar
stonden 7 melkbussen, die straks op de boerderij schoongeboend moesten worden.
Het melkgerei werd daarna flink nagespoeld en te drogen gezet op het melkrek dat zich meestal naast het stookhok bevond.
Altijd een secuur werkje, de 40 liter bussen moesten brandschoon zijn om bacteriën tegen te gaan. Goede melkbussen hadden geen naden waarin zich nog melkresten
konden nestelen en vanuit dat oogpunt ook moeilijk te verwijderen waren.

Op de fabriek werden melkmonsters genomen en als er afwijkingen werden
aangetroffen voelde de boer dat meteen in z’n portemonnee.
Met de trekstang in de hand, de kar achter zich aantrekkend kwam ze de brug over
waar ik op haar wachtte.
De schillenboer kwam met zijn paard en wagen juist voorbij, de voerman hief zijn
zweepje de hoogte in ten teken van een groet.

In het kanaal
Geeske. Kleine rooie Geeske werd ze soms genoemd, tenminste als een van haar broers niet in de buurt waren.
Want het woord rooie werkte bij hun als een rode lap op een stier.
Dat ondervond een rijke boerenzoon die deze opmerking meende te kunnen plaatsen toen die op een zomerse dag bij boer Klaver, waar Geeske werkte, dat spottend tegen haar riep. Maar hij kwam van een koude kermis thuis.
Albert haar oudste broer sprak enkele dagen later de boerenzoon hierop aan. “Jij jong, ik zou mijn taalgebruik maar een beetje matigen tegenover mijn zuster als ik jou was. Ik hou er niet van als ze wordt uitgescholden voor rooie Geeske.�

Karel van der Meer lachte cynisch, “dat bepaal ik zelf wel�
lachte hij uitdagend, “wat denk je wel wie je bent, wil je mij de les lezen?�
Hij deed een stap in Alberts richting maar die voelde dat als een bedreiging en greep
hem bij z’n lurven en sodemieterde hem het kanaal in.
Toen die de wal opklauterde met allerlei verwensingen kwam Albert, die met de armen overelkaar tegen een boom stond geleund opnieuw in actie. Met een gerichte
trap in de buik maakte Karel opnieuw kennis met het kanaal en vloog
voor de tweede keer achterover het water in.
Daar werd weken over gepraat, een arbeiderszoon die het durfde te wagen een rijke boerenzoon zo maar het kanaal in te schoppen.
Groter kon de vernedering niet zijn. Maar het dwong de nodige respect af, want Geeske werd nadien niet meer uitgescholden vanwege haar haarkleur door de dorpsjeugd.

Groot gezin
Achtien was ze, een blij en vrolijk meisje, met donkerrood haar dat in de vroege lente glansde in de morgenzon. Haar klompen klepperden over het houten brugdek toen ze mijn richting uitkwam.
Een klein blozend kind, iets aan de mollige kant met in haar gezicht talloze zomer-
sproetjes. Echt knap was ze niet, maar haar aanstekelijke lach maakte haar uiterst
sympathiek doordat er dan twee diepe kuiltjes in haar wangen verschenen.
Haar helderblauwe ogen keken recht en fier de wereld in.
Het was een prachtige lentedag, begin april 1960. De wind speelde met dorre blaad-
jes die opdwarrelden. Ze streek ook door de ruigte langs de walkant van het
kanaal dat zachtjes heen en weer wiegde.

“Hallo Anton�, zei ze verrast, “moet je bij Klaver zijn? Ik heb een expressepakje voor
de boer, is hij op de boerderij aanwezig? Welnee jong, die is met de arbeiders de hele dag op het land. Moet het getekend worden? Nou kom maar mee,� ratelde ze
door, “de boerin zal ondertussen de koffie wel bruin hebben.�
Ik trok de rol van de voorband van de Solex en samen liepen we de oprijlaan op naar
de boerderij. Per 1 mei 1959 was ze bij Klaver in dienst gekomen en ze werkte er nu de volgende maand naar ieders tevredenheid een jaar.
Ze werkte er van ’s morgen zes tot ’s avonds zes, als het melken aan kant was zat voor haar de werkdag erop.

Geeske molk als de beste, in zes, zeven minuten had ze een koe uitgemolken en stak daarmee zelfs haar werkgever Berend Klaver, de loef af. Het waren lange werkdagen maar ze klaagde niet. Zaterdagsmiddags om 12 uur was de werkweek ten einde en dan had ze er 56 uur opzitten.
Geeske kwam uit een groot gezin dat uit negen personen bestond en waarvan zij het enige meisje was. Pieter Jansen, haar vader, werkte bij strokartonfabriek “Ons
Belang�, twee broers bij aardappelmeelfabriek “De Twee Provinciën�, Albert haar oudste broer bij een boer als knecht in de Drouwenermond, Jans werkte bij de Agrarischie Unie en Jacob, de op één na jongste, op de melkfabriek “De Eerste Veenkoloniale� in de Gasselternijveenschemond.
Het was een warm gezin waarin Geeske opgroeide, ondanks het toch wel schamele bestaan heerste er altijd opgewektheid en vrolijkheid.

Rond de grote tafel waar iedereen bijeen was geschaard praatte en lachte men met elkaar.
Vader Jansen zat dan in de grote rieten stoel bij de kachel en las de krant die met beide buren werd gedeeld.
Geeske’s moeder zat constant sokken te stoppen. Ik heb haar nooit anders gezien al die keren dat ik er kwam. Als ik op een vroege avond onverwacht even binnenwipte,
was er voor mij geen stoel.
Moeder Jansen sommeerde dan kleine Jan om op de vloer plaats te nemen, maar daar protesteerde ik tegen. Jantje was de jongste, een nakomertje van zeven jaar.
Hij verschilde in leeftijd met Albert, zijn oudste broer, 14 jaar. Het was een
allerliefst en aardig joch. Ik trok hem dan op mijn schoot en uit mijn binnenzak haalde ik een koetjesreep die hij glunderend in zijn knuistjes hield terwijl hij met stralende kijkers bedeesd aan moeder vroeg: “Mag het mam?�.

Als moeder vertederd knikte
opende hij de wikkel en at met smaak de chocolade. Voor hem was het verder een
heel groot feest als hij een rondje achterop de Solex mocht meerijden.
Naast de deur in de schuur die toegang gaf tot de kamer, stonden in een lange rij de klompen van het gezin
netjes naast elkaar uitgestald.
Op een avond toen moeder Jansen in de schuur moest zijn, had een van de kinderen
zijn klompen in het wilde weg voor de deur uitgeschopt waar moeder in het donker over struikelde. Hardhandig maakte ze kennis met de stenen vloer waarbij ze haar schouder lelijk bezeerde.Toen waren de rapen gaar.

Moeder Jansen maakte onom-
wonden duidelijk dat dit de enige en laatste keer was dat zoiets gebeurde.
Tegen kwart voor tien ’s avonds maakte men aanstalten om zich ter ruste te gaan
begeven, want de volgende morgen was het weer vroeg dag. Soms kwam er een half pond doppinda’s op tafel waar het gezin op oude kranten doppend heerlijk van genoot.
Kleine dingen maakten de mensen toen nog blij en tevree.

Open zolder
In de kamer, waarin zich twee vensters bevonden met daartussen in de schoorsteen,
waren drie bedsteden waar vader en moeder en vijf kinderen sliepen. Op de bedde-
plank stond de po voor als men er ‘s nachts uit moest. Onder de bedsteden werden
de wintervoorraad aardappelen bewaard. Albert en Geeske sliepen op zolder, waar
haar vader voor haar met ruwhouten planken een kamertje had afgetimmerd.

Albert sliep in een ledikant die open en bloot op de kale zolder stond, die slechts met
een smal laddertje was te bereiken. Als Albert in bed lag keek hij tegen het met gaas
en dakleer afgezette pannendak. In de winter vroor het daar bijna even streng als
buiten. Het was de gewoonste zaak van de wereld dat in dikke winters grote ijspegels
aan de dekens kleefden door de bevroren adem. Maar ook tijdens sneeuwjachten
als de oostenwind rond het huis gierde, kwam het meermalen voor dat het fijne poe-
dersneeuw, die via het dak door naden en kieren drong neerdwarrelden op de open zolder en ledikant. Om de kou toch enigszins buiten te houden lagen op het bed bij

Geeske en Albert over de gestikte dekens bruine fabriekskleden die vader bij “Ons
Belang had meegenomen en ruw op maat waren geknipt.
Het ’t huusie (WC) stond buiten op het erf. Het was een houten gebouwtje om je behoefte in te doen. Je zat op een houten zitting waarin een rond gat was gemaakt
en afgesloten werd met een houten deksel. Ook de voorkant was van
hout die verwijderd kon worden als de ton geleegd moest worden. Aan het schot
hing aan een touwtje reepjes krantenpapier.

Bij tijd en wijle werd de ton geleegd, door met een schepemmer het over de tuin te
verspreiden. Niemand nam aanstoot van de geur die daarbij vrij kwam. Het hoorde
bij het dagelijks bestaan van toen. In de herfst, als de winter voor de deur stond,
was het iedere keer voor elk gezin en grote gezinnen in het bijzonder, telkens weer
een geruststelling dat de wintervoorraad aardappelen en brandstof onder dak
waren. Daar moest voor gespaard worden, want als de brandstofhandelaar het bestelde kwam afleveren,
moest er geld op de plank zijn. In de schuur werden de
turven (bij ons meestal 3000 stuks) netjes opgestapeld en de eierkolen buiten in het
kolenhok. Daaruit werd de kolenkit volgeschept en naast de kachel gezet die zo af
en toe werd bijgevuld. De volle asla werd buiten uitgestrooid voor als het glad was.
Wel was het zaak daarbij de windrichting goed in de gaten te houden. Ik heb in mijn
jeugd heel wat huisvrouwen gezien die dat verkeerd hadden ingeschat en onder de as kwamen te zitten.

Schaatsen slijpen
Toen de winter zich in de tweede week van januari 1960 aandiende, wisten velen
het huisje van Pieter Jansen te vinden voor het slijpen van hun schaatsen.
Geeske’s vader had een bord aan een boom gespijkerd met de tekst: “Schaatsen
slijpen 75 cent�. En dat was aan Pieter wel toevertrouwd, in de loop der jaren had
hij met het slijpen van schaatsen een goede reputatie opgebouwd.
Pieter was een hardwerkende man, schuwde het vele werk niet door met name in
de herfst na zijn morgenschift op de fabriek bij de boer waar Geeske werkte, een
aardappel- of bietenschip te laden. Dat leverde weer extra geld op wat het gezin
heel goed kon gebruiken.

De aardappelen of suikerbieten werden per kruiwagen van de hoop (dobbe) naar
het schip gereden waar ze via een smalle plank, post genaamd, het ruim in werden
gekieperd. Het was zwaar werk. Meestal stond er iemand bij de dobbe om de krui-
wagens vol te scheppen, zodat je, als je met de lege kruiwagen terugkwam meteen
de volle weer ter hand kon nemen. Het was met name met nat of mistig weer erg
oppassen op de post die verraderlijk glad kon zijn. Het kwam wel eens voor dat man en kruiwagen het kanaal in werden gedonderd. Met alle gevolgen van dien.

Op een vorstige middag, toen zich op het kanaal al een dun laagje ijs had gevormd,
en ik Geeske tegenkwam bij de plaatselijke kruidenier riep ze enthousiast: “We kunnen gauw schaatsen jong, zijn je schaatsen scherp? Ik laat ze wel even bij je
vader slijpen, morgen kom ik langs�. Toen ik de volgende dag bij Pieter de schuur
binnenliep was die al druk aan het slijpen.
Er waren al verschillende geslepen en er lagen nog een paar op de werkbank die
nog gedaan moesten worden.

“Nou jong�, zei Pieter met een kennersblik, “dat zijn een paar goede schaatsen
hoor. Super PB, ijzers zo dun als een dubbeltje, hele fijne doorlopers daar heb je
vast een paar centen voor neergeteld. Het zijn mijn eigen schaatsen niet hoor
Jansen, ik mocht ze lenen van mijn broer. Pas maar goed op voor scheuren met
deze ijzers, want als je daar inkomt ben ik bang dat er een slag inkomt.�
Met een dichtgeknepen oog gleed zijn blik op ooghoogte over de ijzers en knikte
goedkeurend. “Zijn de schaatsen van Geeske al geslepen Jansen?� Daar zeg je
me wat jong, nee dat moet ik ook nog maar eens even doen.�

Ik presenteerde hem een dunne La Paz sigaartje, gaf hem vuur en legde ¦1.50 op
de werkbank naast m’n schaatsen. “Slijpen kost 75 cent hoor�, zei hij, “weet ik
Jansen, maar ik betaal ook het slijpen voor Geeske.� Hij maakte een afwerend
gebaar, “neem het geld maar aan Jansen, u kunt het vast goed gebruiken.
Is moeder de vrouw thuis? Dan haal ik bij haar wel een bakkie thee.�
Ik glipte het schuurtje uit en zag door het kleine raam hoe hij hoofdschuddend
het geld van de werkbank pakte en in z’n beurs liet glijden.

Expressepakje
Bij het melkrek naast het stookhok zette Geeske de melkbussen neer en samen liepen we door de grote baanderdeuren de deel over de keuken binnen.
De deur stond open, maar desondanks was het er warm. Winter en zomer brandde hier het fornuis om het eten op te bereiden.
Op de hoek van het fornuis stond altijd een grote groene emaille ketel
voor warm water. Het was een vaste gewoonte die meteen weer bij te vullen als er warm water van was verbruikt. Bij ons, en ook bij Geeske thuis stonden er enkele petroleumstellen voor dat doel in de schuur.
De boerin schikte de koffiekopjes toen we binnenkwamen. “Ik zag jullie al aankomen,
jij lust toch zeker ook wel een bakkie koffie jong, heb je een pakje voor ons?

Gut ja, dat is waar ook, Berend heeft een onderdeel voor de maaimachine bij de importeur besteld, nou dat is gauw, eergisteren is die pas besteld. Geeske, wil jij de
koffie inschenken?� Op het pluchetafelkleed van de keukentafel stond een éénpits
petroleumstel waarin de koffie in het doorzichtige glas van het deksel op en neer danste. Een steelpannetje met hete melk stond op het fornuis die op de koffie werd
gegoten. Terwijl Geeske de koffie opdiende vroeg ik haar of ze wilde oppassen voor vellen in de koffie. Ik gruwde van vellen in de melk, moest er van kokhalzen. Geeske niet, ik wende m’n hoofd af toen ze dikke klodders vellen in haar kopje liet glijden. Ondertussen sneed de boerin het eigen gebakken brood.

Ze nam het brood voor haar borst, en het vlijmscherpe broodmes gleed soepel door het voedsel. Met haar duim hield ze de snee brood tegen toen die
was doorgesneden en legde die op de broodplank voor haar op tafel.
Niet te zuinig werd er roomboter op gesmeerd, “wat wil je op het brood Geeske, kaas
of gedroogde ham. Graag kaas vrouw Klaver.� De boeren nam een homp kaas en
sneed niet al te dun het beleg. En jij jong,� wendde ze zich tot mij, wat had jij gedacht? Nou, als ik u niet ontrief dan graag gedroogde ham. Dat gaat er wel in op
de vroege morgen.� Albertje Klaver grinnikte, ontrief, hoor toch eens aan, jong toch, hoe kom je er op.�

Ze schoof de ham van zeker enkele kilo’s naar zich toe, zette het scherpe mes onder de zwoerd en sneed die een stuk in. Lange plakken ham hingen over de boterham toen ze die naar mij toeschoof. Nee zuinig was de boerin niet, dat moest gezegd worden.
Ik keek omhoog naar de zoldering, links van het fornuis waar (in de “wieme) de hammen, spek en worsten hingen te drogen. De worsten aan een ronde stok, de hammen en spek waardoor bindgaren was bevestigd aan een spijker aan de hanenbalk. Eronder was bruin vetvrij papier gespannen om eventuele vetvlekken op te vangen. Vrouw Klaver liep tegen de zestig, ik observeerde haar heimelijk toen ze in haar hete koffie blies. Het harde werken had ook bij haar de nodige sporen achtergelaten.

Haar zwarte haar was zilvergrijs geworden en de lijnen in haar gezicht
tekenden zich scherp af. De morgenzon die door opeens door een van de vensters
gluurde accentueerde het geheel scherp en duidelijk.
Ze stond ineens op “postbode als je hier weer langs komt wil je dan 25 postzegels
voor een brief voor mij meebrengen? Is een brief nog altijd 12 cent? Doe er ook maar
meteen 10 briefkaarten bij.� Uit haar onderrok haalde ze de beurs en telde het geld
daarvoor voor mij op tafel. “Geeske, als je mij nodig hebt, ik ben in het vooreind.�
“Wilt u nog even teken voor het pakje vrouw Klaver? Ach, natuurlijk, is het franco?

Ja hoor, de rekening komt later wel.� Ze glimlachte en verliet de keuken.
Met Geeske liep ik naar buiten. Weldadig wierp de lentezon haar warme stralen over de aarde. In de houtwal aan de kant van de sloot zong een merel zijn hoogste lied.
“Wat een prachtige dag vandaag,� zei Geeske, “jij boft maar jong met je brommertje.
Hoe laat ben je vrij? Als alles meezit vanavond om kwart over zeven, tenminste als er
op het laatste moment geen telegram meer binnenkomt. Nou werk ze, ajuus hoor, ik
ga de melkbussen boenen met hete sodawater.� Ik stapte op de Solex en reed weg,
Nero de hofhond sprong nog even blaffend tegen me op.
Geeske. Op weg naar het kantoor bleven mijn gedachten bij haar hangen. Ze gingen terug naar de winter, ruim 2 maanden geleden toen we samen over het ijs zwier-
den in de korte ijsperiode die de afgelopen winter ons gaf.

Schaatsen na het werk
Het was op een zaterdagmiddag in het midden van januari toen we elkaar op de vaart ontmoeten. De eerste week van het nieuwe jaar bracht geen vorst, maar daarna viel de winter in en met enkele nachten strenge vorst lag de vaart dicht en
kon er geschaatst worden. Op het Stadskanaal was het druk toen ik er de schaatsen
onderbond. Om een uur die middag zat mijn dienst erop, maar vanaf half vier had ik nog drie kwartier dienst.

Eerst moest ik bij de bushalte de Gadobus bedienen die uit
Assen kwam die een paar postzakken meebracht waarin in hoofdzaak kranten zaten
die vanaf kwart voor vier tot kwart over vier van het postkantoor gehaald konden worden. De Telegraaf, De Volkskrant, enfin alle kranten waarop men een postabon-
nement had werden aan het loket uitgestald, behalve het dagblad De Waarheid.
Niemand hoefde te weten wie op deze communistische krant geabonneerd was, en deze werden dan ook apart gelegd.
Maar een collega had die dienst van mij overgenomen.

Ik reed naar de Gasselternijveenschemond waar ik Geeske opeens ontwaarde toen
ze voor mij uitreed. Ik minderde vaart en kwam achter haar rijden, mijn handen om-
vatten haar middel en ik duwde haar vooruit. Ze slaakte een gilletje, keek om, maar toen ze zag wie het was grepen haar handen mijn polsen en samen gleden we voort
over het ijs. Bij de bruggen was het soms heel diep bukken om er onder door te kunnen.
Maar soms was de brug zo laag dat je er alleen maar onderdoor kon kruipen.
Een daarvan was de spoorbrug vooraan in de Mond.

De wind hadden we in de rug en we voerden onze snelheid op.
Later stonden we tegen een brugleuning uit te hijgen van onze inspanningen.
Rood waren haar wangen, rood was haar warme muts waaronder een rode lok mee-
wiegde in de koude winterwind. Haar ogen straalden blij en ze genoot met
volle teugen. Geeske schaatste graag en goed. Ze had een hele mooie soepele slag
die alom bewondering oogstte als je haar voorbij zag komen.
“Zullen we door de Drouwenermond terug gaan Geeske? We hebben dan wel de wind tegen maar dat hebben we ook als we nu omkeren.� We waren vlakbij de aardappelmeelfabriek Oostermoer, bogen links af en kwamen op de vaart die Nieuwgraven werd genoemd.

Na enkele kilometers sloegen we weer linksaf en reden de Drouwenermond binnen. Daar hadden we de wind die pal uit het oosten blies tegen. Hier ging ik voorop. Met de koude wind tegen begonnen mijn ogen te tranen wat je minder oplettend maakte voor scheuren of zwakke plekken in het ijs.
Maar in de meeste gevallen werden wakken of zwakke plekken afgebakerd door stro
of takken. De wind speelde ons parten, het was koud, de temperatuur was een paar
graden boven nul maar dat had weinig invloed op de ijskwaliteit doordat de zon deze
zaterdag de hele dag achter een dik wolkendek bleef verscholen.

Honger
“Gaat het nog Geeske? Best jong, maar ik heb een reuze honger.�
Voor ons doemde een brug op, ik remde af en stopte voor de brug. “Heb je honger Geeske? Nou en of jong, schaatsen maakt hongerig maar helaas hebben we niks te
bikken.� Ik keek haar lachend aan, knoopte mijn jas los en haalde uit mijn binnenzak
twee boterhammen die mijn moeder in bruin pakpapier verpakt me had meege-
geven toen ik ging schaatsen. Ze keek me stomverbaasd aan, “nee jong die zijn
voor jou, die kan ik niet aannemen,� weerde ze af toen ik haar de boterhammen wilde aanreiken.

“Kom Geeske, eten, anders val je straks flauw van de honger en zijn we
verder van huis. Ik neem wel een reep chocolade. Heb je die ook nog,� haar ogen
werden groot van verbazing en ongeloof. “Twee zelfs, straks is er ook nog een voor jou.� Gretig zette ze haar tanden in het brood en ik keek lachend toe hoe ze het verorberde.
“Van moeder krijg ik altijd twee boterhammen mee als ik ga schaatsen, voor
onderweg zegt ze, want schaatsen maakt hongerig. Ook gaf ze twee
repen chocolade mee, “kun je onderweg ook nog eens één weggeven,� zei ze met een knipoog. “Nou jong, dat heeft bijzonder best gesmaakt hoor,� zei ze olijk terwijl
ze met de rug van haar hand haar mond afveegde. “Wil je nu meteen de reep?�

“Straks, we gaan verder want van stilstaan wordt je alleen maar koud. Gelijk heb je
Geeske.� We gleden onder de brug door, maar ineens legde ze haar hand op mijn arm. “Wie het eerst bij de volgende brug is, doe je mee? Natuurlijk doe ik mee.�
Met de achterste punt van de schaats trok in een startlijn waar we achter plaats namen. We namen de starthouding aan en ik telde af: Een, twee, drie. Ze klauwde
weg, splinters ijs vlogen in het rond toen ze bij de startlijn vandaan vloog.

Ik lag meteen al meters achter en ze won de wedstrijd met zeker 10 meter voor-
sprong toen we bij de brug, die de denkbeeldige finish moest voorstellen arriveerden.
“Je liet me winnen hé,� zei ze teleurgesteld, “nee hoor Geeske, om de drommel niet
jij schaatst veel beter dan ik. Laat je eens een keer inschrijven voor een kortebaan-
wedstrijd, je gooit hele hoge ogen hoor! Denk je dat ik Jantje Venema Tienkamp kan
verslaan, een Martha Wieringa of een Jantje Bathoorn? Dat geloof je toch zeker niet.
Maar die zijn ook niet onoverwinlijk hoor, af en toe worden die ook verslagen.�

In grote winters waren in jaren 50 en 60 in de noordelijke provincies kortebaanwedstrijden mateloos
populair, ik heb wel eens meegemaakt dat er in de jaren ’50 4000 toeschouwers op
een wedstrijd afkwamen. Het zag er zwart van het volk. De hoofdprijs was steevast
100 gulden, soms daar nog boven en het minste waar een rijdster of rijder mee naar huis kon gaan was 5, 10 of 25 gulden.
In die jaren was 100 gulden een kapitaal, kon je 2 biggen voor kopen
om die vet te mesten. Een rijkdom voor het gewone volk. Een van de grootste cracks
uit die tijd, Henk Bakker jr. uit Finsterwolde, vertelde heel veel later eens in een inter-
view dat hij toen als chauffeur 35 gulden in de week verdiende. In één winter lukte het hem om 2000 gulden bij elkaar te schaatsen. Zet dat eens af in de tijd van nu, dan kom je toch al gauw uit op misschien 14, 15 duizend euro.

Kaaibakken
Op het stuk ijs waar we nu schaatsten werd het drukker. Mannen waren op een zijtak
van de vaart (wijk) aan het kaaibakken, een oude volkssport die bij winterdag door werkloze mannen veel werd beoefend. Een wijk is een aftakking van de hoofdvaart
die door landerijen loopt om met name in de herfstdag bieten en aardappelen af te voeren per schip naar de fabriek.
Gelukkig dat ze daar bezig waren want je moest altijd oppassen dat je de ronde gladde steen (kei) genoemd niet tegen je enkels werd geworpen. En dat deed gemeen zeer. Mij was dat wel eens overkomen, maar durfde daar geen grote mond over op te zetten.

Leeftijdgenoten van de mannen wel, vaak ontstonden hierdoor wel
eens opstootjes waarbij ook wel eens een klap werd uitgedeeld.
Kaaibakken is een vermaak die de nodige inzet vergt. Op een paaltje (kaai genaamd)
werden losse centen gelegd en als de kaai werd omgeworpen waren de koppen voor
de desbetreffende speler. Centen met muntzijde boven werden terug op de kaai gelegd. Het spel kon met een man of zes gespeeld worden. Als de kaai met een
goede worp werd geraakt, vlogen de centen alle kanten op en was het zaak,
vooral als er sneeuw lag alle centen terug te vinden. Wat natuurlijk lang niet altijd
lukte.

Daarna mocht de speler een medespeler proberen te doden, door diens kei pro-
beren te raken.
Op de bodem van gedempte vaarten of wijken zullen zich nog ongetwijfeld
honderden losse centen bevinden.
“Wil je warme chocolademelk Geeske?� We schoten onder de klapbrug door bij
garage Van Oosten en konden hier onze schaatsen afbinden om bij café Smit
binnen te lopen. “We kunnen het ook bij Oene van der Laan proberen aan de Post-
kade,� stelde ik voor. “Chocolademelk jong, nou dat sla ik niet af hoor daar kun je
mij nou echt op trakteren.� Maar weet je wat we doen, we rijden naar café Zuider-
veld in de Mond, bij Sieger is het altijd gezellig, zullen we dat doen?

En dan rijden we dezelfde tocht nog een keer. Meen je dat Geeske, ben je niet moe?� Ik draaide me naar haar toe en keek in een paar blije ogen die glommen
van plezier. “Nee hoor,� riep ze vanover haar schouder, en soepel gleed ze bij me weg in een mooie gelijkmatige slag.
We draaiden het ijs van het Stadskanaal weer op waar we tegen de hoge walkant
beschutting vonden tegen de wind die nu van opzij over onze hoofden blies.
Een baanveger was bezig met zijn lange takkenbezem de baan schoon te vegen.

Ik minderde vaart, trok mijn handschoen uit en diepte uit mijn broekzak een dubbeltje
op die ik hem toestopte. Het mannetje glunderde, nam zijn pijpje uit zijn mond en
bedankte ons blij. Met een grote rode zakdoek snoot hij z’n neus en en veegde er
zijn tranende ogen mee droog. Toen nam hij de lange bezem weer ter hand en ging
verder met zijn werk. “Zag je hoe blij hij was?� zei Geeske. “Het lijkt wel of er vandaag alleen maar blije mensen op het ijs zijn, kijk maar naar de lachende gezichten van al die schaatsers er straalt plezier van uit.� Ik knikte.

Verward
“Heb jij ook plezier Anton?,� vroeg ze opeens.
Ik keek haar verwonderd aan, haar vraag overrompelde mij een beetje. “Natuurlijk Geeske heb ik plezier, ik geniet met volle teugen hoe heerlijk we samen schaatsen.� We gleden naar een praam die voor het huis van brandstofhandelaar Derk Peters
lag en namen er op plaats.
“Alleen maar om het schaatsen?� Ze keek verwachtingsvol naar me op, de blos op
haar wangen was diep gekleurd als sprankelende rode wijn. Haar volle lippen waren
half geopend en haar blauwe ogen zochten de mijne.

Toen ik geen antwoord gaf keek ze van me weg. Uit mijn zak haalde ik een pakje
“Old Mack� en stak een sigaret op. Ik was verward, wat bedoelde Geeske met die
opmerking? Ik was 17, zij een jaar ouder. Koesterde zij diepere gevoelens ten op-
zichte van mij als ik voor haar? Ik mocht haar graag, maar ik kreeg geen kriebels in
mijn onderlijf als ze in mijn nabijheid was. Niet om haar uiterlijk, Geeske was een lief
en gevoelig meisje. Maakte zich zorgen als een koe uierontsteking had, die ze dan
liefdevol en met zachte hand behandelde. Als er een pad in de aker van de waterput
mee omhoog kwam, viste zij het uit het water en liet het zwemmen in de sloot naast de boerderij.

Als er een lammetje werd geboren zat ze op haar knieën in de wei en
streelde het dier terwijl die op haar vingers sabbelde. Ze was een en al begaan met dieren. Als een van de knechts een paard naar haar goeddunken niet goed
behandelde werd ze furieus en kreeg hij de wind van voren. Dan spoten haar ogen
vuur en was ze scherp als een pasgeslepen zeis.
Deze beelden gleden aan mijn oog voorbij
toen we naast elkaar even uitrusten op een praam waar schaatsers in lange
rijen aan ons voorbij reden. Het liep tegen drieën en de lucht was nog altijd even grijs en grauw.

Maar sneeuw waar ik op hoopte bleef uit. Opeens voelde ik hoe ze
rilde. “Heb je het koud?� Ik stond op en trok mijn jas uit en legde die behoedzaam om
haar schouders. “Jong toch,� zei ze verschrikt, “dat moet je niet doen, je vat kou hoor.
Ik draag een windvest van de post die ik ook altijd op de Solex draag en daaronder nog een warme trui, nee hoor, koud heb ik het niet.�
Ze schurkte zich behaaglijk in mijn jas. Ik keek haar van opzij aan en ze leek net een
klein verdwaald vogeltje dat op zoek was naar warmte en genegenheid.

Zocht ze dat? Warmte en genegenheid? Ik kon het haar met de beste wil van de wereld niet geven. Was ik misschien te bleu? Maar dat had daar toch niets mee te maken? Je kon toch wel, ook al was het niet met woorden een meisje duidelijk maken dat je om haar gaf? In onze tijd, een 50 jaar geleden was de omgang met
het vrouwvolk anders dan tegenwoordig. We waren al blij als we in elkaars nabijheid
waren, hand in hand konden wandelden, elkaar aanraken of een streling door het haar. Dat was toen voor ons al heel bijzonder. Nu was alles nog zuiver tussen ons, ik
wilde haar geen pijn doen, dat verdiende ze niet. Deze gedachten tolden door mijn
hoofd toen ik de peuk van mijn sigaret doofde en opstond.

Chocolademelk
Ik reikte haar m’n hand en hielp haar overeind. De jas gleed van haar schouders die ze me met een matte glimlach aanreikte. “Kom meisje, als we nog een rondje willen
rijden en nog chocolademelk willen drinken bij Zuiderveld wordt het tijd om op te
stappen.� Met de armen op de rug kwamen we weer in onze slag. Geeske had haar
handen in de mijne gelegd en zo reden we de Gasselternijveenschemond weer in. Bij de klapbrug bij café Zuiderveld gingen we van het ijs en liepen het café binnen.

Het was er druk, aan enkele tafeltjes zaten mannen te kaarten. Hun sigaret-
ten lagen in de asbak waarvan de rook naar de zoldering kringelde. Sieger vulde hun jeneverglaasjes bij en met verhitte gezichten bedreven ze het kaartspel.
Vrouw Zuiderveld stond achter de tap de bestellingen op te nemen.
“Heeft u warme chocolademelk vrouw Zuiderveld? Zeker jong, Mag ik er dan twee van u met slagroom en doet u er ook maar twee gevulde koeken bij. We zitten achteraan bij dat tafeltje,� en ik wees naar Geeske die daar een plaatsje had gevonden.
Het was rumoerig in het café, uit de jukebox schalden de nieuwste schlagers.

Uit Amerika was al een paar jaar geleden de nieuwste rage overgewaaid de
rock en roll waar wij als jongeren van ondersteboven waren. Daar kwamen ook
de spijkerbroeken vandaan die nog geen jaar geleden opeens de nieuwste mode was en in het straatbeeld verscheen.
We zagen ze echter nog maar sporadisch omdat lang niet iedereen het zich kon veroorloven zo’n jeans te dragen.
Telkens weer werd er een kwartje in het apparaat geworpen en hoorden we de tussen de vertolkingen door van Max van Praag, Eddy Christiani, en Annie de Reuver, ook de Amerikaanse rock and roll hits.
Toen Zuiderveld het bestelde bracht galmde de Zangeres zonder Naam door het café met het wel heel toepasselijke lied, “Ach vaderlief toe drink niet meer.�
Velen van de aanwezigen brulden het lied mee. Geeske had gelijk, gezellig was het
zeker bij Zuiderveld.

De grote kachel in de gelagkamer brandde behaaglijk. Niemand waagde het zijn
handen te verwarmen aan de lange hete kachelpijp die in de schoorsteen mondde.
“Mag ik direct afrekenen Zuiderveld, want we willen nog een tochtje maken. Gelijk heb je jong, want ik heb gehoord dat de dooi weer in aantocht is.
Dat is dan ¦1.20�, zei Sieger, die oplettend zijn blik door het café liet dwalen.
Toen iemand zijn hand opstak knikte hij goedkeurend ten teken dat hij de bestelling
op zou nemen. Sinds een jaar of vier vijf waren de papieren guldens vervangen door
metalen muntstukken wat wel vollere portemonnee’s teweeg bracht maar wel een hele verbetering betekende ten opzichte van het papiergeld dat smoezelig en vaak gescheurd was. “Kijk Zuiderveld, ¦1.25,- de rest is voor u.

“Trekken onze schaatsen niet krom bij deze warmte? Nee Geeske, je moet ze nooit bij de warme kachel leggen als je van het ijs stapt, weet je, dan is het temperatuur-
verschil te groot. Hier achter in de zaal is het geen probleem hoor. Denk je?
Jeetje zeg�, haar ogen worden groot van verbazing, “heb je er ook nog slagroom op de chocolademelk besteld? We nemen het ervan vandaag Geeske. Nou jong, zo raak je snel door je weekgeld heen hoor. Een dubbeltje voor de baanveger, fooitje hier, het kan wel op hoor.� Ik lachte haar toe toen ze met smaak aan de koek knabbelde. “Je bent een dure tante hoor�, zei ik plagend.

Haar lach is klaterend, “mallerd,� en ze geeft me een zachte por in de zij.
Ze geniet van de chocolademelk en lepelt in de slagroom die op de warme drank drijft. Als we het etablissement verlaten galmt uit de jukebox Johnny Jordaan met
“Geef mij maar Amsterdam.� Geeske loopt voor mij uit en maakt gekke danspasjes.

Valpartij
De schemering valt als we het ijs weer opstappen, het is inmiddels vier uur in de
middag. De wind lijkt iets te zijn afgenomen, de contouren in het landschap zijn
minder scherp. De grote fabriekspijp van “Oostermoer� is niet meer te onderschei-
den. Ze zet de vaart er in, met gekromde rug voert ze haar snelheid op, gelijk een
vlinder dartelt ze over het ijs. Ik moet alle zeilen bijzetten om haar bij te houden en
als ik achter haar rij sluiten mijn handen zich weer om haar middel, zodat ik in ieder
geval de snelheid kan bepalen. De duisternis valt nu snel over het land, over de vaart
en dringt tevens de huizen binnen waar de lamp nu wordt ontstoken. Uit de arbei-
dershuisjes pinkelt het gele licht waar we aan voorbijrijden.

De ijsvloer is nu praktisch uitgestorven, de temperatuur zakt en velen zoeken nu op
dit uur de warme kachel op. Enkele kinderen zijn nog voor het huis aan het sleetje
rijden. De eerste omloop die we reden duurde iets meer dan een uur, zodat we nu als alles meezit, tegen vijf uur of daaromtrent bij de Gasselterbrug terug konden zijn.
“Kijk uit voor de bruggen hoor Geeske, en hier ergens loopt een grote verticale scheur,� riep ik haar toe, “zal ik voorop gaan? Welnee jong, het gaat lekker zo, ik zal
goed opletten maar pas op hoor, daar doemt een brug op, bukken.�

We schoten er onderdoor en voortgedreven door de wind schoten we flink op.
Maar ineens gebeurde toch wat ik vreesde, in het vale donker was de grote scheur
die ik eerder deze middag had opgemerkt niet goed meer te onderscheiden en Geeske stapte er in.
Ze sleurde mij in haar val mee, met een harde bons werden we op de ijsvloer gekwakt, de eerste valpartij van de dag. Geeske gleed een eind door en kwam
midden in de ruigte tegen de wal tot stilstand. Ik viel op mijn zij en bezeerde mijn heup. In het weinige daglicht
dat ons nog restte zag ik haar liggen en hielp haar over-
eind. Maar halverwege gleed ze met haar ene schaats weg. Ik greep in het wilde weg om haar op de been te houden. Ik voelde daarbij haar vrouwelijke vormen die mijn lichaam beroerden.

Een ogenblik stonden we dicht aaneen in de vrieskou, haar gezicht was dicht bij de mijne. Ik voelde hoe haar warme adem langs mijn wang streek.
Ze leunde een ogenblik zwaar tegen me aan. Haar nabijheid was voelbaar en verwarde mij nog meer als
eerder die middag. Zachtjes liet ik haar los, ze klopte luchtig de sneeuw en ijsschraapsel van haar kleren.
Door haar houding merkte ik dat het gebeuren ook haar niet onberoerd had gelaten.�
Nou jong, dat was een behoorlijke smak, heb je je bezeerd?�

Houten vlonder
Ik viel lelijk op mijn heup, maar het gaat wel weer. En jij Geeske, alles goed met je?
Ja hoor, mij mankeert niets. Laten we even plaats nemen op die vlonder daar om bij te komen,� stelde ik haar voor. Aan de overkant van het kanaal
was een vlonder die sommige bewoners voor hun huis hadden gebouwd. Daarop
werd een hengeltje uitgegooid en zomers doken kinderen er vanaf het kanaal in om
te zwemmen of te spelevaren met een oude opgepompte binnenband van een auto.

Met een schepemmer werd bij droogte water uit het kanaal geschept voor de tuin.
Een vlondertje voor het huis gaf voordeel en gemak.
We namen er plaats en ik zocht in m’n zakken naar mijn sigaretten. Door de val was het pakje geplet, ik peuterde een uit het pakje en fatsoeneerde het weer tot
een ronde vorm en stak het aan. Toen ik een lucifer aanstreek, die ik met mijn handen beschermde tegen de wind, zag ik, alvorens het vlammetje doofde, dat Geeske naar me keek. Ik voelde haar nabijheid, ze zat dicht tegen mij aan, twee jonge mensen naast elkaar op een vlondertje in de winterkou.

We spraken niet, ieder was bezig met zijn eigen gedachten.
Opeens schoot mij te binnen dat ik nog een reep chocola voor haar had.
“Kijk meisje, helemaal vergeten, deze reep is nog voor jou�. Ze brak de reep doormidden en gaf mij de helft, die ik weigerde. Ik hoorde hoe haar tanden een blokje van de reep braken en vermalen werd onder haar kiezen. Mijn gedachten
gleden weer weg. Ik was de jongste thuis, er waren nog 3 broers en één zuster.

Tussen mijn oudste broer en ik zat een leeftijdsverschil van 12 jaar. Ze waren alle-
maal al getrouwd. Mijn zuster voer met haar man op een rijnaak, tussen Rotterdam en Bazel. Een broer werkte op de glasfabriek in Nieuw Buinen, één bij Philips in
Stadskanaal die midden jaren ’50 zich hier had gevestigd. Mijn oudste broer werkte
als knecht in de landbouw. Vader ging dagelijks op zijn brommer naar de strokarton-
fabriek “De Kroon� in Oude Pekela waar hij in schiften werkte.

Ik wist wel hoe het was tussen een jongen en een meisje, ik ving als kleine jongen wel eens dingen op die eigenlijk voor mijn oren niet bestemd waren. Maar die toch hoorde en die niet begreep. Althans toen niet. Later
besefte ik dat mijn broers mij onbewust seksuele voorlichting hadden gegeven. Maar als 17-jarige jongen zat ik nog niet achter de meisjes aan. Ik was graag alleen, las veel en pakte op een zaterdagavond wel eens een bioscoopje. Ik was tevreden met wat ik had.
Dwalen door de natuur op mooie zomerse dagen had mijn voorkeur. Liggend op mijn rug tegen een korenveld waarlangs in dikke rijen blauwe korenbloemen bloeiden, waarbij ik de wolken zag overdrijven in allerlei grillige vormen. Dat was mijn wereld, om meisjes maakte ik mij toen nog niet zo druk. Maar zoeven, toen we zo dicht tegen elkaar stonden had ik haar in mijn armen kunnen nemen.
En ik wist dat ze daaraan geen weerstand zou hebben geboden. Maar ik deed het niet.

Haar kus
Vroeger op de lagere school was er een meisje die mij in vuur en vlam zette, waar ik
draaierig van werd. Als ze achterom keek naar de bank waar ik zat en naar mij lachte, wilde ik voor haar de sterren van de hemel plukken. Dat heerlijke gevoel kende ik nu niet. Ik wilde dit meisje dat nu naast mij zat geen verdriet doen door haar
aan te moedigen. Door haar beloftes te doen die ik niet meende, en niet waar kon
maken. Ik wist hoe ze in elkaar stak, kende haar gevoelige aard en de blijheid, zoals
die vandaag uit haar ogen straalde wilde ik haar niet ontnemen door latere pijn.

Ik nam een trek van m’n sigaret en zoog de rook diep naar binnen. Wat was het
moeilijk allemaal, twee jonge mensen met in hun hart verschillende gevoelens.
Had ik haar moeten zeggen hoe ik over haar dacht toen ze die toespeling eerder die
middag maakte: “alleen maar om het schaatsen?� Durfde ik het haar niet te zeggen?
Ik werd uit mijn gepeins onderbroken door Geeske die mij zachtjes op mijn knie tikte: “Zullen we verdergaan jong? Het wordt alsmaar kouder.� Ik stond op, reikte haar mijn hand en trok haar overeind. “Zullen we terug gaan Geeske?, ben je mal jong, we maken af waar we aan begonnen zijn.
Goed, laat maar nu maar voorop rijden.� Door het oponthoud was het nu bijna half zes geworden voor we weer
op onze bestemming waren.

Het kanaal was nu praktisch uitgestorven nu het tegen etenstijd liep. Slechts enkelen
trokken nog een baantje. Ze bond haar schaatsen af en we stonden een ogenblik stil
tegenover elkaar. Plotseling boog ze haar hoofd naar voren en haar koude lippen be-
landden ergens op mijn linker mondhoek. “Bedankt jong voor deze fijne middag,� zei ze schor. Voor ik kon antwoorden sprong ze via een praam de walkant op en klauter-
de lenig omhoog. In het vage schijnsel van een straatlantaarn zag ik haar contouren die zich langzaam van mij verwijderden.

Met de schaatsen aanelkaar geknoopt over haar schouder liep ze naar huis.
Ik wilde me omdraaien om weg te schaatsen maar bleef staan. Voelde ze intuïtief
dat ik haar nakeek? Ze draaide zich plotseling naar mij toe en zwaaide eer ze de hoek omging waar de duisternis haar opslokte. Ik voelde nog haar koude lippen die
mijn mond beroerde. Het was de eerste en enige kus die Geeske me ooit gaf…..

Naar Brabant
De lente gleed ongemerkt over in de zomer toen ik opeens hoorde dat het gezin Jansen ging verhuizen naar Brabant. Omdat ik nog niet in de bestelling liep - daar-
voor moest je achttien zijn - kwam ik enkel op de boerderij waar Geeske werkte als
er daartoe aanleiding gaf. Bij haar thuis was ik na onze schaatstocht nog een paar keer geweest maar toen werd over een verhuizing niet gerept. Vermoedelijk was er
toen nog helemaal geen sprake van.

Het was een prachtige hete zonnige dag in juni. De lucht in de verte trilde van de
hitte. Een grote zwerm muggen dansten boven het water van het kanaal toen ik de
brug opreed naar de boerderij van Evert van der Meer.
Op het erf stond de blauwe Lanz Bulldog trekker stationair te draaien, uit de grote ronde pijp kringelde zwarte rook die zich vermengde met de hete buitenlucht.
Boven het rechtervoorwiel liep een lange stang naar het stuur wat kenmerkend was
voor deze trekker. Met deze stuurstang kon de trekker middels het vliegwiel aange-
zwengeld worden. De trekker met zijn donkerrood gespoten wielen, blonk in het felle zonlicht. Uit de deeldeur kwam Karel aanlopen.

“He postbode, heb je het al gehoord jong, rooie Geeske gaat verhuizen. Daar was jij
nogal groot mee toch de afgelopen winter?� Zijn intonatie irriteerde me. “Groot mee
afgelopen winter?, man, ik heb slechts één zaterdagmiddag met haar geschaatst.
Zoveel ijs lag er niet de afgelopen winterperiode. En wat dan nog. En waarom jij haar steeds maar weer rooie Geeske moet noemen vind ik voor een vent als jij, die meent heel wat te zijn, beneden alle peil.
Heb je er nog steeds niets van geleerd toen Albert jou het kanaal indonderde?�. Een rode blos trok over zijn gezicht. “Ajuus man, ik zoek je moeder wel even op,� zei ik bars. Karel sprong op de trekker, zette het ding krakend in de eerste versnelling en reed het land in waar men met de hooibouw bezig was.

De volgende morgen ontmoette ik op de melkfabriek Geeske’s broer die de woorden
van Karel van der Meer bevestigde. “Als het goed is rij ik vanavond even bij jullie langs, zou dat kunnen? Natuurlijk jong, ik zeg thuis wel even dat je een bakkie komt halen.�
Toen ik die avond tegen zeven uur bij Pieter Jansen binnenliep, rook ik buiten de
geur van uitgebakken spek die nog rond het huisje hing.
Kleine Jan kwam al aangerend en keek verwachtingsvol naar me op.
“Hier kleine schooier, je reep.� Twee grijze kinderogen zeiden meer dan woorden toen hij m’n hand vastpakte en we samen naar binnen liepen.

“Wat hoor ik Jansen, gaan jullie verhuizen?� Pieter keek op van de krant, “ja jong we
gaan naar Brabant om te gaan werken in de textielindustrie.�
In de jaren ’50 werd er op uitgebreide schaal werkvolk gevraagd in de Twentse en
Brabantse textielindustrie. Vooral grote gezinnen waren in trek omdat die de nodige
arbeidskrachten meebrachten. De lonen waren aantrekkelijk, er waren goede sociale
voorzieningen en als je van aanpakken wist waren er goede perspectieven.
Op kosten van de fabriek liet men zo’n gezin een dag overkomen, leidde ze rond in de fabriek zodat men met eigen ogen kon zien waar men eventueel te werk werd gesteld. De directie zorgde voor een woning als het gezin besloot om er te komen werken. Vooral over het nieuwe huis waren de nieuwkomers opgetogen, slapen in een muffe bedstee behoorde dan tot het verleden want de woning bezat verschillende ruime slaapkamers.

Van Heek
Ik vertelde Jansen maar niet dat wij ongeveer 10 jaar geleden, het moet in de winter van 1950 of 1951 zijn geweest, een dag op excursie waren geweest bij
textielfabriek Van Heek in Enschede. Het was een steenkoude dag, ’s avonds toen
we terug kwamen in Stadskanaal en per fiets de terugtocht moesten aanvaarden naar Tange-Alteveer waar we toen woonden, vroor het dat het kraakte. Ik zat bij vader achterop de fiets, er lag veel sneeuw en ik bevroor haast door het lange stilzitten. Onderweg besloot vader om af en toe een eind te gaan lopen om de voeten weer warm te krijgen. “Ga maar rennen jong, om weer warm te worden,� zei hij toen. Het was een ware martelgang, na middernacht kwamen we thuis. In een steenkoud huis, de halfsteens muren in de schuur, waar normaal ook gekookt werd, glinsterden van de vorst. Als je er over wreef voelden ze spiegelglad aan. In zo’n winter zaten dan ook de hele dag de bloemen op de ramen, ondanks dat er in de kamer hard werd gestookt.

Als kleine jongen maakte ik dan steeds met mijn hand een gaatje om naar buiten te kijken, of blies met mijn warme adem tegen het raam. Maar het duurde maar even of het glas bevroor weer. Ik tolde van de slaap en vermoeidheid.
Op petroleumstellen werd water opgezet voor warme kruiken, allen rilden van de kou
en waren tot op het bot verkleumd.
Ook wij werden destijds met veel bombarie bij Van Heek ontvangen
maar ons gezin was toen niet erg onder de indruk van de werkomstandigheden.
Mijn vader werkte destijds als stoker bij strokartonfabriek “De Kroon� in Oude Pekela.
Als de ketel vol kolen zat, had hij af en toe wel een ogenblik tijd om even naar buiten te lopen om een luchtje te scheppen. Het was er wel heet maar niet stoffig zoals in
de fabriekshallen bij Van Heek.

“Ik doe het niet,� zei vader een paar dagen later tegen mijn broers en zuster tijdens het avondeten. We begrepen allemaal wat hij daarmee bedoelde. Hoe denken jullie erover? Willen jullie wel naar Twenthe? Met zijn ogen peilde hij de kring die rond de tafel was geschaard. “Ik niet vader,� merkte ik als achtjarige jochie op.
Allen lachten. Maar ook de rest van het gezin was het met vader eens dat we er van
afzien moesten. En zo strandde begin jaren vijftig een avontuur die later voor het ge-
zin grote gevolgen zou hebben gehad als we besloten hadden om toch in de textielindustrie te gaan werken.
Want achteraf is gebleken dat het besluit de juiste is geweest want jaren later ging ook het machtige Van Heek en vele andere textielfabrieken ten onder door moor-
dende concurrente uit het buitenland en overcapaciteit in deze, eens zo machtige bedrijfstak. Duizenden ontslagen waren het gevolg.

“Wanneer vertrekken jullie Geeske?� Ik keek naar het meisje dat stilletjes aan tafel
zat voor zich uit te staren. Ze schrok op uit haar overpeinzingen. “Het laatst van ok-
tober jong, één november beginnen we op de textielfabriek in Helmond.�

Het afscheid
Op een mooie warme herfstdag midden oktober 1960, toen de morgenzon probeerde
door te breken tussen het al vergeelde blad van de fruitbomen in de boomgaard, nam ik afscheid van Geeske. Een kwitantie was per abuis door de ambtenaar van de
vroegdienst verkeerd gesorteerd en was zodoende in een andere bestelwijk terecht gekomen. Hij vroeg of ik even naar de Gasselternijveenschemond wilde rijden om die
bij Berend Klaver te gaan innen.

Naast het bestellen van telegrammen, expressenstukken, waaronder ook brieven met aangegeven waarde, behoorde dit soort klusjes ook tot één van mijn taken.
Over een linderrek naast het stookhok lag een vloerkleed die Geeske met de matten-
klopper te lijf ging toen ik aan kwam rijden. Ze sloeg verwoed het stof uit het kleed en
had niet gehoord dat ik op enkele meters afstand opeens achter had stond.
“Hallo meisje,� mijn stem schalde over het erf. Verschrikt keek ze achterom, “gut jong, je laat me schrikken.�
Haar gezicht was rood van inspanning, plukjes haar kleefden aan haar slapen. Haar donkerrode haar glansde in de laagstaande morgenzon en hield het gevangen in een koperen gloed.

“Zal ik je helpen om het kleed mee naar binnen te dragen?�.
Om de zoveel tijd werd in de kamer alles aan kant gezet, dan werden de kokosmat- ten opgerold en buiten op een rek uitgeklopt.
De houten vloer was in veel gevallen rood geverfd. Soms ook alleen maar aan de
zijkanten waar geen mat lag om verf uit te sparen.
Tenminste bij het arbeidersvolk. Boeren en de notabelen van het dorp hadden
een karpet of een mooie vloerkleed op de vloer.
Toen het kleed weer op z’n plaats lag en ik de boerin de kwitantie aanbood vroeg ze of ik nog een storting voor haar wilde meenemen. “Ik kan u geen bewijsje geven
dat ik het geld van u heb aangenomen, want die hebben alleen de bestellers,� merkte ik op.

Vrouw Klaver lachte, “Geeske is mijn getuige jong als je er met het geld van-
door gaat. Maar dat zul je toch wel niet doen want anders ben je vast en zeker je baantje kwijt. Ze legde de
stortingskaart en het geld op tafel, ¦ 138, 65 plus 25 cent
stortingskosten. Een heel bedrag. Ik verdiende toen 20 gulden in de week en moest voor het geld dat nu voor mij op tafel lag, zeven weken werken. In het bejaardente-huis waar ik maandelijks de AOW uitbetaalde kreeg een echtpaar 132 gulden. “Ik doe het stortingsbewijsje wel even in een enveloppe die de besteller morgen wel even bij u in de bus laat glijden, vrouw Klaver.
Prima hoor,� zei ze met een hoofdknik en glipte de keuken uit.

Geeske liep met mij naar buiten waar we in de lichte morgenbries tegenover elkaar
naast het stookhok stonden. De zon klom hoger en haar warme herfststralen ver-
warmden de aarde. “Laat ik nu maar afscheid van je gaan nemen Geeske, ik weet niet of ik er de eerstvolgende dagen nog de kans daarvoor krijg�. Ze knikte.
Met gebogen hoofd stond ze daar, haar ogen stonden dof, haar mondhoek trilde.
Ik had haar nog zoveel willen vragen, maar in dit uur van afscheid kwamen de woor-
den niet over mijn lippen.

“Geeske, het allerbeste meisje, pas goed op jezelf.� Er schoot een brok in mijn keel
die mij het verdere spreken onmogelijk maakte. Haar hand lag vast in de mijne, als
wilde ze die voor altijd blijven vasthouden.
Ze hief haar hoofd naar me op en uit haar blauwe ogen drupten tranen.
Ik omvatte met beide handen haar gezicht en veegde met mijn duimen de tranen van
haar wangen. Zeventien en achttien waren we, zouden we elkaar nog ooit terugzien?
We wisten beiden dat we voor lange tijd uit elkaars leven zouden verdwijnen.

Ofschoon we geen enkele binding met elkaar hadden was het de genegenheid voor
elkaar die het afscheid bemoeilijkte.
Nog één keer greep ik haar hand en drukte die stevig.
“Dag Geeske,� zei ik gesmoord en draaide mij abrupt om, pakte de brommer
en reed weg. Nero de hond rende blaffend met mij mee tot aan de brug.
Ik voelde dat ze me nastaarde toen ik het erf afreed en de brug opdraaide.
Maar ik keek niet eenmaal meer om……

Veranderd gezicht
Jaren verstreken, van Geeske hoorde ik nooit meer iets. Zomers en winters wissel-
den elkaar in grote regelmaat af. Nadien ook strenge winters, drie jaar later de
strengste winter van de eeuw, de beruchte winter van 1963. Maar met Geeske zou
ik nooit meer schaatsen, waar ik toen in die winter nog wel eens naar verlangde.
Met de loop der jaren veranderde ook het dorpsbeeld. De kanalen waar we toen over
schaatsten werden gedempt. Waar eens druk scheepvaartverkeer heerste, loopt
nu een breed fietspad. “De Eerste Veenkoloniale Melkfabriek� werd afgebroken,
zo ook de strokartonfabriek “Ons Belang� en de aardappelmeelfabriek “De Twee Pro-
vinciën�. Hun fabriekspijpen bepalen de skyline al jaren niet meer.

Aardappelmeelfabriek “Oostermoer�, onderdeel van het AVEBE-concern, wist alle
stormen te weerstaan en kon ondanks moeilijke perioden blijven doordraaien.
Café Zuiderveld ging nadien over in andere handen, later was er een drukkerij in ge-
vestigd. Vaag zijn op de voorgevel de letters Zuiderveld nog zichtbaar toen de originele letters werden weggehaald.
Wat blijft zijn herinneringen die weer komen bovendrijven als je met de auto of met
de fiets door het langgerekte dorp rijdt. In de loop der jaren zijn open plekken opge-
vuld met nieuwe huizen. Alleen voorbij de Tweede Dwarsdiep bleef het karakteri- stieke deel van het dorp behouden.

Ongeveer de laatste vijf jaar voor dat ik met de Vut zou gaan, kreeg ik op medische
Indicatie een vaste besteldienst. Een paar versleten rugwervels waren er de oor-
zaak van dat ik van de bedrijfsarts geen nacht- en late diensten meer mocht uitvoer-
en. Ook traplopen was taboe, evenals zwaar tillen.

Refaja ziekenhuis
In overleg met de bedrijfsleiding kreeg ik een vaste besteldienst toegewezen rond het
Refaja ziekenhuis. Het was een koude gure herfstdag in november 1998 toen ik in de
hal van het ziekenhuis mijn steunzak ledigde om de overige post in te laden.
Elke dag liet ik hier een zak post nabrengen ter verlichting van de bestelling omdat de hoeveelheid post voor de gehele bestelloop teveel was.

Op mijn knieën sorteerde ik de bundels post toen ik opmerkzaam werd gemaakt door
het geklak van hoge hakken die doordrongen tot in de hal die op het asfalt naderbij kwamen. Ik keek naar buiten en zag een dame naderen in een zwarte jas met hoog opgeslagen kraag die mijn blik gevangen hield. Ze kwam mij ergens bekend voor maar op dat moment kon ik haar niet thuisbrengen.
De automatische schuifdeuren zoefden open en ze liep de hal binnen. De gure
herfstwind streek met haar mee naar binnen. “U neemt de kou mee naar binnen dame,� merkte ik op, “dat bent u toch wel gewend postbode,� zei ze gevat.

Ik grinnekte om die opmerking.
Ze draaide haar hoofd naar mij toe en lachte. Er ging een schok door mij heen, nee dit bestond niet, dit leek een droom. Beelden van jaren geleden doken ineens weer voor mij op. Hoelang is het inmiddels
geleden dat we elkaar voor het laatst hadden gezien. Toen, op die mooie herfstdag in oktober, toen we afscheid van elkaar namen. Ik keek naar haar lach, naar de kuiltjes in haar wangen. Geen enkele vrouw lachte zoals zij, dit kon geen vergissing zijn dit was Geeske.

Haar rode haar reikte nu tot over haar schouders, de hoge hakken maakten haar
groter dan dat ze werkelijk was. Haar lippen waren lichtjes rood gestift, haar make-up
was verzorgd en haar kleren verrieden haar goede smaak.
Ik zat nog steeds op mijn knieën en staarde naar de vrouw die tegenover mij stond.
“Geeske, jij bent Geeske Jansen toch?� Opgewonden en vol verwondering dat ze
ineens weer voor mij stond noemde ik haar naam. Ik stond op en deed een pas naar voren.

De gure herfstwind die de rode blosjes op haar wangen had veroorzaakt werd dieper.
Haar ogen werden groot, en net zoals ik enige ogenblikken geleden, werd ook zij uit haar evenwicht gebracht.
“Anton�, zei ze enkel, toen ze mij haar hand toereikte.
Na lange jaren stonden we weer tegenover elkaar en weer zochten we beiden naar woorden nog
nauwelijks bekomen wat ons zoeven was overkomen. We stonden in de weg, de post lag her en der verspreid op de vloer, zodat een rolstoel ons niet kon passeren. We stapten opzij en de patiënt vervolgde geruisloos zijn weg. Ik legde de post op een hoop onder de rode brievenbus die zich in de hal bevond en legde er de postzakken over.

De dames aan de infobalie achter het grote raam sloegen het gebeuren met belangstelling gade.
“Wat brengt jou hier Geeske?� Tante Alie heeft een hartaanval gehad en
ligt op de hartbewaking, de zuster van m’n moeder uit Gasselternijveen. Haar zoon belde gistermorgen dat ze er slecht aan toe was. Zodoende ben ik hier.� Moeder is dermate slecht ter been dat ze niet mee kon komen. Met geen mogelijkheid krijg ik haar de auto meer in en uit. Laat ik eerst even informeren hoe tante het maakt, daarna kunnen we praten. Ik knikte, en toen ze vroeg waar ze zijn moest, wees ik haar de weg en zei dat ik in het restaurant op haar zou wachten.

Net als toen
Ze beende weg en toen ze na een tiental minuten terugkeerde nam ik haar jas aan die ik aan de kapstok hing, waarna ze tegenover mij aan het tafeltje plaatsnam.
“Hoe gaat het met tante?� Nog steeds geen verandering, ik heb slechts enkele woor-
den met haar kunnen wisselen. Ik ben zo moe zei ze, doodmoe, nog te moe om te
praten. Met haar hand in de mijne zat ik naast haar bed, waarna haar ogen weer dichtgleden.� We zaten in een hoekje bij het raam dat uitzicht gaf over de dierenweide naast het ziekenhuis, waar herten vredig graasden.

De lucht was nog even grauw en donker, de herfstwind speelde door de kruinen van de bomen, takken zwiepten op het ritme mee.
Ik liep naar het buffet en gaf mijn bestelling op, zonder haar te vragen wat ze wilde
gebruiken. Even later kwam de dienster met het dienblad aangelopen en plaatste die voor ons op tafel.
Ze keek naar me op, “net als toen he jong, weet je het nog bij café Zuiderveld?�
“Ja Geeske, daarom heb ik het ook besteld. Chocolademelk met slagroom en twee
gevulde koeken. Wist je dat alles nog?� Ik knikte. “Om je er toen zo van genoot meende ik je een plezier te doen om hetzelfde te bestellen.�

Ze keek me warm aan. “Wat is het een tijd geleden jong, een halve mensenleven.
Achtendertig jaar zijn inmiddels verstreken, al die tijd hebben we
taal nog teken van elkaar gehoord en nu zitten we hier weer tegenover elkaar.
Alsof het zo zijn moest. Alles in het leven heeft een doel Geeske, misschien dacht onze Lieve Heer er goed aan te doen om ons nog een keer samen te brengen.

Wie zal het zeggen.� Een klein meisje met blond krullend haar drentelde rond onze
tafeltje. Geeske aaide haar liefkozend over de bol, nam haar handtasje en haalde er een paar snoepjes uit die ze het kind toestopte. Vertederd keek ze het kind na die weer naar haar moeder huppelde.
De beide vrouwen wisselden een blik van verstandhouding en knikten elkaar toe. Geeske bleef naar het kind staren en in haar ogen verscheen opeens een pijnlijke glans. Had ze verdriet?
“Toe Geeske,� moedigde ik haar aan, “vertel eens iets over jezelf, ben je getrouwd, heb je kinderen, waar woon je, allemaal vragen die me heel erg intrigeren.�

Kinderloos
Ze keek me aan maar haar blik gleed weer van me weg en ze staarde zonder iets te zeggen naar buiten.
Ik observeerde haar en zag dat de lijnen naast haar ogen en mond dieper waren ge-
worden, maar ook dat haar vele zomersproetjes nu grotendeels waren verdwenen. Haar gewicht had ze in al die jaren perfect in de hand weten te houden, vele vrouwen van zesenvijftig zouden er voor tekenen om er zo uit te zien als zij.

Haar blauwe ogen blikten opeens weer in de mijne, toen ze antwoord gaf op mijn
vragen. “Ja Anton, ik ben getrouwd, mijn man handelt in onroerend goed en heeft een groot makelaarskantoor.� Ze noemde de plaats waar ze woonden, ergens aan de rand van het bos in de kop van Drenthe.
Net als toen die zaterdag in januari toen we samen schaatsten, las ik in haar ogen
dezelfde doffe glans toen ik haar geen antwoord gaf op de vraag die ze mij toen
stelde; “alleen maar om het schaatsen?�

Ze straalde nu niet de opgewektheid uit die ze in haar jeugd tentoon spreidde.
Ik miste haar klaterende lach, de blijheid in haar ogen en de frisheid die ze toen
bezat.
Voor ik het wist kwam de vraag over mijn lippen, “ben je gelukkig Geeske?�
Ik schrok van mezelf, had ik haar deze vraag wel mogen stellen?
Werd ik nu niet te persoonlijk? Een felrode blos steeg tot in haar haarwortels omhoog. Ik zag het, en corrigeerde mijzelf direct door op te merken dat ik deze persoonlijke vraag haar niet had mogen stellen.

Ze glimlachte enkel toen ze vervolge:
“Financieel ontbreekt het ons aan niets, we gaan een paar keer per jaar op vakantie,
de zaken gaan uitstekend en het gaat ons van alle kanten voor de wind. Dat vroeg ik niet Geeske, maar is dat volgens jou het geluk dat je nastreeft?�
Ze schudde haar hoofd, nee jong, je hebt gelijk. Het grote geluk hebben wij nooit mogen ontvangen, zei ze mat.“ Ze keek weer van me weg en
ik zag dat het haar moeite kostte om verder te spreken.

Haar stem klonk schorrig toen ze zei: “We hebben geen kinderen Anton, Ik had er graag een paar willen
hebben, ik kom zelfs immers uit een groot gezin.
Maar geen zeven hoor, zoals thuis.
Toen ik na jaren nog steeds niet in verwachting raakte, hebben we ons laten onderzoeken en toen bleek dat mijn man ze mij niet kon geven. Een vroegere kinderziekte had hem onvruchtbaar gemaakt. De teleurstelling beiderzijds was groot
maar het heeft ons huwelijk verder niet in de weg gestaan.�

Ze roerde in haar chocolademelk die dan tot nu toe onaangeroerd op de tafel had
gestaan. De slagroom erop was verdwenen, was opgelost in de warme drank.
Ik keek naar haar toen ze de mok aan haar lippen zette. Ik had medelijden met haar,
opeens zag ik haar weer zitten in de wei, bij de pasgeboren lammetjes die aan haar
vingers zogen. Wat was ze toen blij en opgetogen, wat een spontaniteit straalde toen uit het kleine meisje. Wat zou ze gelukkig zijn geweest als ze een kindje in haar armen had mogen houden. Helaas ging dat grote geluk aan hun huwelijk voorbij.

Ik was verliefd
Ze voelde dat ik naar haar keek en ze sloeg haar ogen naar me op. “En jij jong, hoe
Is het jou verder vergaan al die jaren?� Nog altijd bij de post, toch al gauw veertig
jaar? Ja Geeske, volgend jaar heb ik 40 dienstjaren.
Ik ben getrouwd, we hebben één dochter die in augustus van dit jaar in het huwelijk
is getreden. Mijn vrouw heb ik in de strenge winter van 1963 leren kennen, eveneens
op het ijs. Drie jaar later zijn we getrouwd, en twee jaar later werd onze dochter ge-
boren.� Ze hing aan mijn lippen toen ze met kleine teugjes haar chocolademelk dronk.

Ze zette de mok neer en depte met een papieren zakdoekje zorgvuldig haar lippen.
“En jij jong, ben jij ook gelukkig?� Ik had die vraag niet verwacht en ze bracht mij
een beetje van mijn stuk. Toch keek ik recht in haar blauwe ogen toen ik antwoord
gaf op haar vraag: “ja Geeske, ik ben gelukkig, ik hou van mijn vrouw zoals een man
dat maar eenmaal in z’n leven doet.� Ze friemelde met haar zakdoekje in haar schoot
en sloeg haar ogen neer. “Geeske, het is nu al zolang geleden, we zijn beide nu vol-wassen mensen zodat ik het je nu wel durf te vragen. Een vraag die heel lang door mijn hoofd heeft gespookt: �was je destijds in mij verliefd Geeske?�

Opnieuw trok een rode blos over haar wangen, “waarom vraag je dat�, zei ze schor,
wist je dat niet, begreep je niet dat ik veel meer voor je voelde?
Toen we die middag tegen het ijs smakten en jij me overeind hielp hoopte ik dat je mij in je armen zou nemen. Je deed het niet en daar heb ik het een hele tijd moeilijk
mee gehad.� Verpleegsters liepen met vlugge passen het restaurant voorbij, patiënten werden op brancards de gang opgereden naar de zaal. De morgen gleed
langzaam over naar het middaguur, zodat het wat drukker begon te worden en ru-
moeriger door het geschuif van stoelen.

Ze vervolgde: “ja, Anton, ik was verliefd en kon je jarenlang niet uit mijn gedachten
bannen. Maar de liefde kwam van één kant, je voelde niets voor mij, tenminste geen
liefde, enkel respect en warmte. Je hebt het nooit met zoveel woorden gezegd, maar een vrouw voelt zoiets. Er brandde steeds een klein vonkje bij mij van binnen, een
vonkje die naar ik hoopte ook naar jou zou overslaan maar het gebeurde niet. Jou warme jas om mijn schouders, de boterhammen die je me gaf, het waren gebaren die me verwarmden en gelukkig maakten.
Wat jij toentertijd niet deed, hadden andere jongens misschien wel gedaan.

Ondanks dat ik graag had gewild dat het anders was gelopen,
heb ik vooral later jou besluit tot op de dag van vandaag weten te respecteren. Dat je geen avontuurtje met me aanging om me na een paar weken later weer aan de kant te schuiven.
Dan was de pijn vele malen groter geweest. Tussen ons is het altijd zuiver en eerlijk
gebleven en dat tekent je karakter.
Weet je, de tijd heelt alle wonden, de scherpe kante

Aantal keer bekeken: 5196
Waardering: 7.36 op 10
Geef een cijfer:

Alle rechten voorbehouden 2005-2024 - www.verhalenlezen.nl


Verhalen

Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.

Verhalen posten

Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!


Statistieken

Totaal verhalen: 5184
Totaal categorieën: 10
Totaal 305 bezoekers online