Verhalenlezen.nl - Voor al uw verhalen en sprookjes. Ook hebben we liefdes verhalen en erotische verhalen.

Ongehoorde Woorden.

U leest om dit moment het verhaal Ongehoorde Woorden gepost door NB. Dit verhaal is gepost in de categorie liefdes verhalen. Wilt u een zelf geschreven, of een mooi verhaaltje posten? Klik daarvoor hier.

Wilt u terug naar liefdes verhalen?
Categorie: liefdes verhalen
Gepost door: NB
Gepost op: 2010-4-8

Verhaal:

Ongehoorde Woorden
Vrijdag 16 juli

‘Rowan’
Ik weet niet waar, of wat ik ben.
Ik ben gewoon.
Om me heen is alles zwart.
Dat is het al een tijdje.
Ik weet niet welke kleur het verleden had.
Ik weet enkel
dat alles anders was...

‘Samuel’
Ik zit naast haar. Zonnestralen schijnen door het raam op haar bleke gezicht. Ik zie de energie en de levenslust niet meer die ze vroeger altijd om zich heen had. Ze was de zon. Nu zie ik enkel het niets. Ik vraag me af of ze me heeft gehoord, al die momenten dat ik haar heb gesmeekt me te vergeven, eindelijk wakker te worden. Telkens is ze roerloos blijven liggen, haar uitdrukking leeg. Soms was ik onterecht kwaad geweest op haar omdat ze zo koppig is en mij niet wil vergeven. Maar eigenlijk heb ik haar in de steek gelaten en dat doe ik nooit meer! Dat heb ik haar net beloofd, dat was zo ongeveer de zevenenzestigste keer. Ik zou nu aan het genieten zijn geweest van de drie maanden zomervakantie die ik volgens mijn leerkrachten zo verdiende. Maar wat wisten die er ook van? Hoe kan ik nu genieten van vakantie wanneer Rowan hier door mijn schuld ligt? ‘Het spijt me jongen, maar het bezoekuur is om’ zegt de verpleegster die binnen komt. Ik negeer haar doelbewust. Ze kijkt me steeds vol medelijden aan. Ik haat haar. Ik heb geen medelijden nodig. Het is immers allemaal mijn schuld! Zonder een woord te zeggen sta ik op en kijk nog even naar Rowan. Mijn blik volgt haar nek naar haar rechterarm toe tot hij haar hand bereikt. Ik wil het nog even in de mijne voelen. Plots denk ik dat ik haar vingers zie bewegen.’Dit kan niet…’ Het laatste woord galmde na in mijn hoofd. Even was het stil. ‘Alles in orde?’ vraagt de verpleegster twijfelachtig terwijl ze een aantal stappen in mijn richting zet. ‘Ik dacht dat ik haar vingers zag bewegen.’ De verpleegster kijkt naar me maar ik wil haar niet aankijken. ‘Ik zal de dokter erbij roepen. Laten we hopen dat je het niet gedroomd hebt.’ Ze liep de deur uit en laat me roerloos achter. Ik begin meer en meer te hopen dat ik niet hallucineerde en begin rondjes te lopen. Ik zie het ongeluk voor mijn ogen weer opnieuw afspelen.

Het was donker die avond dat Rowan en ik terug kwamen van het feestje van mijn beste vriend. We hadden ons goed geamuseerd en zaten nu samen op mijn brommer. Mijn hoofd voelde licht aan en tolde een beetje. Ik had het gevoel dat ik mijn eigen lichaam niet meer helemaal onder controle had. Ik knipperde een paar keer met mijn ogen en probeerde weer vat te krijgen op de weg. Maar alles om me heen draaide ook. Opeens hoorde ik Rowan gillen. We stonden oog in oog met twee felle lichten die steeds dichter kwamen. Het eerste dat ik me daarna herinnerde was een stekende pijn in mijn linkerbeen en het gepiep van hartmonitoren. ‘Waar is Rowan?’ vroeg ik aldoor maar niemand gaf me een antwoord.

Ik wil er niet meer aan denken en verdring de gedachte. Ik realiseer me hoe belangrijk dit is voor Rowan. Als ze niet gauw ontwaakt worden haar kansen onnoemelijk klein. Ik verkramp bij deze gedachte. De dokter komt binnen. Hij heeft een uitgestrekte en emotieloze uitdrukking op zijn gezicht. Eén seconde kijkt hij met zijn zakelijke blik naar me en dan ontvlucht hij mijn ogen. Ik moet hem met een wanhopige blik hebben aangekeken. De dokter loopt naar Rowan toe en buigt zich over haar heen. Ik zet me op een stoel, overdonderd en in de war door de gebeurtenissen.

‘Rowan’
Ik voel me vreemd. Het lijkt alsof alles om me heen nu minder zwart is geworden. Ik heb een warm gevoel. Ik voel dat er bloed door mijn aderen stroomt en dat mijn longen zich met lucht vullen. Binnen in me is er iets dat klopt, iets dat voor dit alles zorgt als een moeder voor haar kinderen. Ik vind dit gevoel wel fijn. Ik denk dat ik leef...





‘Samuel’
Mijn blik rust op Rowan’s gezicht. Het lijkt of haar uitdrukking is veranderd. Het zal wel maar een gedacht zijn. Ik geloof mezelf steeds minder en minder. Maar ik hoop zo dat ik dit keer niet hallucineerde.‘Ze glimlacht!’ roept de verpleegster die ook naast de dokter stond. Ik schrik op, spring af mijn stoel, en loop naar het bed toe om Rowan beter te kunnen zien. ‘Het kan gewoon een spiertrekking zijn. We zullen haar hartslag en haar hersenactiviteit opmeten’ zegt de dokter. Er gaat van alles door me heen en toch voel ik me zo leeg en nutteloos. Ik kan niets doen. Enkel toekijken.

‘Rowan’
De energie die ik nu voel herken ik. Ik voel meer en meer dat ik leef. Ik heb armen, benen en een gezicht. Ik lig zacht maar ik wil bewegen, ik wil opstaan, ik wil lopen, dansen. Ik probeer het duister te verdringen. Mijn ogen worden geconfronteerd met fel licht. Het doet pijn maar ik wil ze voor geen goud weer terug sluiten. Na enkele seconden voel ik de pijn al minder. Ik zie nu een gezicht boven me, een mooi en rond jongensgezicht. Twee vriendelijke ijsblauwe ogen, die een beetje vochtig zijn, staren in de mijne. Zijn prachtige bruine haren liggen wat warrig. Ik herken de zachte, aantrekkelijke glimlach die op zijn lippen ligt. Deze jongen komt me zo bekend voor, sterker nog, ik hou van hem.

‘Samuel’
Haar ogen, haar prachtige bruine ogen. Ik heb ze zo gemist. Ik was zelfs vergeten hoe mooi ze waren, en hoe ze me met een zachte blik als deze kon aankijken. ‘Vergeef me, vergeef me, toe vergeef me...’ blijf ik maar herhalen. Rowan opent haar lippen maar er volgen geen woorden. Ik stop met smeken en geef haar de kans om te antwoorden. Maar het enige geluid dat ik hoor is het tikken van een klok die door de stilte heen roept. De verpleegster en de dokter staan achter me. Ik kan hun blik op mijn rug voelen branden terwijl Rowan geen woord uitbrengt. Ze vergeeft me niet en dat begrijp ik eigenlijk wel, maar toch voel ik een lichte woede opkomen, naast de ontgoocheling. Ik wend mijn blik af en kijk naar de dokter die al even veel van woorden is. Het is de verpleegster die uiteindelijk de stilte verbreekt. ‘Wil je haar ouders bellen? Ze zullen dolgelukkig zijn,’ zegt ze. Ik knik alleen maar en loop de kamer uit om op de receptie te gaan telefoneren.


‘Rowan’
Hij gaat weg. Nee, dat wil ik niet! Ik wil hem roepen maar mijn stembanden laten me in de steek. Vergeef me, heeft hij gezegd. Waarom, vraag ik me af. Hij heeft me toch niets misdaan? Er komt een strenge man met een witte jas op me afgelopen, dat is het eerste dat ik me gewaar word van de rest van de omgeving. Ik heb geen idee waarom ik hier ben maar ik ben in een ziekenhuis denk ik. ‘Je hebt bijna 3 maanden in een coma gelegen’ zegt de man waar ik van veronderstel dat het een dokter is. Ik bekijk hem ongelovig. ‘Onzin, ik heb gewoon lang geslapen,’ wil ik zeggen maar opnieuw komt er geen geluid. Ik grijp naar mijn keel. Ik denk dat ik hees ben vandaag, ik krijg vast een verkoudheid. ‘Ik ga je nu even onderzoeken,’ zegt de dokter. Er staat ook een verpleegster. ‘Je ouders komen ook zo,’ begint ze ‘Ze zullen opgelucht zijn dat je weer bij ons bent. Je vriend is ze gaan bellen. Trouwe jongen, elk moment dat je bezoek mocht stond hij aan je zijde, zelfs toen hij eindexamens moest doen.’ Eindexamens? Waar hebben ze het toch over? De examens zijn toch pas over anderhalve maand? Ik ben verward. Heb ik dan toch in coma gelegen? Ik doe een poging om recht te gaan zitten maar mijn hoofd begint te draaien als een tol en voor mijn ogen dansen zwarte vlekken. Dan houd ik het maar bij liggen. Ik begin na te denken over deze vreemde situatie terwijl de dokter een aantal metingen doet en ik wezenloos naar zijn handelingen kijk. Ik kom tot de vaststelling dat ik ofwel nog steeds droom of dat deze mensen een of andere zieke grap uithalen of dat ik echt in coma heb gelegen. Op dat laatste denk ik door. Waarom lig ik hier anders zo levensecht in een ziekenhuis? Ik kan totaal niet meer volgen en raak in paniek. Juist dat gevoel doet alles opnieuw boven komen. De twee felle lichten, ze komen op ons af!’ Het is waar, ik heb in coma gelegen! Welke dag is het? Ik heb zomaar een stuk van mijn leven overgeslagen! Mijn ademhaling begint op hol te slaan samen met mijn hart. Hoe kan ik nu ... , ik snap het niet!










Dinsdag 27 juli
‘Samuel’
‘Heb je nog iets nodig?’ vraag ik terwijl ik haar een pen aangeef. Schrijven is de enige vorm van communicatie die we gehad hebben sinds ze is ontwaakt. De diagnose is hard geweest voor ons allebei. Ze zou waarschijnlijk nooit haar stem nog kunnen gebruiken. Er is slechts vijftien procent kans. Gelukkig weet ik nu wel dat ze me vergeeft. Rowan schudt haar hoofd en slaat de pen af. Ik glimlach vriendelijk naar haar en kom bij haar zitten. De lange stiltes zijn we nu al gewend. Vroeger, voor het ongeluk, was zij het die de stiltes opvulde met haar vrolijke stem. Ik hoefde alleen maar te luisteren, dat was genoeg voor haar. Ik ben nooit een man van veel woorden geweest. Dat liet zich nu zelfs meer dan ooit uitschijnen. Hoewel het een zonnige dag is geweest. Is het nu flink afgekoeld. Er staat een frisse wind. Ik zie dat Rowan het koud heeft en sla mijn arm om haar heen. Ze kijkt me dankbaar aan. Die blik in haar ogen doet me denken aan onze ontmoeting... .

Het was ijskoud die dag. Het stormde nogal hard en de wind waaide scherp. Ik had nog een tijdje met mijn vrienden staan praten over een leerkracht die iets doms had gedaan, in de hoop dat het minder zou gaan regen. Op mijn terugweg zag ik een meisje met haar fiets aan de hand, vechtend tegen de wind. Het was een oneerlijke strijd. Haar lange golvende bruine haren hingen kletsnat langs haar gezicht. Het kind was helemaal doorweekt en trok op de een of andere manier enorm mijn aandacht. ‘Is alles in orde? Kan ik je soms helpen?’ vroeg ik vriendelijk. ‘Mijn achterband is lek’ zei ze terwijl ze me in de ogen keek. Ik voelde meteen de wind en de regen niet meer. Ze was zo engelachtig mooi dat ik mezelf niet helemaal meer onder controle had. Ik had haar geholpen met de fiets en we waren samen naar haar thuis gegaan... .

‘Wil je terug naar binnen?’ vraag ik, ook al weet ik dat Rowan zo lang mogelijk buiten wil blijven. Ze voelt zich de laatste tijd nogal opgesloten als ze tussen vier muren zit. Misschien heeft het iets te maken met dat ze eigenlijk al in zichzelf zit opgesloten. Ik voel me ongelofelijk schuldig, elke keer opnieuw als ik merk hoe ik haar leven overhoop heb gegooid. Het overweldigend me steeds opnieuw. Het wordt bijna te moeilijk om bij haar in dezelfde ruimte te blijven maar ik moet, voor haar.


‘Rowan’
De zon is bloedrood en kleurt de wolken aan de oppervlakte van het weiland dat achter onze tuin ligt. Ik wil hem vertellen hoe mooi ik het vind en hoe ik er van geniet in zijn gezelschap te zijn bij dit wondermooie kleurenspel. Ik wil hem zoveel vertellen maar mijn lichaam laat me niet één woordje toe. Schrijven is niet hetzelfde. Ik ben zo blij dat Samuel er is. Hij heeft mijn woorden niet nodig om me te verstaan. Gelukkig heeft hij niets ergs over gehouden aan het ongeluk. Dat had ik niet kunnen verdragen. Gelukkig ben ik het maar wiens leven totaal andere een wending heeft genomen dan ik had gehoopt. Het is gezellig hier buiten met hem maar ik zie dat hij zichzelf niet meer is. Er zit hem iets dwars. Ik zou hem vragen wat er scheelt maar ik vind de moed niet om dat soort dingen allemaal op te schrijven. Ik leg mijn hoofd op zijn schouder in de hoop dat het hem zou troosten. Eigenlijk biedt zijn schouder mij meer troost. Ik zou willen dat hij nu iets in mijn oren fluisterde maar er komt niets. Dat frustreert me wel. Hij is nooit veel van zeggen geweest en dat heb ik ook nooit een probleem gevonden. Maar nu ik de gesprekken niet meer gaande kan houden rust er een veel te zware taak op zijn schouders. Het is gewoon niet zijn ding om uren te praten en geen antwoord te krijgen tenzij het op een papiertje geschreven staat. Mijn moeder komt de tuin in en heeft wat drinken met zich meegenomen. Ik zie in mijn ooghoeken dat ze met een verafschuwende blik naar Samuel kijkt. Mijn ouders hebben hem altijd min of meer de schuld gegeven ook al zat hij meer bij mij dan zij toen ik in coma lag. ‘Komen jullie over een kwartiertje naar binnen, Samuel moet ook naar huis’ zegt ze terwijl ze de glazen voor ons op het tafeltje neerzet. Ik knik. Toen mijn moeder weer binnen was stond Sam op. ‘Zal ik maar gaan?’ zegt hij. Ik merk een vreemd sprenkeltje wanhoop in zijn blik op en ga ervan uit dat het door mijn moeder kwam. Eigenlijk vind ik het altijd vreselijk als hij weg gaat. Sam is de enige persoon die ik nog graag bij me heb. Wanneer hij weg is voel ik me zo leeg ondanks dat ik vol zit met woorden die geen uitweg vinden. Maar langs de andere kant wil ik niet dat hij te laat over straat gaat. Hij ziet er zo moe uit. Ik wil niet dat hem nog iets overkomt. Het is allemaal zo snel gebeurt. Ik knik, sta op en schrijf: Ik hou van je, wees voorzichtig op een papiertje... .







Woensdag 29 september

‘Samuel’
Ik heb mijn eerste les statistiek aan de universiteit. Het is best indrukwekkend om in een aula te zitten met zoveel volk. Er komt een meisje in mijn richting gelopen. Ze heeft iets speciaals over haar heen hangen. Misschien zijn het haar opvallend groene, doordringende ogen of haar roodbruine haar. Haar gezicht is hoekig en katachtig maar ze heeft langs de andere kant heeft ze een vriendelijke uitstraling. Ik zie dat de jongen die ze net passeerde zijn maat een stomp geeft en naar haar wijst. ‘Kan ik hier komen zitten?’ vraagt ze vrolijk. Ze heeft een melodieuze stem. Terwijl ze op de lege plek naast me wijst. Ik knik vriendelijk. Ze legt haar boeken, die ze in haar dunne armen heeft, op de bank en zet zich op de stoel naast me. ‘Ken je hier al veel mensen?’ vraagt ze. ‘Nee, niet echt,’ antwoord ik. Typisch dat ik weer geen beter antwoord kan bedenken. ‘Ik ook niet,’ zegt ze. ‘Ik ken hier niemand. Maar dat is geen probleem. Ik ontmoet graag nieuwe mensen. Ik ben Allison, hoe heet jij?’ ‘Samuel’ zeg ik met een glimlach. ‘Samuel’ herhaalt ze ‘Mooie naam. Ik geloof dat de hond van mijn opa ook zo heette. Niet dat je een hondennaam hebt.’ lacht ze. Op dat moment komt de prof de aula binnen. Hij heeft zo goed als geen haar op een paar grijze plukken die nonchalant op zijn hoofd gedrapeerd zijn na. Hij zet zijn aktetasje onder de kapstok en hangt zijn vergeelde jas eraan. Hij kijkt de aula in met een strenge blik en begint aan een lange preek over zijn vak. ‘Ik had gehoopt dat we van dat soort verlost waren maar dat valt wat tegen,’ fluistert Allison tegen me. ‘Ja inderdaad’ fluister ik terug. ‘Zit je hier op kot?’ vraagt ze. ‘Nee, ik woon hier 40 minuten vandaan met de bus en mijn ouders wilden geen kot betalen. Ik had ook niet bepaald zin om daar voor te gaan werken.’‘Groot gelijk. Je kunt een perfect studentenleven leiden terwijl je nog thuis woont! Ik heb ook geen kot, ik kon mijn moeder niet alleen laten wonen. We hebben een goeie band,’ fluistert Allison melodieus. De rest van de les spenderen we aan elkaar uitvragen over hobby’s en dat soort dingen. We hebben blijkbaar dezelfde muzieksmaak. En ze speelt toneel. Dat vind ik wel leuk. Ze was graag actrice geworden maar haar moeder had liever gehad dat ze economie ging studeren.
‘Ik ben echt blij dat ik jou al heb leren kennen’ zegt Allison terwijl we de aula uitwandelen. ‘Ik ook, ik vreesde dat ik niet zo snel contacten zou leggen maar dat viel goed mee.’ Ik krijg een sms’je van Rowan. Ze verveelt zich op school nu ze niet meer kan praten en haar jaar moet overdoen omdat ze een stuk heeft gemist. ‘Is het je vriendin?’ vraagt Allison terwijl ze contact met mijn ogen zoekt. Ik knik enkel, negeer haar blik en blijf naar mijn gsm staren. ‘Hoe heet ze?’ ‘Rowan,’ zeg ik zachtjes. ‘Gaat het wel goed tussen jullie? Je ziet er niet echt blij uit.’ ‘Jawel, ik zie haar echt graag maar ze kan niet meer praten en dat is mijn schuld... ,’ zeg ik en kijk naar de grond. ‘Oei, misschien ben ik wat te nieuwsgierig maar wat is er dan gebeurd?’vraagt Allison ‘Dat zal ik je een andere keer vertellen, oké?’ vraag ik. Ik wil het er nu niet over hebben, dat zouden iets te veel schuldgevoelens voor één zelfde moment zijn. ‘Geen probleem. Je moet het niet vertellen als je niet wil.’ ‘Jawel, maar een andere keer ik moet mijn bus nu halen. Zien we elkaar morgen?’ ‘Oké, morgen bij economie op dezelfde plaatsen?’ ‘Is goed, tot morgen,’ zeg ik en loop richting de bushalte. Ik hoop dat ik de bus niet al gemist heb want ik wil zo snel mogelijk bij Rowan zijn.

‘Rowan’
Wanneer de schoolbel gaat voel ik me zo enorm opgelucht. Vroeger vond ik het altijd fijn als we in de klas gingen discuteren. Maar nu moet ik mijn mond houden. Niet dat het moeilijk is. Hoe ik ook probeer en hoe ik ook blijf geloven dat mijn keel op een dag terug geluid zou produceren, er komt niets, geen piepje. ‘Ik moet snel naar huis vandaag. Tot morgen,’ zegt Fran, mijn beste vriendin op school, zonder een antwoord te verwachten. Zij is er ondertussen al aan gewend. Ik heb het gevoel dat iedereen er ondertussen al aan gewend is, behalve ik. Ik zwaai haar na en loop naar mijn fiets toe. Kom op Rowan, weg met alle frustraties. Straks komt Samuel en dan ben je alles vergeten, denk ik in mezelf. Hij heeft me beloofd dat we vandaag iets leuks zouden gaan doen. Het moet een verassing blijven. Als ik af mijn fiets stap om hem in de garage te gaan zetten, die een straat verder is dan ons huis, staan er drie jongens op de hoek. Eentje komt in mijn richting gelopen. Hij heeft een bruine leren jas aan. Hij is groot, mager en heeft een afwezige blik in zijn ogen. Ik hoop dat hij me gewoon voorbij loopt. Ik zie de andere twee jongens, die dezelfde stijl hebben als hem, grijnzen en tegen elkaar fluisteren. Ik merk dat de ene jongen toch echt naar mij komt. Ik probeer hem te negeren. ‘Hey schatje, heb je misschien een vuurtje voor me?’ vraagt hij terwijl hij zijn hand toont waar een sigaret in zit. Bij nader inzien lijkt het eerder een joint. Ik schud mijn hoofd en doe verder of ik hem niet zie. ‘Heb je je tong verloren, schatje? Je kunt het me ook zeggen.’ Ik haat het dat deze eikel me schatje noemt. Als ik nog had kunnen praten... ! Het enige dat ik kan doen is hem negeren. ‘Je hoeft echt niet verlegen te zijn hoor, schat’ zegt hij terwijl hij dichter probeert te komen. Ik kijk naar de grond en doe gewoon verder alsof ik hem echt niet hoor. Dan voel ik zijn vuile hand op mijn rug. Ik draai me snel om en slaag hem in zijn gezicht. ‘Verdomme, stomme bitch!’ gilt de jongen en loopt scheldend en verbouwereerd terug naar zijn vrienden. Ik voel me zo machteloos en vernederd. Ik zou hem zo graag uitschelden. Ik wou dat Samuel erbij was. Dan kon hij deze gast een lesje leren.
Als ik thuis kom merk ik dat niemand thuis is. Ik voel me min of meer opgelucht omdat ik dan niet steeds verplicht word om dingen duidelijk te maken zonder mijn stem. Als kleuter speelde ik die spelletjes graag. Maar nu haat ik het. Ik verafschuw het hoe ik elke dag opnieuw met mijn neus op mijn handicap gedrukt word. Straks komt Samuel, zeg ik opnieuw tegen mezelf. Ik neem gouw een boterham uit de zak en eet hem droog. Ik heb niet bepaald zin om te eten. Ik zet mijn muziek op en gooi me in de zetel. De muziek verslind de stilte die ik anders al genoeg moet verdragen. Dixie, mijn witte, langharige en luie kat, komt op me afgewaggeld, springt op de zetel en nestelt zich in mijn schoot. Als ik haar aai begint ze luid te spinnen. Ik voel me best jaloers dat ze dat geluidje kan maken. Ik hoop dat Samuel snel komt. Hij heeft gezegd dat hij er wel rond half twee zou zijn. Ik kijk op de klok die aan de muur in de woonkamer hangt. Twintig voor twee. Ik kijk naar de secondewijzer. Het lijkt alsof hij steeds trager gaat tikken en op een bepaald moment gewoon stil zal gaan staan. Ik ben al blij dat ik hem door de muziek niet kan horen tikken. Sam kan er nu echt elke moment zijn. Het is niets voor hem om te laat te komen. Meestal is hij een kwartier te vroeg als ik met hem afspreek. Vijf minuten later kan ik het echt niet meer uithouden. Ik zou hem gebeld hebben maar bellen kan ik ook niet meer. Hij beantwoordt mijn sms’jes ook al niet. Ik spring recht uit de zetel, Dixie vergetend die van mijn schoot afvalt en verbolgen in mijn richting blaast, en loop naar de deur. Daar sta ik nog eens enkele minuten die voor mij uren leken tot hij uiteindelijk de hoek van de straat komt omgefietst. Ik voel me opgelucht en woedend tegelijk. Gelukkig was die verdomde brommer na het ongeluk klaar voor het stort en fietst hij nu gewoon weer. Hij omhelst en kust me. Hij is in een vrolijke bui. Dat merk ik aan zijn glimlach. Ik bekijk hem echter met een uitgestreken gezicht. Ik grijp naar het notitieblokje en het potlood dat ik de laatste tijd standaard in mijn broekzak heb zitten. Waar zat je? Ik was zo ongerust. Sinds je naar de universiteit gaat kom ik blijkbaar niet meer op de eerste plaats. Ik toon hem het papiertje en loop weer naar binnen. Ik merk dat wanneer hij het gelezen heeft hij achter me aankomt. Het kan me niet schelen. Ik zet me terug in de zetel. Met mijn armen gekruist staar ik naar de rechterkant van de kamer hoewel daar niets te zien is maar ik weet dat hij meteen door de linkerdeur zal komen binnenwandelen. Ik krijg dan ook gelijk. Een paar seconden later wandelt hij de deur door. ‘Je komt bij mij altijd op de eerste plaats! Heb ik je dat niet genoeg bewezen toen je in coma lag? Ik heb mijn bus gemist omdat de les uitliep oké? Je hoeft echt niet zo overdreven te reageren!’ Zijn stem klinkt gepikeerd. Ik antwoord niet. Zelfs als ik het zou kunnen zou ik nog niet antwoorden. Ik kijk nog steeds koppig de andere kant op maar voel me nu opeens slapjes worden. Mijn ogen worden vochtig en ik moet moeite doen niet in tranen uit te barsten. Ik voel zijn blik op mij branden. Het lijkt alsof we al eeuwen in zo gepositioneerd zijn, als twee onbeweeglijke stambeelden. Ik kan het niet meer aan. Ik breek. Dikke drommen tranen vloeien over mijn wangen. Ik verberg mijn gezicht in mijn handen. Ik merk dat Sam zachtjes naast me in de zetel komt zitten.

‘Samuel’
Ik ben hier zo vreselijk slecht in! Ik overloop allerlei mogelijke argumenten maar geen enkele lijkt goed genoeg. Ondertussen blijft het stil. Niet dat we dat niet gewoon zijn maar nu is het ongelofelijk onwennig en irritant. Uiteindelijk geef ik het op. Ik zucht en leg mijn arm over haar schouder. Rowan blijft echter in dezelfde huilhouding. Ik heb haar nog nooit zo overstuur gezien. Het lijkt wel of ze stilletjes aan in iemand anders is aan het veranderen sinds het ongeluk. Ik weet wel dat ze het moeilijk heeft maar ze is altijd zo’n sterk meisje geweest. Terwijl ik zelf word verteerd door schuldgevoelens waag ik me opnieuw aan een poging iets zinnig te zeggen. ‘Ik bedoelde het niet zo grof’ begon ik. In mijn hoofd klonk het overtuigender. Ik kreeg geen reactie. ‘Luister Rowan, je bent echt mijn alles. En dat weet je goed genoeg. Ik zal je echt nooit in de steek laten. Dat beloofde ik je al honderd keer en dan is dit de honderdeneerste!’ Ik kreeg nog steeds geen reactie. ‘Je zit met nog iets anders, niet?’ Eindelijk lijk ik vat op Rowan te krijgen. Ze draait zich en legt haar gezicht op mijn schouder. Dat vertelt me genoeg. ‘Ik weet dat je het moeilijk hebt. Ik weet dat het niet makkelijk voor je is maar je moet leren leven met je handicap. Je moet het aanvaarden. Daarna kan je je leven weer kan herpakken. En ik geef mezelf nog altijd de schuld dus ik zal je hierbij helpen.’ Ik stond recht en gebaarde dat Rowan me moest volgen.
‘Volgens mij gaat dit je helpen!’ Zeg ik terwijl ik naar het computerscherm wijs. Ik merk dat Rowan met een niet begrijpende blik kijkt. ‘Het is gebarentaal!’ Verduidelijk ik. Rowan werpt me een hatelijke blik toe waaruit ik opmaak dat ze wel weet wat het is. Rowan pakt haat notitieblokje en toont me het. Weet ik wel... . Wil je nu echt dat ik me helemaal gehandicapt voel? Ik ga echt geen gebaren taal leren. Hoe zou het me moeten helpen? Gebarentaal is voor dove mensen. Dit gaat trouwens toch perfect? Het gaat er gewoon om dat ik mijn stem terug wil. Maar dat kan niemand me geven, ook jij niet! Ik weet niet goed wat me overkomt. ‘Ik wil gewoon helpen!’ zeg ik verontwaardigd. ‘Maar goed als je mijn hulp niet nodig hebt kan ik beter gewoon weg gaan.’ Ik sta op en loop de kamer uit zonder te kijken hoe Rowan reageert. Ik voel me zo kwaad! Ik wou haar gewoon helpen.


Ik lig op mijn bed in mijn eigen kamer, wachtend op een sms’je van Rowan. Ik kijk zo goed als elke minuut op mijn gsm. Maar er komt niets. Ik voel me zo rot over vanmiddag. Het moest een leuke dag worden. Ik had speciaal een picknick voor ons twee geregeld. Rowan houdt of liever hield ervan om buiten te zijn. Nu houdt ze nergens meer van. Blijkbaar zelfs niet meer van mij.

‘Rowan’
Hoe kon hij? Nee, hoe kon ik? Ik ben de laatste tijd mezelf niet meer. Vroeger werd ik nooit zo snel kwaad. Zeker niet op Samuel. Maar zo erg zal hij het niet vinden. Hij stuurt me niet eens een sms om het goed te maken. Hij zou me toch nooit in de steek laten? Mooie belofte. Ik voel me echt zo verward. Is het nu mijn eigen schuld? Heb ik hem weg gejaagd? Maar hij moet toch weten dat ik mezelf niet ben de laatste tijd? Begrijpt hij dan echt niet wat ik nu doormaak? Mijn hele leven is overhoop gehaald. Zoveel vragen bij elkaar, mijn hoofd kan het niet meer aan en begint hevig te protesteren. Ik neem mijn gsm. Geen berichten. Ik voel me echt nog rotter dan normaal. Nu heb ik niemand meer die me nog begrijpt, helemaal niemand. Vol zelfmedelijden leg ik me op de zetel. Ik probeer mijn gedachten op een rijtje te zetten. Het komt er op neer dat ik gewoon zo goed als alles kwijt ben. Waarom? vraag ik me af maar ik vind geen antwoord. Zou iemand me missen, als ik er niet meer zou zijn? Al deze gedachten maken met verschrikkelijk weemoedig. Op het moment dat ik echt gewoon niet meer zie zitten hoe ik de komende jaren, maanden, uren, minuten of zelfs seconden moet doorgeraken, hoor ik dat er iemand binnen komt. Een fractie van een seconde hoop ik dat het Samuel is maar dan realiseer ik me dat het mijn moeder moet zijn. Ik druk mijn gezicht in een kussen. Mijn moeder komt de woonkamer binnen. ‘Gaat het wel?’ Vraagt ze bezorgd. Ik schud mijn hoofd, nog steeds in het kussen gedrukt. ‘Wat is er gebeurt?’ vraagt ze. Ik blijf roerloos liggen, alsof ik haar niet heb gehoord, alsof ik in een coma lig. ‘Oh meisje, je hebt ruzie met Samuel hé?’ zegt ze terwijl ze naast mijn benen komt zitten. Ze slaagt de nagel op de kop. Ik weet niet hoe ze het doet. Maar ik weet zeker dat ze het niet erg vind dat we ruzie hebben. Ik zet me recht en probeer me sterk te houden. Ik wil niet dat mensen mij zien in deze staat, zelfs mijn moeder niet. ‘Er zijn zoveel fijne jongens meid, je bent leuk genoeg. Ze zullen je wel nemen zoals je bent.’ Volgens mij is niemand zo slecht in troosten als zij. Ik neem mijn notitieblokje. Ik wil mijn stem gewoon terug! Ik kan het niet zonder. ‘Ik weet het.’ begint mijn moeder. ‘Het is moeilijk maar je zult het toch ooit moeten accepteren en je leven weer moeten oppakken. Het leven gaat door. Maar je hebt er alle tijd voor. Je bent nog jong.’ Echt niemand snapt wat ik doormaak. Ik kan niet accepteren. Dat gaat niet. Ik moet mijn stem gewoon terug hebben. Anders heeft het geen zin meer om verder te leven. Mijn moeder kijkt me nu erg bezorgd aan. ‘Geloof me nu maar. Je zult er echt ooit mee leren leven. Maar doe ondertussen alsjeblieft geen domme dingen. Beloof je me dat? Niet nog een keer voor die jongen!’ Ik kijk mijn moeder leeg aan. ‘Beloof het me!’ dringt ze aan en verheft haar stem een beetje. Ik knik droogjes. ‘Gelukkig’ zucht mijn moeder. ‘Ga maar vroeg slapen vandaag, je ziet er moe uit’


‘Samuel’
Als ik voor de zoveelste keer vandaag op mijn gsm kijk merk ik dat het half twee ’s nachts is. Ik kan maar niet in slaap geraken. Ookal lig ik al van vanmiddag in mijn bed. Ik ben onder het avondeten uitgekomen met het smoesje dat ik me niet goed voel. Wat ook niet helemaal gelogen is. Alleen niet lichamelijk dan. Ik had echt geen zin om aan tafel te zitten bij allemaal vrolijke mensen. Ze zijn in de loop van de avond nog eens komen kijken. De rest van de tijd heb ik me suf gepiekerd. Rowan en ik zijn al bijna een jaar samen. Ik kan me echt geen wereld meer voorstellen zonder haar. Ik zal nooit vergeten hoe ik me heb gevoeld die drie maanden dat ze er niet bij was. Uiteindelijk snap ik wel dat ze zo reageerde. Het was ook stom van mij dat ik dacht dat ik haar zou helpen door gebarentaal. Ik wil zo graag dat ik haar kan helpen. Ik zou haar mijn eigen stem geven als het kon. Ik gebruik hem toch maar alleen voor domme dingen. Ik trek het niet meer langer en grijp naar mijn gsm. Ik wil haar echt niet kwijt.












Zaterdag 2 oktober

‘Rowan’
Dit keer ga ik naar Sam, om misverstandjes te vermijden. Vandaag gaat de verrassing door die hij woensdag gepland had. Ik heb mezelf beloofd nooit meer kwaad op hem te worden. Ik was zo bang dat ik de enige persoon waar ik echt nog om geef kwijt zou geraken. Als ik bij de voordeur kom hoor ik Whisky, Sam’s hond, al blaffen. Ik bel aan. Als Samuel de deur opent rent Whisky naar buiten en begint me meteen af te lekken. ‘Whisky!’ roept Sam hem lachend terug. Als ik van de hond verlost ben kijk ik meteen naar Sam. Zijn ogen stralen. De mijne waarschijnlijk ook. We hebben elkaar niet meer gezien sinds die ruzie woensdag.

‘Samuel’
Ik ben zo opgelucht haar weer te zien. Ik heb zin in deze namiddag en niets gaat het verpesten deze keer. Helemaal niets. ‘Wil je weten wat de verrassing is?’ zeg ik op een plagerige toon. Rowan knikt uitbundig. Vrouwen zijn echt nieuwsgierig. ‘Dan zul je toch nog even moeten wachten,’ lach ik terwijl ik naar buiten stap. Al zwijgend maar met een goed gevoel, stappen we richting mijn auto. Als een gentleman open ik het portier van de passagier voor Rowan. Whisky komt achter me aan gelopen en wil ook de auto in. ‘Zullen we hem ook maar meenemen?’ vraag ik. Rowan haalt haar schouders op en knikt dan.
‘Bestemming bereikt’ zegt de GPS. ‘Kun je de spanning nog aan?’ vraag ik. Ze bekijkt me een paar tellen droogjes en begint dan te glimlachen terwijl ze fel nee schud met haar hoofd. Ik stap uit, neem de picknickmand uit de auto en loop ermee tot aan de oever van het meertje. Rowan volgt me en Whisky volgt haar. Whisky is al bijna even gek van haar als ik. Als ik de picknickmand heb neergezet draai ik me om naar Rowan. ‘Tadaa!!’ roep ik. Ik denk dat ze blij is met mijn verassing. Ze omhelst me. We zetten ons neer en beginnen er meteen aan. We hebben geluk dat het niet regent. Op de grond liggen er herfstbladeren in alle kleuren. Op het meer zwemmen eendjes, als ze tenminste nog niet zijn weggejaagd door Whisky die door het water springt. Kortom alles is perfect. Alles op een ding na. Deze Rowan is niet dezelfde als die van vroeger, die waar ik zo van hield. Haar prachtige ogen zijn nu dof. Haar glimlach is nog maar een flauw afkooksel van die van vroeger. Maar wat ik nog het ergste vind is dat ze niet meer gelukkig is. Vroeger moest ik nog maar een seconde naar haar kijken en ik werd zelf vrolijk.

De zon scheen op haar gezicht. Zo zag ik haar het allerliefst. ‘Kom we gaan de zee in’ riep ze terwijl ze me meetrok. We liepen het strand over zonder ons ook maar enige zorgen te maken over wat mensen van ons dachten. De zee was fris maar dat voelden we niet eens. Terwijl we door de golven liepen spatte het water op. Rowan lachte luid en ik voelde me euforisch. Ze draaide zich om. Toen ik haar zag, voelde het alsof er ongezonde dosissen adrenaline door mijn aderen werden gejaagd. Opeens kreeg ik een verfrissende douche. ‘Wacht maar, dat krijg je terug’ riep ik. Rowan gilde opgelaten. Ik gaf haar een koekje van eigen deeg. ‘Achter je!’ Riep ze luid en duwde me kopje onder.

‘Rowan’
Sam staart voor zich uit terwijl ik hem aankijk met een vragende blik. Waaraan zou hij nu denken?. ‘Zullen we aanvallen?’ Zegt hij wanneer hij ontwaakt uit zijn dagdroom. Ik knik. Hij is goed voorbereid. In de mand zitten pistolets, muffins, nog van alles anders maar ook bier. Hij pakt een flesje. Vroeger dronk ik graag een pintje maar sinds het ongeluk heb ik geen druppel alcohol meer aangeraakt. Ik weet dat ik mezelf beloofd heb nooit meer kwaad te worden op hem maar toch voel ik me opslag weer een stuk minder. Ik besluit er maar niet op te reageren. Leeg staar ik voor me uit. Sam zucht. ‘Luister Rowan, ik vind het afschuwelijk om je zo depressief te zien.’ Ik merk een pijnlijke ondertoon in zijn stem. Alsof hij zichzelf nog steeds de schuld geeft. Ik heb hem al zoveel gezegd dat dat niet zo is. Ik ben niet blij met wat hij zegt en wat hij daarbij denkt. Moet ik dan zomaar akkoord gaan met mijn handicap? Snapt hij nu echt niet wat ík doormaak? En dat hij zichzelf dan nog de schuld zit te geven terwijl hij de enige is die me nog enigszins gelukkig kan maken, voor even dan. Maar ik ging niet kwaad worden dus ik probeer mezelf wat te kalmeren en haal gewoon mijn schouders op. ‘Is er nu echt niets wat we kunnen doen? Vraagt hij. Weer haal ik mijn schouders op. ‘Er moet toch iets zijn?’ Ik merk dat hij het meer tegen zichzelf heeft dan tegen mij dus reageer ik maar niet. ‘Ik ga een oplossing voor je zoeken, en dit keer een fatsoendelijke. Dat beloof ik je!’ Hij is lief maar ook zo naïef. Er is geen oplossing. Ik zal mijn leven in stilte moeten slijten.







Zaterdag 21 december

‘Samuel’
Ik ben alleen thuis. Perfect om te studeren. Maar ik kijk alleen maar naar mijn boeken en lees niet wat er in geschreven staat. Ik weet dat ik een gevaarlijke belofte heb gedaan maar ik geloof er echt in. Deze man kan mijn Rowan helpen. Hij is gespecialiseerd in stembandenverlamming. Ergens weet ik dat het zal lukken, wat ze in de ziekenhuizen ook zeiden. Ons leven zal weer worden zoals het was. Onze dromen zullen uitkomen, precies zoals we ze gedroomd hebben. Ik ben er zeker van. Rowan is er nogal sceptisch over. Ik mis haar wel nu ik moet blokken. Maar ik bekijk het positief. Nu kan ze zich volledig concentreren op de behandelingen van dokter Roseau. Ik wil me nu echt wel op mijn boeken concentreren maar op de een of andere manier gaat het totaal niet. Het is alsof ik elk moment een telefoontje verwacht. Het telefoontje waarin ik Rowan’s stem voor de eerste keer weer kan horen. Het moment waar ik nu al een half jaar op zit te wachten maar waarvan ik zeker ben dat het ooit aanbreekt. Ik neem mijn fluostift in mijn hand als goed voornemen maar op dat moment gaat de bel. ‘Verdomme’ zucht ik. In mijn trainingsbroek en mijn haar nog niet gekamd loop ik de trap af naar de deur. Een seconde denk ik dat het Rowan zou kunnen zijn. Maar het volgende besef ik dat ze pas om twee uur deze namiddag opnieuw naar Roseau gaat. Ik open de deur in de hoop dat het gewoon de postbode is. Maar de postbode is het niet. Ik schrik even. Voor me staat Allison in de sneeuw. Ondanks dat ze een muts en een lange jas aan heeft ziet ze er bevroren en onderkomen uit. Maar niet alleen dat. Ze is ook nog eens compleet over haar toeren. Voor ik de kans krijg iets te zeggen stort ze zich in mijn armen. ‘Het is mijn moeder!’ Brengt ze paniekerig uit. Even weet ik niet wat te doen. Ik sta met open armen als ze me bijna in een wurggreep vasthoud maar dan realiseer ik me dat het de bedoeling is dat ik mijn armen ook rond haar lichaam slaag. Ik voel me ietwat ongemakkelijk. ‘Rustig maar, wat is er gebeurt?’ vraag ik haar bezorgd. Ik ben gewoon haar vrolijk en uitbundig te zien. Een beetje zoals Rowan vroeger was. Maar dan nog net iets meer. ‘Het is mijn moeder. Ze heeft een hartaanval gehad!’ Ik kijk haar bezorgd aan. ‘Kom, ik maak een tas warme chocomelk voor je. Je ziet er bevroren uit.’ ‘Bedankt’ snikt Allison.




Allison neemt een klein slokje van de nog veel te warme, dampende chocomelk terwijl we ons in de zetel zetten. ‘Het was zo eng! Ik kwam gisteren nacht de woonkamer binnen. Eerst dacht ik dat mijn moeder sliep. Maar ik kreeg haar maar niet wakker. Toen dacht ik dat ze dood was!’ zegt ze. Ik kan haar angst bijna voelen. ‘Hoe gaat het dan nu met haar?’ ‘Ze hebben haar geopereerd maar ze is nog onder narcose. De dokters zeiden dat het wel goed zou komen.’ ‘Gelukkig’ zuchtte ik. Ik had zo het gevoel dat ik ongeveer wel kende wat zij nu doormaakte. ‘Ik kom recht van het ziekenhuis. Ze zouden me laten weten wanneer ze wakker wordt. Ik wil niet terug naar huis. Ik wil daar nu niet alleen zijn!’ ‘Is je vader er dan niet?’ ‘Mijn vader is dood... .’ Ik schrik. ‘O, sorry!’ breng ik beschaamd uit. ‘Geeft niet,’ zegt Allison zacht. ‘Wil je graag hier blijven vannacht?’ Gooi ik eruit voor ik er heb over nagedacht. Allison kijkt me dankbaar aan en knikt terwijl ze een traan wegveegt. Rowan zou vanavond een film komen kijken. Maar ze begrijpt het wel, hoop ik.

‘Rowan’
Het was zwaar en pijnlijk vandaag. De dokter zegt dat ik vooruitgang maak. Maar hij garandeert niet of ik ooit nog zal kunnen spreken. Ik vraag me echt af of dit alles wel de moeite waard is. Ik doe het voor Sam. Gelukkig ben ik nu onderweg naar hem. De bus zit vol. Ik sta niet stabiel en kan amper bij het belletje. Als de bus remt voor mijn halte verlies ik mijn evenwicht en val tegen een man aan. Beschaamd kijk ik naar de grond en stap de bus af. Voor de deuren weer sluiten hoor ik de man nog ‘Onbeleefd kind!’ zeggen. Na vijf minuten door de sneeuw te ploeteren, en te proberen mezelf recht te houden, kom ik eindelijk bij Sam thuis aan. Terwijl ik aanbel bereid ik me er al op voor dat Whisky zich weer op me zal storten. Maar als Sam de deur opent is het niet Whisky die aan Sam’s zijde staat maar een meisje. Buiten dat ze er nogal beroerd uit ziet is ze bloedmooi. Zonder het te willen begin ik mezelf meteen met haar te vergelijken. De jaloersheid overvalt me. Ik kijk van het meisje weg en richt nu mijn blik vragend en geschokt naar Sam. Ik weet niet of ik de verklaring wel wil horen. Toch begint hij eraan. Ik hoop dat hij iets fatsoendelijks te vertellen heeft. ‘Dit is Allison, een meisje dat ik ken van aan de unif.’ Daar heb ik dus niets aan. Ik blijf hem vragend aankijken. ‘Haar moeder is opgenomen in het ziekenhuis, ze blijft vannacht hier.’ Wat?! Wil ik gillen. Me niet meer bewust van iets waar ik normaal gezien altijd aan denk. Het drukt me voor de zoveelste keer op mijn handicap. In de plaats van mijn stem probeer ik dan maar duidelijk te maken met mij ogen wat ik ervan vind. Maar Sam ziet het niet want juist op dat moment gaat de gsm van Allison af. Het lijkt hem enorm te interesseren. ‘Ze is ontwaakt! Ik ga nu naar het ziekenhuis. Het bezoekuur is bijna afgelopen. Is het goed dat ik over een uurtje terug ben?’ Ik erger me aan haar perfecte stem. ‘Tuurlijk!’ zegt Sam meer dan vriendelijk. Allison loopt de deur uit en negeert mij straal. Als ze uit het zicht verdwenen is richt ik mijn blik opnieuw naar Sam. Ik voel me nu echt woedend. ‘Begrijp je nu niet dat ze mijn hulp nodig heeft? Ze is gewoon een vriendin hoor! Als Fran’s moeder in het ziekenhuis zou liggen zou je toch hetzelfde doen?’ Ik blijf hem aanstaren. ‘Het is maar voor een nachtje. Ze slaapt gewoon op de zetel. Als je wilt kan je ook blijven slapen. Misschien worden jullie nog vriendinnen.’ Nee, bedankt! Schrijf ik op. ‘Dan niet hé, kom we gaan naar binnen. Het is echt ijselijk buiten!’ Zijn bitsige toon bevalt me echt niet.

‘Samuel’
Rowan is alweer weggegaan voor Allison aankwam. Geen film vanavond. Toch alleszins niet met Rowan. Ik vind het echt vreselijk hoe ze elke keer meer verbittert raakt. De oude Rowan had ze zeker weten nooit zo gereageerd. Ze had het erg gevonden. Ze had haar eigen hulp aangeboden. Want troosten kon ze als de beste. Veel beter dan ik. Ik probeer me nog even op mijn boeken te concentreren maar dat gaat echt niet. Ik ben blij dat Allison aanbelt. Van studeren komt vandaag dus niets in huis. ‘Vrouwen!’ zucht ik. ‘En? vraag ik meteen. ‘Het gaat al redelijk, maar ze moet nog minstens een week ter observatie blijven.’‘Gelukkig!’ breng ik uit. ‘Ja inderdaad, maar dan moet ik de komende week heel de tijd alleen zijn. Ik kan echt niet blokken als ik alleen thuis ben.’ zucht ze. ‘Je bent hier altijd welkom!’ zeg ik. Ik zie zo Rowan’s blik als ze dit moest horen. ‘Als ik jou niet had!’ zei ze en ze klonk erg oprecht. ‘Ik zou je vriendin wel willen leren kennen, is ze er nog?’ ‘Nee, ze is al snel weer weg gegaan. Ik denk dat ze een beetje boos was.’ ‘Oei? Dat is toch niet mijn schuld?’ ‘Nee, ze is gewoon nogal makkelijk gepikeerd tegenwoordig, vroeger was ze heel anders.’ ‘Wat is er eigenlijk gebeurt met haar? Dat ging je me nog eens vertellen.’ ‘Das waar.’ Zeg ik zachtjes. Ik heb daar absoluut geen zin in maar aan Allison kan ik dit wel vertellen. Misschien lucht het wel op.
‘Wat erg,’ zegt Allison wanneer ik mijn verhaal heb gedaan. ‘Ik voel me er steeds schuldig over. Ik vind het verschrikkelijk wat ik haar heb aangedaan!’ ‘Het is toch niet jou schuld dat dit zo slecht is afgelopen’ Ik haal mijn schouders op. ‘Ik vind niet dat ze jou de schuld daarvan mag geven!’ ‘Doet ze ook niet’ Zeg ik ‘Gelukkig, want anders was ze een gast als jij niet waard! Trouwens het had toch erger kunnen zijn? Mijn vader is ook zo aan zijn einde gekomen. Ik bedoel in het verkeer. Ik en mijn moeder waren er kapot van. Maar we hebben altijd doorgebeten. Zowel financieel als emotioneel. Zoiets maakt je sterk. Het heeft me gemaakt tot wie ik ben. Als ik iets wil ga ik er voor honderd procent voor. Niemand staat me dan nog in de weg!’ Als ze die laatste twee zinnen zegt merk ik een vreemde blik in haar ogen. Alsof ze iets meer bedoelt dan puur wat ze zegt.
‘s Avonds besluiten we toch een film te kijken. Het wordt dan maar die romantische, die ik heb gehuurd omdat Rowan hem zo graag wou zien, en vermits ik geen uitgebreide dvdcollectie heb. Ik vind het wel spijtig dat ik hem nu niet kan kijken samen met haar. Maar uiteindelijk is het haar eigen schuld. Ik geniet er wel van ook al is het niet mijn genre. Er is alleen een ding dat me stoort. Ik heb het gevoel dat Allison meer naar mij zit te kijken dan naar de film. We luisteren het liedje van de aftiteling volledig uit zonder iets te zeggen. Het is Allison die dan de stilte verbreekt. ‘Weet je nog dat ik daarstraks zei dat als ik iets wil dat ik dat als ik iets wil dat ik er dan ook honderd procent voor ga?’ Ik weet niet goed welke kant ze op wil maar ik merk wel weer die vreemde blik in haar ogen. Ik knik dan maar. ‘Met dat iets bedoelde ik eigenlijk meer iemand.’ Gaat ze verder. Dan blijft het even stil. Ik merk nu pas hoe dicht we eigenlijk bij elkaar zitten. Ik dacht dat het van de kou was maar dan begin ik ongeveer te beseffen wat er aan de hand is. En mijn vermoeden word bevestigd. Allison kijkt me een seconde in diep in de ogen en overvalt me dan met een kus. Tot mijn eigen verbazing trek ik niet weg. Haar lippen voelen zacht. Ik krijg een gevoel dat ik al lang niet meer heb gehad bij Rowan.

‘Rowan’
Als ik ’s avonds thuis zit voel ik me zo vreselijk stom. Ik had moeten blijven. Dan had ik tenminste geweten wat ze nu aan het doen waren. Ik vertik het om een sms te sturen. Ik voel me zo gefrustreerd. Ik wil nu echt schreeuwen. Ik open mijn mond, wetend dat er geen geluid zal komen. Plots vult een zacht en rouw klinkend geluid de ruimte. Ik schrik en raak helemaal verward. Dat kan niet. Ik moet aan het dromen zijn of iets anders. Ik zou voor altijd moeten zwijgen. Kan dit? Ik besluit het nog een keer te proberen. Deze keer komt er iets uit mijn keel dat zachter is dan het vorige, maar het is iets! Ik geloof mijn oren niet. Dit moet Sam weten. Ik moet hem zien. Nu!









‘Samuel’
Ik weet niet wat me bezielt maar ik wil niet stoppen. Ik wil verder gaan. Wanneer Allisons lippen de mijne verlaten zoeken de mijne de hare opnieuw. Ik buig me over haar en tot we samen op de zetel liggen. Ik weet echt niet wat er met me aan de hand is. Ik lijk wel in een trance. Ik zou Rowan nooit in de steek laten. Dat had ik haar beloofd. Ik schrik doordat ik voetstappen in de kamer hoor. Alsof het noodlot toeslaat stapt op deze speciale maar verwarrende moment Rowan de kamer binnen. Naast haar staat mijn stiefzus Noa die haar waarschijnlijk binnen gelaten heeft. Beiden kijken ze geschokt. Maar in Rowan haar ogen, die ik vroeger zo prachtig vond, zie ik ook nog een afschuwelijke pijn die meteen op mij overslaat. Ik heb haar niet willen verraden. Maar dit voelde gewoon zo juist.

‘Rowan’
Het lijkt alsof mijn hart,
Alsof het niet meer klopt.
Ik voel het bloed uit mijn hele lichaam wegstromen
Ik geloof niet wat ik zie.
Ik wil het niet zien
Dat wat ik zie.
Ik wil mijn ogen sluiten
Mijn oogleden zijn onbewegelijk geworden.
Ik heb me echt nog nooit
Zo sprakeloos gevoelt.





Aantal keer bekeken: 3197
Waardering: 8.21 op 10
Geef een cijfer:

Alle rechten voorbehouden 2005-2024 - www.verhalenlezen.nl


Verhalen

Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.

Verhalen posten

Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!


Statistieken

Totaal verhalen: 5184
Totaal categorieën: 10
Totaal 284 bezoekers online