Once upon a time in Russia.
U leest om dit moment het verhaal Once upon a time in Russia gepost door Makalakalane. Dit verhaal is gepost in de categorie spannende verhalen. Wilt u een zelf geschreven, of een mooi verhaaltje posten? Klik daarvoor hier.Wilt u terug naar spannende verhalen?
Categorie: spannende verhalen
Gepost door: Makalakalane
Gepost op: 2011-9-5
Verhaal:
Once upon a time in Russia
Proloog
Voor u ligt het meest verschrikkelijke verhaal ooit. Perfect qua plot en spanningsopbouw, maar tot in elk detail huiveringwekkend en walgelijk.
Er gaan zelfs verhalen rond dat één van de proeflezers nachtmerries kreeg na het lezen van enkele hoofdstukken.
Ik heb er een handje van mezelf keer op keer in de nesten te werken. Ook dit verhaal bevestigt dat weer.
Aan de lezers kan ik alvast melden dat er heel wat bekende en ook wat minder bekende individuen de revue passeren.
Het verhaal begint in het pittoreske dorpje Rekken in de Achterhoek. Daar dook ik samen met mijn tijdelijke en zeer onbetrouwbare Russische vriendin Tatjana onder in een hotel.
Gokschulden, diefstal en het bedreigen van de verkeerde personen waren er de oorzaak van dat ik me een tijdje gedeisd moest houden.
Uiteraard ging me dat niet zo goed af en ik kan jullie lezers dan ook alvast mededelen dat de dingen weer uit de hand gaan lopen. Geheel in stijl en dat zal vanaf het begin al duidelijk worden.
Ik wens eenieder veel leesplezier!
De auteur, de hoofdpersoon.
1 – Sinatra op een Boerenavond
Toen ik op weg was naar het toilet, begon de band een lied van Sinatra te spelen.
Tatjana greep mijn hand en trok me richting het podium. Daar stonden de drie meest sombere mannen op die ik ooit had gezien. Ze droegen strakke, donkere pakken die van MDF of een soortgelijk materiaal waren gemaakt. De kleine plukjes haar boven hun oren hadden ze met wax over hun kale hoofden verdeeld. Één van hen speelde op een gitaar met vier snaren. De beide E-snaren ontbraken. De man ernaast bespeelde een gehavende basgitaar die met gemak dienst kon doen als schuilplaats voor ratten. De derde man, tenslotte, zat achter een oud drumstel een ritme te tikken.
Het klonk afschuwelijk!
Ik probeerde naar het toilet te vluchten, maar Tatjana trok aan mijn arm en de wodka die ik de afgelopen vijf uren naar binnen had gewerkt hielp haar om me vooruit te krijgen.
Blijkbaar had de kleine menigte die zich in Café Kerkemeijer had verzameld voor de Boerenavond, het aanschouwen van een zingende dronkelap hoog op hun ‘to do-list’ staan.
Pissen stond daarentegen hoog op mijn ‘to do-list’. Ik was al te lang blijven hangen bij een oudere vrouw die erop stond me haar kunstgebit te laten zien. Klaarblijkelijk was het een waardevol bezit voor haar en haar echtgenoot die hem in het weekend droeg.
De lucht was gevuld met een ranzige tabaksgeur. Het rook alsof de sokken van iemand met zweetvoeten werden verbrand. Stiekem haalde ik een sigaret uit mijn pakje Marlboro. Deze waren goud waard in deze contreien.
Ik rook ook het aroma van zoute haring, maar waar ik ook zocht, ik kon het buffet nergens vinden. Uiteindelijk drong het tot me door: de vrouwen droegen de haringsaus als parfum. Ze werden er echter niet minder aantrekkelijk van, omdat de meesten van hen toch al gezichtsvervormingen hadden. Behalve Tatjana was de enige andere vrouw die het kijken waard was, er eentje met een gebochelde rug.
De band kwam ondertussen aan het eind van het nummer, en begon opnieuw. Ik dacht dat hoe sneller ik dit afhandelde, hoe sneller ik naar de wc kon. Ik begon dus maar te zingen.
“When somebody loves you, it's no good unless he loves you,
Awwwll the waaaaay!
Happy to be near you, when you need someone to cheer you,
Awwwll the waaaaay!”
Aan de gezichten gezien was dit niet wat het publiek had verwacht. De band speelde pijnlijk langzaam en zelfs toen ik probeerde sneller te zingen, bleven ze bij het tergend langzame tempo hangen waarvan zij dachten dat het het juiste was.
“Taller than the tallest tree, that's how it's got to feel!
Deeper than the deep blue sea, that's how deep it goes,
If it’s reeeeaaaal, If it’s reeeeaaaal!”
Er viel iets op het podium. Ik keek omlaag en zag een droge homp oud rijstbrood liggen. Dat had me verdomme wel een hersenschudding kunnen bezorgen. Ik schreeuwde in de microfoon: “Fuck! Wie deed dat? Jullie zijn gewoon een stel kutboeren!”
Het boegeroep werd almaar luider. Waarom dachten ze überhaupt ook dat ik kon zingen?
Ik probeerde mezelf ervan te weerhouden te pissen en pakte mijn lul vast tussen duim en wijsvinger. Ik sprong nu ook opmerkelijk veel sneller op en neer dan het ritme van de muziek eigenlijk vereiste. Ik hoopte dat de mensen dachten dat ik mijn broek optrok, maar dat bleek een loze gedachte. Bijna iedereen dacht dat ik me een potje aan het afrukken was.
“When somebody needs you, it's no good unless he needs you,
Awwwll the waaaaay!
Through the good or lean years, and for all the in-between-years,
Come what maaaaaay!”
Ik had het gevoel dat ik aan het pissen was en de damp die van mijn broek opsteeg bevestigde dit gevoel. Godverdomme, ik stond hier letterlijk in mijn broek te plassen voor een stel Rekkense boeren en hun lelijke vrouwen.
Gelukkig had ik een lichtgekleurde khaki broek aan, zodat de pisvlek wel erg opviel. Een oude man naderde het podium en spuugde naar me. Ik haalde uit met mijn voet, maar mistte zijn hoofd. Ook daar hield het publiek niet van.
“Who knows where the road will lead us, only a fool would say,
But if you'll let me love you it's for sure I'm gonna love you,
Awwwll the waaaaay!
Awwwwwwlllll theeeeeee waaaaaaaaaaaaay”
Ik stormde het podium af, op naar het toilet. De oudere vrouw met het kunstgebit schuifelde naar het buffet van harde kaas en droog brood. Omdat ik haar niet meer kon ontwijken, duwde ik haar opzij. Ze viel voorover en het krakende geluid dat volgde, voorspelde het einde van haar gebit. Het plaatje met de tanden, besmeurd met speeksel en bloed, viel op de vloer en mijn voet kaatste een stuk de zaal in.
Ik was nog steeds aan het pissen. De dingen liepen verkeerd af.
Eenmaal bij het toilet aanbeland, vistte ik in broek op zoek naar mijn pik. Toen ik hem eruit haalde, spoot het alle kanten op. Ik raakte ook de mannen die van de urinoirs gebruik maakten. Ik beukte me tussen hen in en probeerde op het porselein te mikken.
“Sorry!”, schreeuwde ik. “Ik kon het niet ophouden!”
Het was een bende. Een enorme zooi. Maar het ergste was nog dat Tatjana haar biezen had gepakt toen ik eenmaal uit het toilet kwam.
2 – Het meisje van de receptie
Tatjana was weg. Tegen de tijd dat ik naar buiten liep was er geen teken van leven meer in de straat. Tenminste… voor 30 seconden. Want dat was hoe lang het duurde voordat de groep furieuze boeren door de buitendeur stormde, de koude nacht in, schreeuwend en krijsend.
Mijn hart sloeg over.
Wat een waardeloze zakken! Wie dachten ze wel niet wie ze waren? Boeren van het laagste soort. En ik was vreselijk de lul als ze me te pakken kregen.
Ik verstopte me dus maar. Dat leek me het slimste wat ik kon doen. Het zou alleen nog iets slimmer geweest zijn als ik een schone en droge verstopplek had uitgekozen. Ik koos echter voor een container die dienstdeed als vergaarbak voor huisafval uit het dorp.
Het stonk zelfs in de koude lucht. Toen ik mezelf terugvond in een mix van vissenkoppen, rottende groenten, gebruikte sanitaire producten en ander afval – inclusief een dode kat die wemelde van de levende maden – dankte ik God.
Gelukkig had ik nog wat geld. Ik kon uit dit boerengat wegvluchten. Wellicht kon ik zelfs een vliegveld bereiken en het land verlaten. Moskou, Londen, het was me om het even waar naartoe. Ik moest er nu alleen voor zorgen dat ik de nacht doorkwam zonder vermoord te worden. Omdat het me zo’n goed gevoel gaf, probeerde ik te lachen.
Op straat werd het rustiger. Ik hoorde weer muziekklanken uit het café komen. De band was dus weer begonnen met spelen. Ik wachtte nog tien minuten en klom uit de container. Het leek veilig, en hoewel mijn instinct me zei om achterafweggetjes te nemen om bij het hotel terug te keren, wist ik de weg niet precies meer. In plaats daarvan bewoog ik me van gebouw tot gebouw, voorzichtig voor het geval dat één van die inteeltboeren me zou zien.
Ik deed er een uur over het hotel te bereiken. Het eerste wat me opviel was dat Tatjana’s auto was verdwenen. Ze had er dus geen doekjes om gewonden.
Ik ging naar mijn kamer en nam een koude douche – niet dat ik dat graag wilde, maar er was nu eenmaal geen warm water – en ging naar bed. Na een minuut liggen, sprong ik op en opende de vaste kast. Mijn koffers stonden er nog en ook het geld lag er nog keurig in opgeborgen. De bitch had me tenminste niet beroofd.
Ik probeerde wat te gaan slapen, maar mijn hoofd bonkte. Ik belde de receptie en vroeg of ze ook pijnstillers hadden. Het meisje achter de balie zei dat ze er een paar naar mijn kamer zou brengen. Om de tijd die het haar zou kosten mijn kamer te bereiken te doden, besloot ik te gaan schijten. Toen ik ongeveer halverwege was, werd er op de deur geklopt. Ik riep: “Binnen! Leg de tabletten maar op het nachtkastje. Ik zit op de wc.”
Ik luisterde op haar antwoord, maar in plaats daarvan liep ze recht op het toilet af, kwam binnen en zei: “Wat zegt u?”
Daarna hief ze langzaam haar hand en hield deze voor haar neus. De Rekkense voorliefde voor gepekelde knoflook, rapen en mosterd kwam mijn darmen niet ten goede.
Het rare vond ik dat ze niet bewoog. Ze stond daar gewoon met de ene hand over haar neus, terwijl de andere een pot tabletten omklemde. Ze waren wit en hadden de grootte van paardentanden. Hoe moest ik die ooit gaan doorslikken?
Ze bewoog niet meer. Zelfs niet toen ik met mijn naakte lijf omhoog kwam en mijn reet af veegde. Ik dwong me zelf ertoe niet naar het wc-papier te kijken en ook niet te ruiken. Normaal deed ik dat wel om bijvoorbeeld de oorzaak van mijn anale problemen te kunnen bepalen.
Ik spoelde door en bond een handdoek om mijn heupen. Ze gaf me twee tabletten en spoelde ze weg met een glas modderig, bruin tapwater. Dat zou me morgen weer darmklachten opleveren. Toen ze aanstalten maakte om te gaan, vroeg ze: “Kan ik nog iets anders voor u betekenen?”
“Ja,” antwoordde ik. “Als er iemand naar me vraagt, vertel ze dan maar dat ik er niet meer ben, ok? En morgen heb ik wat hulp nodig. Ik moet weg uit Rekken.”
Ze knikte en zei: “Wat zal ik zeggen als je vrouw terug komt?”
Ik lachte en zei: “Ze is niet mijn vrouw. Ze is… het is niet belangrijk wie ze is. Ze keert niet terug.”
“Ok,” zei ze, en voegde eraan toe: “Nou, in dat geval… zal ik je even lekker pijpen? Het kost je maar drie sigaretten.”
Ik hield haar het hele pakje voor en zei: “Je kunt de rest van de nacht beter vrij nemen, schat.”
Ze was goed, erg beweeglijk en er niet vies van nieuwe dingen uit te proberen. Aan de andere kant was ze wel wat klunzig en maakte ze ontzettend veel lawaai. Op een gegeven moment klom ze op tafel en ik volgde haar voorbeeld. Nu besef ik dat meubelmakers hun werk zo goed mogelijk proberen te doen, maar deze tafel kon het gewicht van een jongen die een redelijk mollig wijf aan het pompen was onmogelijk dragen.
We lagen pardoes op de grond, te midden van een berg houten spaanders.
We besloten te gaan staan en daardoor bezeerde ze zich aan de muur. Toen ik haar weer nam, stootte ze een spiegel om. We moesten uitwijken voor het gebroken glas. De hele kamer werd geruïneerd. Ik was er inmiddels achter gekomen dat ik nog maar acht sigaretten had, dus de chaos werd almaar groter.
Ik stootte zelf een lamp om. Hij brak meteen. Door de muren heen hoorde ik nu andere gasten klagen. Boven haar liefdesgekreun uit hoorde ik een man voor de deur staan schreeuwen. Hij wilde weten of een triootje tot de mogelijkheden behoorde.
Ik raakte uitgeput. Ik besloot om ook mijn laatste paar sigaretten ter beschikking te stellen.
Ze leunde nu voorover op het bed en spreidde haar billen uit elkaar. Net toen ik probeerde een fles mineraalwater die ik uit de bar had meegenomen, in haar kont te spuiten, werd de deur open geklapt.
Er stond een oude man met een nog ouder jachtgeweer. Hij schreeuwde: “Wat doe jij met mijn dochter?”
Ik kneep in de fles.
3 – Twintig honderdjes
Toen de commotie wat minder werd en de andere gasten weer in hun bedden lagen, zaten we beneden in de privékamer van de oude man. De onderhandelingen begonnen.
Het eerste dat hij me bood was dat ik of dood geschoten werd of dat ik met zijn dochter trouwde en hen allebei meenam naar Amsterdam om daar te gaan wonen.
Het is ongelofelijk hoe een oude man met een geweer je uit je roes doet ontwaken. Nu ik zo naar zijn dochter keek was ik verbaasd dat het zover had kunnen komen.
Ze was lelijk, dik en bleekjes – er was niets meer over van de geile chick die ze leek toen ik onder de invloed van liters huisgedestilleerde wodka was.
Ze had een grote wrat op haar linkerneusvleugel. Het leek wel een meikever. Er groeide een lange zwarte haar uit. Ik moest mezelf inhouden om de haar niet met mijn brandende sigaret weg te schroeien.
Ik besloot dat ik me maar beter kon gedragen in plaats van de held uit te gaan hangen. Ik kon moeilijk zeggen dat ik zijn dochter een lelijk gedrocht vond.
Ik haalde mijn schouders op en zei: “Ik kom niet uit Amsterdam.”
De oude man leek teleurgesteld, daarna boos. Na een moment van stilte zei hij vervolgens: “Ok, dan vertrekken we naar Rotterdam.”
Ik legde hem uit dat ook daar mijn roots niet liggen en wees hem erop dat dat wel voor Haaksbergen gold.
Zijn gezicht vervulde zich met afschuw en hij snauwde: “Nee, wij zullen nooit in dat smerige dorp gaan wonen!”
Hij keerde zich nu tegen zijn dochter en berispte haar omdat ze zo’n pauper uit Haaksbergen een fles mineraalwater in haar kont had laten spuiten. Ze keek beschaamd.
Ik vroeg of er een mogelijkheid was om middels een financiële regeling nader tot elkaar te komen. Even dacht ik dat de vader overstag ging, maar toen opperde hij dat ik zijn dochter moest huwen en meenemen naar Haaksbergen. Dan zou ik hem maandelijks een bedrag kunnen sturen.
Ik wees hem erop dat zijn dochter onmisbaar was in het hotel en dat ik hem direct een bedrag zou kunnen geven. Hij greep in zijn zakken, haalde er een paar briefjes van €5,- uit en vroeg: “Wat wil je dat ik doe met deze waardeloze bankbiljetten? Ik kan er slechts mijn reet mee afvegen!”
Ik lachte en leunde naar hem toe: “Ik heb honderdjes.”
“Honderd euro?”, vroeg hij.
Ik knikte instemmend.
Hij begon te stralen. Het leek erop dat we het over zaken konden gaan hebben.
De onderhandelingen, zo zei de oude man tegen me, zouden beter verlopen onder het genot van een fles wodka. Hij stond erop dat ik die zou betalen. Ik ging uiteraard akkoord. De wodka was waarschijnlijk maar €1,- waard, maar ik moest er het tienvoudige voor neerleggen. Weer ging ik akkoord.
Er werd me gevraagd hoeveel een Haaksbergse vrouw vroeg voor het in haar kont laten spuiten met water door een naakte man. Ik dacht even na en zei toen dat €5,- ongeveer de hoogste prijs zou zijn. Hij schudde zijn hoofd en legde uit dat in zijn visie €50,- goedkoop zou zijn. Daar had hij verdomme een punt.
En zo ging het door.
De volgende vraag was hoeveel een blowjob kostte. Ik wist het niet, zei ik. Daarnaast had ik helemaal geen blowjob gehad. Hij vroeg me wat dat witte, slijmerige spul was dat aan zijn dochters kin had gehangen toen hij de kamer binnen was gedrongen. Ik haalde mijn schouders op en zei dat ik het echt niet wist, maar dat het normaal ongeveer een tientje kostte.
Ik bemerkte dat hij een extra nul noteerde, toen hij het bedrag op een stuk papier schreef. Ik besloot hem er niet op te attenderen. Het leek me overbodig hem op z’n klein mathematisch foutje te wijzen.
Tenslotte merkte ik op dat ik naar een nabij gelegen vliegveld wilde. Hij zei me dat er over de grens in Duitsland een vliegveld was, maar dat het niet eenvoudig was om daar te komen. Op zich kon hij wel een vlucht voor me regelen, tegen een eerlijke prijs.
Het idee om naar het sombere buurland te reizen maakte een huwelijk met zijn dochter ineens een stuk aantrekkelijker. Ik vroeg hem naar andere opties.
Er werd me uitgelegd dat er ook in Enschede een mogelijkheid was om te vliegen. Alleen had hij zo snel geen chauffeur beschikbaar die me er heen kon brengen. Maar – tegen de juiste prijs – mocht ik zijn auto over kopen en kon ik meteen vertrekken. Wellicht kwamen we toch tot een deal.
We stonden in het ochtendgloren en ik staarde naar de enorme berg troep. Als ik één oog dichtkneep kon ik er een silhouet van een auto achter ontwaren. De oude man en zijn dochter – die in het ochtendlicht nog lelijker bleek – duwden het hooi, de kippenstront en de andere troep aan de kant. Het was grijs, op sommige roestplekken na, en zat onder de kippenstront. Het was een DAF 600 uit pakweg 1960. Nee, het was mijn DAF 600. Ik wist alleen nog niet wat ik ervoor moest betalen.
Ik begon met een bod van €10,- en kreeg een tegenbod van €10.000,-. We onderhandelden lang en hard en hij stelde voor om wat van de lokale boeren uit te nodigen om de auto te laten taxeren. Terugdenkend aan de vorige avond, leek me dit geen goed idee en besloot ik om akkoord te gaan met een prijs van €1.000,-. Ik was genaaid, maar hij verzekerde me dat zijn dochter de auto zou schoonmaken terwijl ik mijn spullen ging pakken.
Betalen ging makkelijk. Hij krabde aan zijn hoofd en probeerde met de bedragen te sjoemelen. Ik telde twintig briefjes van €100,- uit en pleurde ze voor hem neer op tafel. Hij telde ze niet na, deels omdat hij nog niet klaar was met rekenen en vooral omdat het hem niets kon schelen. Wat hij ook kreeg, hij had een topdeal gesloten.
Hij wenste me geen goede reis en dat vond ik nogal onbeleefd.
Toen ik mijn koffers in de auto smeet, verscheen de dochter weer. Haar bloesje was strak om haar borsten gespannen, zodat het net twee verzopen biggetjes in een zak leken. Ze was nat geworden terwijl ze de DAF had gewassen. Ondanks dat ze er nog steeds vreselijk uitzag, leken haar tieten op… tieten.
De koude van het water in combinatie met de koude morgenlucht, zorgde ervoor dat haar tepels keihard werden. Dat maakte de aanblik van haar anders zo hangende uiers een stuk aantrekkelijker. Ik lachte en zei haar gedag. Ze kuste me en duwde haar tong in mijn mond. En terwijl ik het helemaal niet wilde, kreeg ik een stijve.
Ik werd wederom genaaid. Ik kon de ogen van de oude man vanachter één van de ramen bijna in mijn rug voelen prikken. Het maakte me niet uit hoe mijn kruis op haar reageerde, maar €2.000,- voor een one night-stand met zo’n lelijk wijf was belachelijk. Helemaal omdat ik haar ook nog eens een heel pakje Marlboro had gegeven.
Ik sprong in de auto en was verheugd toen hij startte. Ik ramde hem in de versnelling – de pook was niet in beste staat – en maakte aanstalten te vertrekken.
Toen, om een reden die ik niet kon bevatten, stopte ik. Ik opende de passagiersdeur en ze sprong erin.
Zodra we wegreden had ik daar al weer spijt van. Mijn penis, daarentegen, dacht daar heel anders over.
4 – Lust for Life
De dochter van de hotelier had een gat in de bekleding van de achterbank gebeten. Toegegeven: ik had haar beloofd om hem niet in haar kont te steken, maar ze moet het aan hebben zien komen toen ik haar opdroeg over de stoel te buigen om het pakje sigaretten te zoeken dat ik achterin de auto had gegooid.
De zon beklom de grijze lucht als ware het een enorm gloeiend uiteinde van een sigarettenpeuk, toen ze de bosjes inging om te pissen. Ik deed mijn gulp dicht en reed er snel vandoor. Ik moest nog een vliegtuig halen.
Mijn laatste herinnering aan haar – ik heb nooit geweten hoe ze heette – was dat ik haar in de achteruitkijkspiegel midden op de streep gedroogde modder, die ze in deze regio lachwekkend genoeg straat noemen, zag staan. Ze had haar handen boven haar hoofd geheven en wild zwaaide ze ermee. Haar slip lag nog op haar enkels. Het domme wijf dacht echt dat ik haar in een vlaag van verstandsverbijstering vergeten was.
Onder het rijden viel ik van verveling haast in slaap. Ik graaide in mijn tas en haalde een handvol cassettebandjes tevoorschijn. Ze waren van Tatjana. Ze had ze laten liggen door haar haastige vertrek.
Op het label van het eerste bandje stond Lionel Richie, dus gooide ik hem uit het raam. Datzelfde gold voor Elton John en toen ik bij Abba kwam, stopte ik de auto zelfs om uit te stappen en het ding te vermorzelen met mijn hak. Wat was dat toch met vrouwen en Abba?
Ik ging de auto weer in en reed door. Het assortiment van cassettebandjes was ingekort.
The Doors. Acceptabel dacht ik, maar nu even niet. Ik smeet het bandje naar het passagiersgedeelte. John Lee Hooker. Misschien op een ander moment, dus hup… achter The Doors aan. Jimi Hendrix. Goed, maar niet de juiste muziek wanneer je een verloren landschap vol met inteeltboeren moet trotseren. Naar rechts ermee.
Iggy Pop met Lust for Life dan? Dat kon ermee door. Ik stopte deze in de cassetterecorder en lachte me kapot toen het ding ook nog bleek te werken.
Het nummer was net begonnen en voor het eerst die dag kwam de zon tevoorschijn vanachter het ijzeren gordijn van wolken. Ik zette het volume hoger en de speakers vibreerden alsof ze op het punt van ontploffen stonden. Ik moest het volume wel hoog zien te houden, omdat ik met mijn hoofd buiten raam hing. De auto stonk namelijk van binnen en ik viel er haast flauw van. Ik had mijn rechterhand aan het stuur. Mijn linkerhand hing buiten het raam. Daar hield ik de grote fles zwaar bier mee vast die ik enkele kilometers eerder had gekocht toen ik was gestopt om te pissen. Mijn duim sloot de bovenkant af om te voorkomen dat er troep in de fles kwam. Elke keer als ik een slok nam plensde het bier overal heen. In mijn ogen en neus.
Het nummer speelde door en de DAF bereikte de volle snelheid van 50 km/u. Ik naderde mijn doel: het vliegveld van Enschede. Een eerdere inventarisatie per telefoon tijdens mijn plaspauze had me duidelijk gemaakt dat er over een paar uur een vlucht vertrok. Londen was de bestemming ervan. Het kon zijn dat ik mijn avondeten in Engeland ging nuttigen. Niets zou me stoppen.
Lust for Life was afgelopen en ik drukte op de terugspoelknop en luisterde opnieuw, opnieuw en nog eens opnieuw. Het was nu eenmaal het enige nummer dat aansloot op het moment.
Nadat ik de laatste druppels bier naar binnen had gegoten, smeet ik de lege fles naar een oude vrouw op een tractor toen ik haar inhaalde. Ik mistte haar lelijke boerenhoofd op centimeters na. Ik zag dat ze met haar vuist zwaaide en dat haar mond bewoog. Iggy Pop en het geluid van de motor overstemden echter elk ander geluid.
Ik passeerde een bord. Er stond Enschede 22 op. Ik rook de koffie in de wachtruimte van het vliegveld al.
De motor klonk nu alsof iemand spijkers en gebroken glas in de tank had gegooid. Ik probeerde het te negeren en ik neuriede zelfs met de muziek mee om het probleem te vergeten. De auto ging niet harder meer dan 30 km/u en dat terwijl ik met mijn voet het gaspedaal tot op de bodem had ingetrapt. De wegwijzers bleven echter regelmatig opduiken: Enschede 19, Enschede 15, Enschede 12, Enschede 10. In de verte zag ik een vliegtuig de lucht ingaan. Ik was dichtbij. Lust for Life eindigde weer en ik drukte op terugspoelen. Toen realiseerde ik me dat het stil was. De naald van de snelheidsmeter viel stil. De motor was opgeblazen.
Ik stopte naast het bord met Enschede 8 erop. Nadat ik de koffers uit de auto had gehaald, liep ik naar een vervallen hut waar een truck uit de jaren ’30 stond geparkeerd. Een paar euro’s zouden goed van pas komen om het een en ander te regelen.
Achter me hoorde ik het geluid van Lust for Life overgaan in een krakend geluid. Het leek erop dat de speakers ontploft waren.
Ik klopte op de deur. Een ogenschijnlijk zieke hond stak zijn kop op, keek naar me, en ging toen weer als voor dood liggen. Ik hoorde gestommel in de hut, maar er werd niet open gedaan. Ik klopte nog eens en hoorde opnieuw geluid. Wie of wat er ook binnen was, hij of zij had er blijkbaar weinig trek in om open te doen. Ik probeerde de deur, en hij ging open. Duisternis. Ik wilde eerst zeker weten of er geen gewapende boer binnen was, voor ik naar binnen ging.
Ik dacht dat als ik de truck gewoon meenam, ik gewoon een briefje en wat euro’s kon achterlaten. De truck zou dan zo snel mogelijk bij het vliegveld worden teruggevonden. Dat leek me het beste.
Mijn ogen wenden aan het donker, dus ging ik naar binnen. Zo gauw ik eenmaal binnen was, hoorde ik een vrouwenstem: “Kan ik je helpen?”
In het donkere deel van de kamer zag ik een silhouet op wat een bed leek, zitten.
“Hallo,” zei ik. “Mijn auto is kapot en ik moet naar het vliegveld. Ik vroeg me af of ik een lift kon krijgen. Ik heb geld bij me voor benzine en zo.”
Een antwoord volgde: “Sorry, maar wij rijden niet.”
En ook toen ik vroeg of iemand anders wel reed, was het antwoord negatief.
Zo kwam ik nergens natuurlijk. Net toen ik het op een schelden wilde gaan zetten, hoorde ik een tweede stem uit de duisternis komen: “Onze broer heeft een truck, maar hij ligt in het ziekenhuis. Hij brak zijn been toen hij met een ezel in de weer was.”
Ik dacht eens na en zei: “Luister. Wat nu als ik de truck meeneem naar het vliegveld en ik wat geld achterlaat voor de overlast?”
Ik hoorde de stemmen een ogenblik fluisteren. Degene die ik niet kon zien richtte zich tot me: “Hoe weten wij of we jou kunnen vertrouwen? Hoe zie je eruit?”
De vrouw die ik wel kon zien, boog zich naar me toe. Ik volgde haar voorbeeld, maar besefte toen dat ze me dankzij die duisternis nog altijd niet goed kon waarnemen. Daarom trok ik één van de gordijnen open.
Toen het licht de kamer inviel, huiverde de vrouw. Ik zag wat ik gedaan had. Er zat een vrouw op bed en naast haar lag de tweede. Ze zaten bij de heup aan elkaar vast – een Siamese tweeling. Ik lachte, en voelde me behoorlijk ongemakkelijk.
De zittende vrouw bedekte haar gezicht, maar degene die lag keek naar me op en toverde een grijns op haar gezicht. Ze zei: “Kijk, hij heeft een eerlijk gezicht en hij ziet er niet verkeerd uit.” De andere haalde haar handen weg en staarde naar me alsof ik een museumattribuut was. Toen keken ze naar elkaar, knikten en spraken toen de volgende woorden precies tegelijk: “Je mag de truck meenemen, maar dan moet je eerst iets voor ons doen.”
Ze legden uit wat ze wilden en ik ging akkoord. Toen ik mijn broek uitdeed vroeg ik: “Twee voor de prijs van één?” Ze giechelden en buiten hoorde ik een vliegtuig overkomen. Ik kon hier over een half uur weg zijn en dan kon ik in dat vliegtuig zitten.
5 – Van Omsk naar Moskou
De meid achter de balie keek vriendelijk toen ze het me opnieuw uitlegde.
“Het spijt me meneer, maar het vliegtuig naar Londen is volgeboekt. Ik begrijp dat u gebeld heeft, maar u heeft naar het vluchtschema gevraagd en niet naar beschikbare plaatsen. Vandaar de verwarring. Over drie dagen is er weer een vlucht naar Londen.”
Ik haatte haar, maar ik had geen keuze.
In mezelf zat ik me af te vragen of ik die drie dagen bij de Siamese tweeling zou doorbrengen, toen ze opeens nog een suggestie deed: “Ik kan u wel zeggen meneer, dat er een vlucht naar Moskou gaat. Van daaruit kunt u doorreizen naar waar u maar wilt. Er is een tussenstop in Omsk en daar hoeft u maar een half uur te wachten. Ik kan, als u interesse heeft, een plaats voor u regelen. Hoewel dit eigenlijk tegen de regels is…”
Ik legde een biljet van €50,- voor haar neer en ze ondernam actie.
De vlucht naar Omsk was niet van belang. Ik maakte een omweg, maar had mezelf wel drie dagen bespaard. Behalve mezelf en een paar oude mannen in grijze pakken, was het vliegtuig leeg. Een stewardess gaf me een drankje en een paar minuten later nog één. Toen ik haar voor de derde keer riep, liet ze de fles wodka samen met een emmer ijs bij me achter. Ik bladerde eens door het vliegtuigmagazine en probeerde te gokken waar de artikelen over gingen. Ik sprak wel een beetje Russisch – dat leerde ik van Tatjana – maar lezen lukte niet. Nou ja, ik kon woorden als toilet en bar lezen. Alhoewel lezen… herkennen is een beter woord.
We landden in Omsk. Een luidruchtige groep mensen stond voor de gate op het vliegtuig naar Moskou te wachten. Ik bemerkte dat ik in ieder geval genoeg ruimte had voor mezelf, maar alsof het zo moest zijn werden alle passagiers op een kluitje in het vliegtuig geplaatst. Ik nam mezelf voor om na het opstijgen een tukje te gaan doen tot we in Moskou waren.
Ik belandde in een stoel aan het gangpad. Naast me, aan de binnenkant, zaten een jong meisje van 13 à 14 jaar oud en een oude vrouw van wie ik vermoedde dat het de oma van het meisje was.
Niemand van mijn medepassagiers in Rij C had ooit eerder gevlogen. De oma zat constant te mompelen dat het vliegtuig zou crashen. Het was niet zomaar wat negatief geklaag. Ze was echt doodsbang. Door de enorme lading wodka die ik tot met had genomen, nam ik zelfverzekerd de taak op me haar en haar kleindochter gerust te stellen.
Na het opstijgen, toen ik eigenlijk van stoel had moeten veranderen, zat ik ze nog te troosten. Het mooie daarvan was dat de stewardess bewondering voor me kreeg en me steeds wodka bleef schenken. Moskou kwam naderbij en ik begon me steeds meer mens te voelen. Ik was er goed in deze mensen te helpen. Misschien was een baan als sociaal werker wel iets voor mij als ik ooit terug zou keren in Nederland?
Zodra het vliegtuig het Oeral-gebergte passeerde, ontstond er wat turbulentie. Het meisje begon te bibberen en haar oma’s geklaag nam nieuwe proporties aan: “We gaan crashen… We gaan dood… Kapot!”
Ik pakte haar hand en probeerde haar uit te leggen wat turbulentie was. Ze bleef janken en het meisje deed nu ook mee. Terwijl ik nog steeds probeerde ze te kalmeren, keek ik uit het raam. “Die bomen zijn hoog!”, merkte ik op. Toen ik weer wegkeek, drong het tot me door. Bomen? Fuck!
Ik keek weer naar buiten en zag nog net dat een boomtop werd afgehakt door de passerende vleugel. Een tweede boomtop brak een stuk van de vleugel af. Ik liet de hand van die oude bitch los en keek naar de stewardess. Ze keek doodsbang.
Toen werd het donker…
6 – Overleefd!
Ik was er haast zeker van dat mijn verwondingen niet levensbedreigend waren. Ook was ik er vrij zeker van dat alle andere overlevenden zowel fysiek als mentaal stuk zaten. Ze zaten in kleine groepjes te jammeren en te huilen, terwijl ik het wrak afstruinde op zoek naar iets waardevols. Een snelle blik om me heen leerde me dat het merendeel het overleefd had. De bomen hadden het vliegtuig vlot afgestopt. We zaten nu alleen wel ergens middenin de Oeral op een bergtop.
Het drietal in de cockpit was minder fortuinlijk gebleken. Ze waren allemaal dood. De neus van het vliegtuig had de klap opgevangen. Terwijl de anderen bleven jammeren, werkte ik de lijken naar buiten en pakte ze in de sneeuw. Ik wilde geen rottende lijken als gezelschap.
Één andere passagier, een Australische backpacker hielp me. Kimberley heette ze. Ze vertelde me dat ze, voordat ze ging backpacken, verpleegster was. Ze werd dus niet afgeschrokken door een stel lijken. Ze was blond, jong en mooi. In andere situaties zou ik er geen tijd aan verspilt hebben haar boos te maken. In deze situatie beval ik haar om het hoofd van de piloot te gaan zoeken.
Ergens in het wrak vond ik de lijken van een stewardess en drie passagiers. Zij zaten eersteklas en waren dus gestorven omdat ze €5,- extra betaald hadden om in luxe te kunnen reizen. Ook deze lijken gingen naar buiten en werden in de sneeuw gepakt.
Kimberley kwam terug met het hoofd. Ze slingerde het heen en weer aan het grijze haar dat erop groeide. “Kijk!”, zei ze. “Wat een mooie tanden deze heeft. Prachtwerk!” Ze duwde de lippen van het hoofd uit elkaar en een tweetal perfecte rijen witte tanden kwamen tevoorschijn. Toch geen gewoonte in deze contreien van de wereld.
De oma en haar kleindochter hadden het overleefd. Ik negeerde ze echter, want hun constante gehuil en geklaag werkte op mijn zenuwen. De twee overlevende stewardessen waren ermee in de weer. Een ouder echtpaar zat op een boomstronk. Ze lachten alsof ze de tijd van hun leven doormaakten. Een vrouw van middelbare leeftijd zat alleen – emotioneel. Toch leek ze op haar hoede, helder. En toch ook geshockeerd. Ik kreeg het gevoel dat ze voor problemen kon gaan zorgen. De enige andere overlevenden waren twee zakenmannen die op enige afstand van de rest met elkaar aan het praten waren.
Toen alle lijken in de sneeuw verstopt waren, ging ik met Kimberley terug naar het wrak. Het was een korte vlucht, dus was er niet veel voedsel aan boord. We vonden wat donker rijstbrood, kaas, gesneden ossentong en fruit. Daarnaast was er zout, koffie, thee, drinkwater, frisdrank, bier, wijn, wodka en sigaretten. Kimberley stelde voor om de alcohol en sigaretten te verstoppen, omdat dat de anderen op dit moment niet ten goede zou komen. We zouden alleen de andere levensmiddelen laten zien. Ik ging akkoord – dit was precies mijn type vrouw.
Iedereen at het brood, de kaas, ossentong en fruit. Kimberley en de dikste van de twee stewardessen maakten een vuurtje. Toen de zon opkwam verzekerde de dunnere van de stewardessen iedereen ervan dat men ons zou vinden voor de nacht om was. Er werden dekens uitgedeeld en iedereen deed zijn best om te gaan slapen.
Toen de stilte was gevallen, liep ik terug naar het wrak. Kimberley ging met me mee. Binnen dronken we samen wodka en rookten Russische sigaretten. Als een ketter. Ik besloot niet te noemen over de slof Marlboro die ik in mijn koffer had zitten.
Het was al laat toen we de tweede fles wodka op hadden. We spoelden het weg met een paar biertjes en ineens besefte ik me dat ik honger had.
Buiten brandde het vuur nog steeds. Ik zei dat ik wist waar we een paar steaks vandaan konden halen. Ik had al die fuckers nota bene niet voor niets in de sneeuw gelegd. Het drong wel tot me door dat we op weinig begrip hoefden te rekenen als we na drie uur al begonnen de lijken op te eten. Kimberley haalde haar schouders op en zei: “Dit is toch een noodgeval, niet? En het is zo jammer van het vuur… Dat er geen vlees op gebraden wordt.”
Daar had ze een punt. En zo ging ik naar buiten om wat steaks te scoren… En wat ribbetjes, en lever.
7 – Er gaat niets boven mensenvlees
De volgende ochtend was een emotionele voor de overlevenden. Gedurende de nacht overleden het oudere echtpaar en de oma. Waarschijnlijk was de mix van verwondingen, shock en koude hen teveel geworden. Ik vond het prima dat de oma dood was, omdat ze toch alleen maar liep te klagen. Het echtpaar, daarentegen, had me een glimlach bezorgd. Zij leken gelukkig ondanks de situatie en nu zou ik nooit achter hun geheim komen. Tenzij, natuurlijk, ik een zak heroïne in hun bagage vond.
Iedereen zat in de put. Behalve Kimberley en ik die snel de nieuwe lijken in het ijs legden. We besloten dat de ouderen gestoofd moesten worden. Het vlees dat we ’s nachts aten was ongelofelijk lekker geweest. We hadden geen van beide ooit zoiets gegeten en nadat we onszelf tegoed gedaan hadden, gingen we het woud in en neukten we als wilde dieren.
Tijdens het neuken betrapte ik mezelf erop dat ik haar in haar nek beet. Ik moest mezelf echt bedwingen om haar keel niet open te rijten en haar bloed te drinken. Wellicht dat de meeste mensen dat soort gevoelens afkeurt, maar als je net een halve piloot opgegeten hebt is het wel te verklaren waar dat gevoel vandaan komt.
Kimberley en ik zaten te giechelen als een stel kwelduivels, terwijl de rest van de groep de grijsblauwe lucht in staarde, wachtend op hulp. Rond het middaguur kwam van de zakenmannen de vraag wat er tegen de honger gedaan kon worden. Kimberley en ik hadden al besloten om het cool te spelen.
We discussieerden over de opties die we hadden. Er was geen brood, kaas, ossentong of fruit meer. Niemand had een dier of vogel gezien of gehoord sinds we gearriveerd waren. Daarnaast had niemand de capaciteiten om te jagen.
We zaten op de top van een berg, dus vissen waren ook niet voor handen. De enige bomen waren dennen en de ondergrond lag onder een deken van sneeuw.
Ik gooide een vraag in groep: “Is er iets… en ik bedoel iets, zelfs hypothetisch gezien… iets… van groente, noten, vlees… iets vlees… ergens… dat we op kunnen eten?”
Iedereen zweeg.
Ik keek naar Kimberley. Ze likte langs haar lippen. Ik kon ons gewoon dikker zien worden, terwijl de rest verhongerde. Ik gaf het op. We zaten met zijn allen in de lucht te turen. Toen nam één van de zakenmannen het woord.
“Ik heb na zitten denken, net als mijn collega Andriy. Ik denk dat we op deze berg gaan sterven.”
Andriy knikte en zei: “Dat is zo, Alexiy.”
Alexiy ging door: “Ik heb Andriy bekeken en dacht dat hij er goed genoeg uitzag om op te eten. Ik zou hier dood kunnen gaan.”
Kimberley en ik gingen verzitten. Hadden ze ons verdomme door?
Andriy greep Alexiy’s hand en vervolgde het verhaal: “In Rusland worden homo’s niet echt geaccepteerd, maar ik kan niet sterven zonder mijn liefde voor Alexiy kenbaar te maken.”
Alexiy glimlachte en voegde toe: “Dat geldt ook voor mij.”
Ik viel ze in de rede: “Ik dacht dat je net zei dat hij goed genoeg was om op te eten?”
Alexiy knikte en zei: “Ja, maar ik bedoelde dat ik hem af wil zuigen.”
De twee begonnen elkaar te omhelzen, dus ik stond op, liep erop af en schopte ze recht in hun gezichten. Ik begon te schreeuwen: “Voedsel heeft prioriteit! Die smeerlapperij komt later, en ver weg van hier! Ok, stelletje rugridders?”
Ze knikten en ik kwam tot het besef dat ik er niet langer omheen wilde draaien. Ik zei: “Ik weet niet wat jullie gaan doen, maar ik ga de lijken opeten.”
Ik hoorde zuchten.
Kimberley stond ook op en viel me bij: “Ik ook!”
De anderen keken toe toen we de half opgegeten piloot opgroeven, een paar lappen vlees afsneden en deze gingen bakken.
De dikke stewardess kwam naar ons toe en zei: “Ik zou wel een stukje willen proeven.”
De dunnere was het daar niet mee eens: “Ik val nog liever dood.”
De vrouw van middelbare leeftijd bleef roerloos. Met vuur in haar ogen.
De flikkers zoenden elkaar en het jonge meisje zag alles eens aan alvorens met haar gezicht in de sneeuw te gaan huilen.
Er vlogen geen helikopters of vliegtuigen in de grijze lucht. Geen redding dus.
Voor de tweede nacht op rij, toen iedereen sliep, belandde ik met Kimberley in het vliegtuigwrak om wodka te drinken. De dikke stewardess hield ons gezelschap. Ze hoorde nu bij ons.
Later die nacht aten we nog wat steaks en tegen de tijd dat we sliepen was de piloot tot op het bot kaal gegeten. Ik kwam er ook achter dat de dikke stewardess er wel van hield een beetje anaal te worden vernederd.
8 – Honger
In de twee dagen die volgden verorberden we de assistenten van de piloot. Ook de dode stewardess moest eraan geloven. We begonnen ook kieskeurig te worden. De drie ouderen lieten we links liggen – zij hadden taai vlees en waren waarschijnlijk gevuld met antidepressiva en pepermunt. Ik zei tegen Kimberley dat we hen aan de dikke stewardess overlieten, zodat we zelf aan de eersteklas-passagiers konden beginnen. Als ze rijk waren dan hadden ze zich waarschijnlijk gevoed met kreeft en kaviaar en dat zou hun vlees een rijkelijke smaak geven. Kimberley was het met me eens.
De dunne stewardess, Alexiy en Andriy, de kleindochter en het geshockeerde wijf aten nog steeds niet. Ze leken mager en zwak. Wijzelf, daarentegen, waren aardig op dreef. De dagen vlogen om en we aten de eersteklas-passagiers op. De dikke stewardess at alledrie de ouderen op in de tijd die Kimberley en ik nodig hadden om er samen drie op te eten. Ze at ze alsof er geen morgen bestond.
Ik stelde voor om haar kaak te breken. Kimberley weerhield me ervan, maar voor een ogenblik twijfelde ze.
De anderen aten gras en dat deed ze niet veel goeds. Alleen de geshockeerde vrouw at nog niet. Ze leek nog steeds zo bang dat ze niet kon bewegen. Ik dacht dat ze puur en alleen op Prozac en krankzinnigheid teerde.
Het jonge meisje gaf over, maar er was niets in haar maag om uit te kotsen. Kimberley was bezorgd over haar en nam haar mee het bos in om iets eetbaars te vinden.
Ik rookte een sigaret. De flikkers lachten naar elkaar en streken elkaar door hun haar en de dunne stewardess probeerde naar me te lachen zonder dat ze haar afschuw daarbij verborg. Het belangrijkste was dat de vleesvoorraad op was.
De zon ging net onder toen een schreeuw de stilte verbrak. Het was Kimberley. Ik strompelde overeind toen ze tevoorschijn kwam met het levenloze lichaam van het meisje. De anderen kwamen ook naderbij om hulp te bieden. Kimberley snikte: “Ze viel. Ze viel op haar hoofd.”
Ik keek eens naar het meisje en het werd me duidelijk. Kimberley had het kind de hersens ingeslagen met een steen.
De anderen liepen om het kind heen. Vragend of er nog verband of medicijnen in het vliegtuig waren. De dunne stewardess spoedde zich om te kijken. Ik maakte alvast een vuurtje.
Het vlees was lekker mals. We stelden de dikke stewardess teleur door haar op rantsoen te zetten. We zeiden dat we zuinig moesten zijn met het vlees, maar het smaakte zo goed dat Kimberley en ik het meisje tot op het bot kaal vraten toen die dikke eenmaal sliep.
Ik doezelde nog wat toen Kimberley me de volgende ochtend wekte. Ze wees. Op de rand van de afgrond naast het vliegtuigwrak stonden Andriy en Alexiy. Ze droegen hun pakken en hielden elkaars hand vast. Ik stond op en begon op ze af te lopen. Alexiy stak zijn hand op en zei: “Freaks! Jullie zullen het vlees van mijn geliefde nooit proeven.”
Andriy vervolgens: “En jullie blijven ook van Alexiy af!”
Daarna kusten ze elkaar en sprongen in de afgrond. Ik rende vooruit, maar het was tevergeefs. Ze waren er geweest. Ik schold ze nog na: “Ja tuurlijk. Vieze flikkers! Egoïsten zijn jullie… Fucking egoïsten!”
Ik keek om me heen. Een fatsoenlijke maaltijd bereiden werd steeds moeilijker.
Kimberley en ik droegen geen kleren meer. Wodka, mensenvlees, bloed en seks – dat is wat ons warm hield. We hielden er ook mee op naar het bos te gaan om te neuken. We deden het gewoon waar we wilden: bij het vuur, in het wrak, in het gebied dat we gebruikten als toilet. Het maakte niet uit. We waren beesten. Haar gezicht zat onder de vuiligheid, haar lichaam was getekend door schrammen en blauwe plekken, haar haar was vies en zat onder de klitten. Ik had nog nooit zo’n mooie vrouw gezien.
Door het verlies van de bruinwerkers waren er nog maar vijf overlevenden over. De twee stewardessen, het geshockeerde wijf en Kimberley en ik. Het was moeilijk om in te schatten waar ons volgende maal uit bestond. Ik had een metaalfragment uit het wrak gebruikt om hout te hakken, die ik per ongeluk in het hoofd van de geshockeerde plantte. Dat probleem was dus snel opgelost.
Ze viel echter tegen. Je kon de angst proeven in het vlees.
Er was nog een angstig persoon: de dunne stewardess. Ze zag de bui al hangen.
We zaten net het lichaam van het geshockeerde wijf te bakken toen de dunne stewardess de benen nam. In haar uitgemergelde staat was ze echter geen partij voor een welgevoede man en ik sloeg haar dan ook tot moes. Ik sleurde haar terug naar het kamp en terwijl Kimberley haar handen bond en haar vervolgens aan een boom bevestigde, vond ik een grote kei om haar enkels mee te breken. Haar afmaken was geen optie: vers vlees smaakte nu eenmaal beter.
Toen ik de volgende morgen ontwaakte, zag ik Kimberley bij het vuur staan. Haar handen en lichaam onder het bloed. Ze had de dunne stewardess geslacht. Ik ging naar haar toe en langzaam likte ik het bloed van haar borsten. Het was één en al natuur. Het was het beest in ons. We eindigden al neukend als een stel wilde honden, middenin een poel van menselijke overblijfselen. Daarna volgde de lunch. De dikke stewardess werd nerveus. Ik vroeg me af wat er zou gebeuren zodra we haar ook op hadden gegeten. Ik wilde Kimberley niet opeten, maar het was dat of gegeten worden.
De volgende dag praatten we met zijn drieën. We besloten te stoppen met vlees eten. Ik wist dat die dikke ons niet geloofde, maar we probeerden te doen alsof het idee ons ineens deed walgen. Hoe dan ook, ze was op haar hoede en liep de hele dag met een grote stok rond om zichzelf te beschermen. Ik kreeg honger en ging het woud in. Een half uur later kwam ik terug en liet Kimberley zien wat ik had gevonden. Ik vroeg haar of ze dacht dat het eetbaar was.
Ze lachte en zei: “Ja! Geweldig! Waar heb je dat vandaan?”
“In het bos. Er ligt genoeg,” antwoordde ik.
De dikke stewardess werd nieuwsgierig en vroeg wat we daar hadden. Kimberley zei dat ze geduld moest hebben en dat we wel wat voor haar overhielden. Ze vertrouwde het echter niet en zei: “Laat me zien wat je hebt.”
Ze kwam op me af en ik opende mijn hand en sloeg haar met de steen die erin verborgen zat midden tussen haar ogen.
Als een zak stront zakte ze ineen en Kimberley en ik besprongen haar als beesten. We scheurden het nog warme vlees van haar botten. Ze vocht en schreeuwde, maar ze was net een gazelle die door twee leeuwen in de mangel werd genomen. Ik at het vlees en zag Kimberley er ook van genieten. Haar gezicht was, net als het mijne, rood van het bloed. Ik drukte mijn hoofd in een warme, bloederige wond en dronk.
Ik hoorde de helikopter niet. Ik hoorde geen mannen schreeuwen. Ik zag geen soldaten en ik hoorde ook geen geweerschoten. Het enige wat telde was vlees, bloed en Kimberley.
Toen werd het donker… Alweer.
9 – Natalja
Het ziekenhuis was ok. Het was er schoon. Ik bracht de meeste tijd slapend door. Soms sprak ik wat met nieuwsgierige specialisten die er van verzekerd wilden worden dat ik geen mensen meer at. De enige verwondingen die ik had waren een enorme wond in mijn zij – waar die zak in de helikopter me had geraakt met een verdovingspijltje – en een hoofdwond – die ik opliep toen ik verdoofd en al voorover viel. Het scheen dat Kimberley en ik in een soort van trance waren toen de reddingswerkers arriveerden. Ze waren bang voor hun levens geweest.
We waren de enige twee overlevenden. De politie had de resten van de andere passagiers opgeruimd. Het waren vooral delen geweest die niet eetbaar bleken. Verder werd er niet veel op uit gedaan. In het Oeral-gebergte was het klaarblijkelijk niet zo bijzonder dat je je medepassagiers opat na een vliegramp.
Ik vroeg of ik Kimberley mocht zien en ze brachten me naar een andere kamer. Toen ik eenmaal voorzien was van beschermende kleding mocht ik naar binnen. Ze zat in een cel met kussentjes op de muren en gromde als een hond. Toen we binnenkwamen probeerde ze op ons af te springen en te bijten. Mijn stem klonk hol. Er was geen enkele herkenning. Ze was compleet verknipt. Ik draaide me om en liep weg. Jammer, ze was de beste wip ooit gebleken. Aan de andere kant: ik kan haar nu mooi de schuld van alles geven en mezelf zo redden.
Zoals ik al zei bracht ik de meeste tijd in bed door. Mijn verzorgster heette Natalja en ze was sexy van top tot teen. Ze zat aan mijn bed en moest een oogje op me houden voor het geval ik weer door zou flippen. Vliegtuigpassagiers opeten was ok, maar ik mocht mijn honger niet meebrengen naar de bewoonde wereld. Dat ging net te ver. Ik moest hier blijven totdat ik weer in de maatschappij kon terugkeren. En Natalja was mijn bewaker.
Ik probeerde te doen alsof ik sliep en dacht aan haar mooie, lange benen. Ik wilde mijn tong er langs halen. Niet stoppen tot ik de binnenkant van haar dijen had bereikt. Daarna zou ik mijn gezicht begraven in haar hete…
Voetbal!
Ik schrok wakker. Ze keek een voetbalwedstrijd. Het team in oranje-zwart stond voor en ze likte met haar tong langs haar donkerrode lippen. Ze wist best wat ze met me deed en af en toe keek en lachte ze naar me. Ik probeerde het te negeren, voordat ik een spontane ejaculatie kreeg. Ik bewoog mijn hoofd naar beneden. Ze tilde haar benen op en legde haar voeten te ruste op de stoel. Nog een millimeter en ik kon zien wat er zich onder haar rokje bevond.
Ik boog mijn nek en waar haar dij overging in haar bil…
Ze sprong op en danste als een klein meisje door de kamer. Er was gescoord. Ik vroeg wat er op het spel stond en ze antwoordde dat ze vorig seizoen gepromoveerd waren en dit jaar weer tegen degradatie speelden. De goal betekende dat er een gelijkspel mogelijk was en één punt was genoeg voor handhaving. Ze ging verder: haar oom was voorzitter en bladiebladiebla…
Toen ze voorover leunde om me nog meer uit te leggen, probeerde ik in haar topje te kijken.
De wedstrijd was ten einde. Een gelijkspel. Haar team bleef overeind, net als mijn pik. Ze liep weg om een thermometer te pakken. Ik keek haar na en zag haar kont wiegen. Het was te mooi. Ik kwam klaar in mijn boxer.
We keken nog een wedstrijd, een paar dagen later. De afsluiting van het seizoen. Haar team was al veilig. Op een gegeven moment legde ik mijn hand op haar knie. Ze reageerde niet, dus bewoog ik een stukje omhoog richting haar dij. Ze volgde de wedstrijd intens. Ik streek over haar strakke topje. Ze volgde iedere pass nauwkeurig, schijnbaar ongevoelig voor mijn zwervende hand. Ik betastte haar, mijn vingers betraden haar schaamstreek.
Ze keek naar me om en zei: “Haal je vingers uit mijn kut, goorlap.”
Ik deed het.
We keken tot het einde van de wedstrijd.
De dag erop werd ik uit het ziekenhuis ontslagen.
Ik stemde ermee in om bij haar in te trekken.
10 – De nieuwe Ritchie
Ik trok bij Natalja in en het ging, zoals ze zeggen, over rolletjes. Mijn geldverzameling had de verschrikkingen van het ziekenhuis doorstaan. Natalja had het goed bewaakt. Ik vroeg me af of mijn geld ertoe bijdroeg dat ze ineens zo’n passie had voor zo’n pauper als ik. Ik vermoedde dat het er absoluut mee te maken had. Ach ja, fuck it!
Ze bewoonde een klein appartement in het noorden van Yekaterinburg, een paar straten verwijderd van Uralmash. Dat was het stadion van FC Ural.
Waarschijnlijk had ze meer met voetbal dan de meeste mannen uit de stad, maar ze kwam dan ook uit een voetbalfamilie. Haar vader was Sergiy Cherepanov, een directeur van de club. Haar oom was de voorzitter, Grigory Ivanov. Natalja’s oudste zuster was getrouwd met Boris Yarkin, ook al een directeur. Vroeger werkte ze wel eens als fysiotherapeute op de club, alvorens te kiezen voor een baan als schoonmaakster in een ziekenhuis.
Ik bracht de dagen al loungend door in haar woning, een leuk ingerichte grijze barak. Connecties zorgden ervoor dat ze leuke spullen kreeg, maar desondanks woonde ze in een grauw betonblok uit de Sovjet-Unie van de jaren ’40. Iedereen uit de stad woonde trouwens in soortgelijke appartementen. Ze had satelliettelevisie, zodat ik het wereldwijde nieuws kon volgen. Daarnaast had ze een koelkast gevuld met Russisch bier, een douche – een ongekende luxe in dit oord, omdat de andere inwoners van de stad elkaar op straat wasten in tinnen teilen waar ze ook in pisten om wat warmte te genereren – en een magnetron. Ik had alles wat ik nodig had.
Ik herstelde volledig. Ik had nog wel last van mijn kop. Langzaam kwam ik op krachten. Wat niet meeviel na zo’n lange tijd op bed te hebben gelegen. Het Russische voedsel kon ik nog niet echt verdragen, maar dat is ook niet zo gek na mijn dieet van proteïnerijk mensenvlees. Toch had ik behoefte mensen te verslinden verloren.
Ik rustte, keek televisie, at mierikswortelsoep en neukte Natalja. Het was geen slecht leven. Het beviel me wel zo. Als ik weer volledig aangesterkt was zou ik naar Moskou reizen. Ik zou ergens in een rustig voorstadje gaan wonen en een winkeltje openen. Ik wilde uit die krankzinnige wereld stappen. De oude Ritchie stierf in het Oeral-gebergte. De nieuwe Ritchie werd geboren in Yekaterinburg.
De nieuwe Ritchie was een zorgzame man die van het leven hield en die niets meer wilde dan dat de mensen in vrede en harmonie samenleefden. De nieuwe Ritchie was niet materialistisch ingesteld en deed aan liefdadigheid. De nieuwe Ritchie dacht eerst aan zijn medemens en daarna pas aan zichzelf. De nieuwe Ritchie ging zijn lichaam als een tempel verzorgen. Dus geen vet voedsel, sigaretten en drank. Gezondheid en beweging kwamen daarvoor in de plaats. De nieuwe Ritchie respecteerde vrouwen. De nieuwe Ritchie… moest naar de wc.
Ik ging naar de badkamer, ontdeed me van mijn broek en ging netjes op de koude houten bril zitten. Mijn ingewanden borrelden. Ik stak een sigaret op en ledigde mijn darmen in de plee. Ondertussen flink hijsend aan de peuk, veegde ik mijn reet af, spoelde door en trok mijn broek omhoog. Toen zag ik Natalja’s slipje over de bovenkant van haar linnenkast hangen. Ik wist dat ze voorlopig nog niet thuis zou komen, dus pakte ik het en besloot me snel even af te rukken. De nieuwe Ritchie zou dit soort dingen voortaan ook achterwege laten.
Het seizoen zat erop. Alleen de Russische Beker nog niet. Het zag er goed uit voor Ural. Ze hadden gelijk gespeeld tegen Lokomotive Moskou. Een 1-1 gelijkspel in Moskou was een goed resultaat, dus gingen we naar de return. Maar ondanks het thuisvoordeel, leek het nu nergens naar. Lokomotive won met 0-4. De beker zat er nu ook op. Dat betekende meer tijd voor Natalja, maar het herinnerde me er ook aan dat het seizoen in Nederland nog in volle gang was.
Ik bleef nog wat hangen en dacht na over een vertrek. Toen ik mijn bezittingen bijeen raapte, realiseerde ik me dat ik de snoepwinkel voor Kerstmis zou moeten openen. Dan kon ik paaseieren bestellen en daarna ijs voor in de zomer. Ik was zo diep in gedachten dat ik de telefoon niet hoorde rinkelen. Tegen de tijd dat ik hem wel hoorde, dacht ik dat hij zou stoppen met overgaan voordat ik op kon nemen. Dus negeerde ik het geluid.
Ik negeerde hem nog tien minuten, maar toen begon ik me eraan te ergeren. Wie het ook was aan de andere kant van de lijn, hij of zij zou niet stoppen voordat er opgenomen werd. Ik liep erheen en net op het moment dat ik de hoorn van de haak wilde halen, ging er een rilling door me heen. Ik hoorde een stem in mijn hoofd: “Rennen, nu!”
Ik wist dat dit niet veel goeds voorspelde.
Ik wilde vluchten, maar wist mezelf ervan te weerhouden. Wat deed ik? De oude Ritchie zou in paniek zijn weggevlucht, naar de bar zijn gegaan en was dronken geworden. Die had een hoer opgepikt, haar geneukt, wat mensen vermoord en daarna een bizarre en belachelijke geschiedenis hebben doorgemaakt doorspekt van losbandigheid en vuiligheid.
Maar ik was niet de oude Ritchie, of wel dan? Ik was de nieuwe Ritchie, vol vertrouwen en intelligent. De nieuwe Ritchie had de controle.
De nieuwe Ritchie nam kalm de hoorn van de haak en zei: “Hallo?”
11 – Rattenplaag
Ik verveelde me. Natalja was aan het werk, er was geen voetbal op tv en het enige wat ik wel vond op tv was een talentenjacht voor misvormde Russische boeren. Tien minuten lang kon ik er om lachen, daarna werd het saai. Zelfs de misvormingen waren niet genoeg om mijn aandacht vast te houden, dus deed ik mijn jas aan en ging de deur uit. Het was vreemd, maar sinds ik mijn spullen ingepakt had met het idee te vertrekken, had ik het verlangen om in Yekaterinburg te blijven. Ik kon het niet verklaren.
In de bar vroeg ik om een dubbele wodka en een biertje. De meid achter de bar droeg een ooglap. Ze vroeg: “Lokaal of nationaal?”
Dat was een normale vraag wanneer het om wodka ging. Ze bedoelde of ik iets wilde wat een lokale boer gedestilleerd had in zijn stokerij of iets uit de beste destilleerderijen van Rusland. Ik koos voor lokaal.
Ik liep naar de tafel aan de andere kant van de bar. In een zijkamer zat een groep mannen een lokaal spelletje te spelen, Rattenplaag. Ze hadden een rat gevangen en in een glazen bak gezet. Zijn achterpoten waren vastgelijmd aan de bodem en ze porden hem met een brandende sigaar. Een grote klok met felgekleurde vlakken erop geschilderd deed dienst als meetmechanisme. De mannen konden zo wedden op hoelang het zou duren voordat de rat zijn eigen poten eraf beet om te kunnen ontsnappen. De kunst bij Rattenplaag was om de sigaar zo agressief mogelijk te hanteren. Degene die aan de beurt was, stond in Rattenplaag-kringen bekend als de Sigaartsaar.
Toen de Sigaartsaar voorover boog om de rat te branden, zag ik zijn shirt omhoog krullen en viel mijn blik op een vreselijk smerig litteken op zijn rug. Als dat was wat voor behandeling ze kregen van de lokale dokter, dan hoopte ik daar nooit naartoe te hoeven. Een andere man leunde ook voorover om geld in te zetten en ook bij hem zag ik een soortgelijk litteken. Jezus, het leek wel of er een reünie van die dokter aan de gang was.
De barmeid vulde mijn glazen bij. Één van de mannen spotte me en vroeg of ik zin had mee te doen. Ik hapte toe. Mijn eerste poging was veel te hoog: de rat had binnen enkele seconden nog maar twee poten. De tweede poging was weer te laag: de rat aarzelde en knaagde op een pijnlijk langzame manier op zijn poten. De Sigaartsaar maakte een dolletje met me en zei dat ik naar mijn geld kon fluiten.
De derde rat had grote, sterke poten. Die kreeg hij niet binnen no-time doorgeknaagd. Ik deed alsof ik niet wilde gokken en toen iedereen had ingezet, ging ik met 30 seconden over de langste tijd heen.
De boeren leken er niet zo blij mee. De barmeid knipoogde naar me, maar het kon ook zijn dat ze gewoon knipperde. Die ooglap hielp niet echt wat dat betreft. De Sigaartsaar ging ruw te werk en hield de sigaar zolang tegen de kont van de rat totdat je het schroeiende vlees kon ruiken. Het was duidelijk dat hij niet wilde dat een vreemdeling hier ging winnen. Ik bewoog zodat ik een beter zicht had op de situatie en per ongeluk stootte ik de sigaar uit de hand van de Sigaartsaar. Hij vond het een overtreding. Ik greep hem bij de strot om zijn beslissing aan te vechten. De klok tikte ondertussen door.
Een andere boer pakte de sigaar op en gaf hem aan de Tsaar. Dit keer schreeuwde ik om een overtreding. Er mocht geen bemoeienis van derden aan te pas komen. De andere boeren staken hun handen vertwijfeld in de lucht, walgend van deze kinderlijke fout. De regels van Rattenplaag voorschrijven dat er absoluut geen interventie van derden mag plaatsvinden als het gaat om de sigaar. Dit betekende dat de Tsaar een nieuwe sigaar moest opsteken. Ik liet zijn keel los en hij viste in zijn zak om een nieuwe sigaar en lucifers te pakken. Hij streek een lucifer af en ik hoestte. De lucifer ging uit. De klok tikte door.
De barmeid zat op de rand van de tafel. Ze grinnikte hard. Schijnbaar had ze er nogal plezier in. Het drong tot me door dat dit ook kon zijn omdat ik naar een enorm pak slaag solliciteerde, in plaats van dat ik me als outsider van het spel manifesteerde. De Tsaar stak de sigaar aan en hield hem tegen de heupen van de rat, maar er zat teveel as op de voorkant. De rat ontsnapte ditmaal. De boeren schreeuwden naar de Sigaartsaar. Hij kon de druk niet meer aan. Van de acht deelnemers waren er al zes gaan zitten. Hun tijd was verstreken. De enige die nog meededen waren een jonge kaalkop zonder tanden en ikzelf.
De rat begon te kauwen, maar zoals ik al verwachtte waren zijn poten dik en ging het erg langzaam. De kaalkop schold op de rat, maar het was te laat. Ik had gewonnen. De kaalkop draaide zich om, gromde en probeerde me te slaan. Ik dook en haalde op mijn beurt uit. Ik had het niet verwacht. Ik dacht dat ze mijn overwinning zouden accepteren. Ik viel achterover en schampte zo alleen zijn rug. Hij viel neer alsof hij door een kogel was getroffen en een dikke rode vlek kwam op zijn shirt tevoorschijn. Precies daar waar ik hem geraakt had.
12 – Boris’ les
Het werd stil in de kamer. Hoewel, het voelde zo. De kaalkop lag te piepen. Het was grappig om te zien hoe zo’n stoere gast veranderde in een watje. Één van de mannen trok zijn shirt omhoog. Ik zag weer hetzelfde litteken dat ik bij de andere ook al had gezien. Die van hem was echter nog niet geheeld en mijn toevalstreffer had de hechtingen doen openspringen. De barmeid riep een bedelend jongetje de kroeg in, gaf hem een roebel en vertelde hem dat hij op zoek moest gaan naar een dierenarts. Ik viel haar in de rede en vroeg of we hem niet beter naar het ziekenhuis konden brengen.
Ze keken me aan alsof ik gek was. Één van de mannen zei: “Ten eerste, de operatie die hij heeft gehad is illegaal. Ten tweede, het ziekenhuis kost geld.”
Instinctief greep ik naar mijn portemonnee. Uiteindelijk had ik hem die wond bezorgd. Ook al had hijzelf de eerste tik uit willen delen. De oude Ritchie had de man naar de dierenarts laten gaan, de nieuwe Ritchie zou hem naar de dokter brengen. Ik trok mijn portemonnee tevoorschijn en riep: “Rondje van mij! En geef een extra grote aan de dierenarts zodra hij hier verschijnt!”
Ik praatte wat met de boeren, terwijl de dierenarts de wond hechtte. Ik vroeg hen: “Hoe zit dat hier met al die littekens? Jullie hebben ze allemaal?”
Een oudere man antwoordde me: “Dat is wat we doen in Yekaterinburg. We wachten op dokters en dealers uit Letland of Bulgarije en verkopen ze onze nieren. Zo leven we hier.”
Ik dacht even na en zei toen: “Nou, jullie doen hier niet bepaald aan carrièreplanning hè?”
Ze schudden hun hoofden, en eentje van hen zei: “Het is onze grote betaaldag. Onze enige betaaldag. Als we zonder nieren konden leven, zouden we twee betaaldagen gehad hebben. Het kan helaas niet. Dat heeft Boris ons wel geleerd.”
Alle mannen deden hun petjes af en met wazige ogen dachten ze even terug aan Boris. Toen de man doorsprak deden ze ze weer op.
“Op een dag kwamen de dokters en Boris verkocht hen zijn nier. Hij was de sterkste man in de stad.”
De andere mannen echoden deze woorden.
“Toen Boris aan het herstellen was, ging zijn vrouw, die vuile hoer, er met het geld en Boris’ broer vandoor, de hufter. De vrouw van zijn broer en Boris bleven alleen achter, zodat zij misschien konden gaan trouwen. Ze wilde echter niets van Boris weten, omdat hij geen perspectief had. De volgende keer dat de dokters kwamen, stemde Boris ermee in om hen zijn andere nier ook te verkopen. Ze namen hem. En weet je wat er daarna gebeurde?”
Ik keek naar de gezichten om me heen en gokte: “Hij ging dood?”
Ze hijgden en de verteller richtte het woord aan hen: “Zien jullie het? Het verhaal heeft zich wijd verspreid. Boris’ dood is niet voor niets geweest.”
De boeren begonnen me te negeren, dus ging ik weer naar de bar. De barmeid stond glazen te wassen en lachte naar me. Na een tijd werd het wat ongemakkelijk. Ik keek haar in het oog en vroeg: “Krijg je hier veel toeristen?”
Ze giechelde en zei: “Ik weet wat je denkt.”
“En dat is?”
“Het is mijn oog.”
“Wat?”
“Je denkt na over mijn oog.”
“Nee, ik vroeg me af waarom toeristen hier zo kut behandeld worden.”
Ze negeerde mijn opmerking en zei: “Wat denk je? Zit er een dood oog of een gat achter het lapje?”
Ik maakte mijn glas leeg en bestelde een nieuwe wodka.
Ze schonk het en zei: “Het is een gat. Het oog is allang weg. Als je een euro hebt mag je het volspuiten.”
Ik sloeg de wodka achterover en liep terug naar de zijkamer. Ik verzamelde mijn gewonnen geld en wilde vertrekken. Een boer riep me: “Geef je ons geen kans ons geld terug te winnen?”
“Andere keer,” zei ik en liep naar de deur.
Toen ik deze opende sneed de koude ijzige buitenlucht me als een mes in het gezicht. Het maakte me nuchter en wazig tegelijk. Ik draaide me om naar de barmeid en zei: “Nou, kom op dan. Ik heb niet de hele dag.”
Bij zonsopkomst ging terug naar het appartement. Natalja zat op de bank. Ze huilde. Ik vroeg of ze ok was, maar dat was ze niet. Ik hield haar vast. Ik begon me al snel te vervelen, maar besefte dat ik nu wat interesse moest tonen. Uiteindelijk stopte ze met janken en zei: “Mijn oom belde. Er is iets gebeurt. Op de club. Het bleek dat hij nog wat papierwerk wilde afhandelen en toen hij arriveerde vond hij Alexandr Popov.”
Ik hield haar nog steeds vast en fluisterde: “Wie?”
Ze snoof en zei: “De manager. Hij was dood toen mijn oom hem vond.”
“Was hij ziek?”, vroeg ik.
Ze duwde me van haar af en keek me met een angstig gezicht aan. “Hij is vermoord! Vermoord op een beestachtige manier!”, brulde ze.
Ze legde uit dat het lichaam vreselijk was toegetakeld en dat er meerdere ongebruikelijkheden aan zijn dood verbonden waren. Haar oom had de politie nog niet geïnformeerd, omdat ze eerst zelf naar aanwijzingen wilden zoeken voordat de autoriteiten zich ermee gingen bemoeien. Ik adviseerde haar voorzichtig te zijn en hield haar voor dat de politie, hoe onbetrouwbaar ze ook leken, beter wel op de hoogte gesteld zou moeten worden.
Ze veegde haar tranen weg en probeerde te glimlachen. Ze zei: “Ritchie, ik moet je iets vragen.”
Ik huiverde. Nee hè. Wat haatte ik dit. Waarom dachten de mensen altijd dat ze me om een gunst konden vragen? Wie dachten ze wel niet voor zich te hebben? Ik hoorde haar vraag al voordat ze hem stelde. Of ik het fucking team wilde coachen? Wil ik mezelf verbinden aan FC Ural? Wil ik mijn leven
Aantal keer bekeken: 5953
Waardering: 1.28 op 10
Geef een cijfer:
Totaal categorieën: 10
Totaal 199 bezoekers online
Verhalen
Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.- blunders
- dieren verhalen
- erotische verhalen
- griezel verhalen
- humor verhalen
- kinderverhalen
- liefdes verhalen
- sex verhalen
- spannende verhalen
- sprookjes
Verhalen posten
Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!Statistieken
Totaal verhalen: 5184Totaal categorieën: 10
Totaal 199 bezoekers online