Rozemarijn 1 tot 7.
U leest om dit moment het verhaal Rozemarijn 1 tot 7 gepost door Glenn Casier. Dit verhaal is gepost in de categorie liefdes verhalen. Wilt u een zelf geschreven, of een mooi verhaaltje posten? Klik daarvoor hier.Wilt u terug naar liefdes verhalen?
Categorie: liefdes verhalen
Gepost door: Glenn Casier
Gepost op: 2007-12-9
Verhaal:
Rozemarijn 1 tot 7
HOOFDSTUK 1
Mexico, 17de eeuw. De Spanjaarden hadden de macht in handen en regeerden als dictators. Ze plunderden en onderdrukten het arme volk wiens kreet naar vrijheid galmde over de wereld. Helaas, hun smeekbede werd niet verhoord… Zodoende ondergingen de mensen een wreed lot, een lot dat reeds vele volkeren beschoren was. Het onrecht stond haast aan de lippen en verscheidene mensen raakten op het slechte pad; Oscar Velez bijvoorbeeld.
Hij woonde in een armtierig dorp waar de lemen huizen met strooien daken als treurwilgen langsheen de zandweg pronkten, waar mensen weigerden hun mondhoeken om te krullen tot een glimlach of hun ogen het vuur van vrolijkheid te laten spuwen. Elke emotie beklemtoonde de doffe ellende. De jongeman strompelde over het zand en murmelde binnensmonds een liedje. Alle omstanders snoven minachtend. Opnieuw stomdronken!
‘Toch spijtig,’ jammerde een oude vrouw. ‘Hij leek me een lieve, knappe jongen.’
Tsja, hoewel zijn zwarte haren - vrij normaal in Mexico - sierlijk gekruld waren en hij groene ogen had gelijk de kleur van jonge plantjes overgoten met dauwdruppeltjes, bezat Oscar een veel mindere fraaie kant. Hij stonk immers meestal naar de drank, droeg gehavende kleren opgesmukt met stoflappen en aarde besmeurde zijn gezicht.
Plotseling rees een lange man op uit de kudde snibbende mensen. Het was alsof de klokken middernacht sloegen, want de man bezat typische kenmerken van een spook: graatmager, lijkbleek gelijk zijn kledij en holle ogen. Enkel de vettige, sluikse haren en groezelige sikkebaard deden vermoeden dat deze zonderlinge man een levend wezen was.
Hij bewoog zich traag naar Oscar toe. Precies zwevend; het zand kleefde niet aan zijn poederschone laarzen. Oscar kreeg hem in het kielzog en brulde:
‘Beroof me maar! Ik heb geen rooie duit!’
De man stak zijn hand uit - de vingers leken smalle takken - en greep Oscars pols. Een wansmakelijke koude omarmde de verbijsterde jongeman. Met zijn andere hand legde de mysterieuze man twee peso’s in de handpalm van Oscar Velez.
‘Hier,’ zei hij bruusk. ‘Moge dit de eerste vruchten zijn van een welvarend leven. Verdoe je niet aan zonden zoals alcohol. We hebben het allemaal moeilijk, maar strijden voor rechtvaardigheid!’
‘V-vier goudstukken,’ stamelde Oscar en staarde naar het geld alsof die een onweerstaanbare charme bezat. Toen hij weer opkeek om de milde weldoener te bedanken, was de man echter verdwenen. In rook opgegaan…
Oscar haalde nonchalant de schouders op. De peso’s intrigeerden hem meer. Terwijl hij plannen smeedde, groeide twijfel. De woorden van de man bevatten waarheid. Hij had namelijk een tweede kans gekregen. Gedaan met problemen, rijkdom en vreugde zouden voortaan zijn leven vervullen! Maar de wijn verstuurde een onweerstaanbare lokroep en Oscar voelde het door merg en been snijden. Hoewel hij zich hevig verzette, zwichtte de jongen en trok - enigszins beschaamd jegens geen wilskracht - richting taverne.
De nacht viel en trok een deken over het dorp. Bewoners sliepen in de wetenschap dat fonkelende sterren over hen waakten. Enkel de taverne bood leven; gesymboliseerd in de schelle, flakkerende toortsen die langzaam doofden. Weldra was deze plaats eveneens rust.
De enkele aanwezigen dronken hun glas leeg en stapten op.
Doch zij werden tegengehouden door de luide binnenkomst van vier gasten. Men schrok.
Noch de bloedrode vesten met blinkende manchetten, noch de zwarte hoeden en blauwe broeken boezemden angst in, maar die nieuwelingen hadden een lichtere getinte huid dan de doorsnee Mexicaan en musketten om de schouders. Spanjaarden!
Keurig stonden zij stokstijf in het gelid, behalve één. Oordelend naar de medailles die zijn borst decoreerden, was hij de leider. Hij was gezet en nors met varkensoogjes die zich versmalden tot kille spleetjes waarmee hij iedereen nauwlettend in het oog hield. De dorpelingen maakten vlug een flauwe buiging. Allerminst uit respect, wel om problemen te vermijden. Het behaagde de struise Spanjaard tot de schaduw zijn aandacht trok.
In een hoekje aan de toog - waar het licht zich niet strekken kon - sliep iemand. Wie was zo’n onbeschofte boerenkinkel die het Spaanse gezag tartte? Dat kon de soldaat niet dulden en hij stampte de slapende tooghanger ruw van de kruk. Laatstgenoemde viel met een smak om tenslotte versuft overeind te krabbelen.
‘Lelijke aap,’ beschimpte Oscar Velez de soldaat. ‘Je hebt mijn leven misschien verwoest, maar het recht om te schelden blijft bestaan, ondanks jouw tirannie.’
Intussen zocht de jongen houvast bij de toog, want recht blijven staan lukte amper.
‘Haha! Dronkemanstaal!’ smaalde de Spanjaard. ‘Moeten wij je serieus nemen?’
Zijn stemming sloeg meteen om in bittere ernst.
‘Belediging aan hogere instanties,’ blafte hij en besproeide Oscar rijkelijk met speeksel. ‘Dat tolereren we niet!’ Hij haalde vernietigend uit met gebalde vuist waarmee Oscars slaap werd geraakt. De arme jongeman voelde hoe alles draaide en zag niets behalve hoe duisternis opdoemde. Zijn oorschelpen suisden; klanken verdwenen langzaam. Vlak voor Oscar het bewustzijn verloor, hoorde hij een nog laatste kristalheldere vrouwenstem: ‘Stop!’
Jong, dynamisch, helder, fris,… het was of Oscar de engelen hoorden zingen, begeleid door gulden harpen. Nagenietend zonk hij weg in de donkere periode. Hij vormde een magisch beeld over de vrouw. Toen Oscar weer de ogen opende, merkte hij dat de taverne uitgestorven was, indien je die mysterieuze weldoener negeerde die hem grijnzend aankeek.
HOOFDSTUK 2
Een tijdje later zat Oscar tegenover de man. Hij vroeg zich af hoe lang hij bewusteloos moest geweest zijn, want de eerste zonnestralen wurmden de deurspleten binnen; teken van de morgenstond! Bovendien zat de jongen niet op zijn gemak, daar zat zijn gesprekspartner voor iets tussen met de meest priemende blik die Oscar ooit zag. Ook werd deze gespannen sfeer in de hand gewerkt door de drukkende stilte.
‘Ik ben teleurgesteld,’ zei de man. Zijn stem klonk kalm op een snijdende ondertoon. Begrijpend, maar tegelijk kwaad. Oscar kon niets over de lippen krijgen die kurkdroog aanvoelden en daarom streelde hij ze met zijn tong.
De man schamperde: ‘Voel jij je schuldig? Blijkbaar is een simpel vraagje of antwoord teveel.’
‘Excuseer,’ piepte Oscar. ‘Maar mijn moeder leerde me nooit met vreemden praten.’
‘Zwijg over je moeder!’ schreeuwde de man. Waarschijnlijk schrok hij zelf van zijn uitbarsting, want hij ging knarsetandend verder opdat hij niet volledig wenste op te gaan in razernij.
‘Je gebruikt haar als excuus om jouw daden niet te moeten verantwoorden. Heeft ze zoonlief overvloedig drinken geleerd?’
Er rolden tranen over Oscars wangen. Het woord, begrip moeder kwetste hem.
‘Rep geen woord meer over mijn familie,’ fluisterde Oscar snikkend. De jongen vermande zich om de man niet een klap in het gezicht te geven.
‘Pas wanneer jij met alcohol stopt.’
‘Ik drink zodat ik kan vergeten!’ brulde Oscar.
‘Luister, alcohol is het probleem. Het rijt de wonden open en strooit zout over pijnlijke herinneringen. Iedere keer opnieuw. Helen zal alcohol nooit.’
‘Bemoei je met je eigen leven,’ gromde Oscar.
‘Ik ben daarmee nu bezig,’ snoerde de man hem de mond. Hij had twinkelende pretoogjes door Oscars verbazing en vervolgde: ‘Mijn naam is Ario, hoofd van het Verzet. Ik wil een onafhankelijk Mexico en ben bereid te vechten tegen Spanje.’
‘Wat interesseert mij dat nou?’
‘Ik wil je in het Verzet. Wees eens belangrijk in positieve zin.’
Oscar peinsde. Strijden met vrijheid als doel? Heroïsche daden of…
‘Neen,’ zei hij resoluut. ‘Ik heb genoeg leed gezien.’
‘Waarom wil jij leven?’
‘Niets bekoort me. Ja, ik modder wat aan en moet dat idiote Verzet heus niet om mijn leven te beteren. Ik vaar mijn eigen koers!’
Prompt stond hij op en zonder Ario een blik waardig te gunnen, verliet Oscar de taverne.
De frisse buitenlucht spoelde de recente gebeurtenissen weg. Maar de jongeman merkte weldra dat dood om de hoek loenste; het dorpsplein stelde de galg tentoon!
De strop wiegde vervaarlijk door de ritmiek van de wind. Een groepje kraaien cirkelden dreigend rondom de galg. Hun vleugels wekten de illusie dat ze klauwen waren. Enerzijds omdat de kraaien wachtten het slachtoffer zijn leven te ontnemen, anderzijds beletten zij dat de zon de galg olijk bestraalde. Er restte enkel nog een lugubere schaduw en Oscar voelde onheil. De attractie trok reeds menig belangstellende. Het was drummen geblazen, want iedereen wou het schouwspel van op de eerste rij meemaken.
Oscar klampte de eerste de beste aan: ‘Wie wordt opgehangen?’
‘Señorita Esterala,’ was het antwoord. ‘Gearresteerd tijdens de schermutseling in de taverne gisterenavond.’
Automatisch koppelde Oscar de naam aan die stem. Esterala… Was zij het?
Hij moest niet lang de onzekerheid dulden: bombardeus tromgeroffel overstemde het publiek en angstig maakte men een vrijgeleide naar de galg.
De Spanjaarden kwamen aangerukt en sleurden een geketende vrouw mee.
‘Wauw!’ mompelde Oscar. Hij werd in de ban geslagen door haar weergaloze schoonheid.
Hoe beschreef je anders iemand met fluwelen huid, kristalheldere ogen en golvende haren die dansten? Machteloos bekeek hij iedere stap die Oscar zette. De jongen koesterde ontzag voor haar vastberadenheid, want ze gaf niet de minste angst om te sterven prijs. Het meisje weigerde zelfs zich te laten drijven op de tiradebui van de dorpelingen:
‘Laat haar vrij! Schoften! Duivels!’
Maar wanneer de Spaanse geweren één simpele klik maakten, deinsden ze verontschuldigend terug. Woede was het gemeenschappelijke dat het dorp verenigde. Druppelsgewijs werd deze erger toen de strop om Esterala’s ranke hals hing.
Een graatmagere officier las monotoon het doodsvonnis:
‘Hierbij wordt de beklaagde ter dood veroordeeld.’
Oscar viel op zijn knieën. Straks was haar kortstondige verschijning slechts een schim.
‘Heeft de beklaagde nog iets te zeggen?’
‘Ja! Ik zal blijven geloven in rechtvaardigheid!’
Net die welbekend klinkende, vurige stem ontketende bij Oscar de drang naar strijd, opkomen voor gelijke rechten.
‘Zij is de betovering,’ siste hij, ‘En ik mag ze niet verliezen!’
Plots verscheen Ario. Uit het onbekende. Alsof Oscars heropleving een gezicht kreeg.
Was deze man eigenlijk normaal?
‘Is zij niets?’ knipoogde Ario.
HOOFDSTUK 3
De Verzetsleider grijnsde: ‘Je bent geen nietsnut als je zo’n passie kan oplaaien. Sluiten we een compromis? Ik probeer Esterala te redden en jij komt bij mijn rebellen.’
Oscar knikte instemmend. Er stroomde weer hoop door zijn aderen! Niets was verloren. Ze zou in veiligheid gebracht worden. De stralende bloem kon verder bloeien!
Maar toen trad de rede binnen en zaaide twijfel. Indien het mislukte…
Zijn droombeeld verbrijzelde.
Hij poogde tegen Ario in te gaan. Helaas was deze andermaal spoorloos opgelost. Piekeren deed Oscar nu niet, want de Spaanse officier haalde de hendel over waardoor een luik openklapte. Esterala voelde de houvast wegzinken. Krampachtig hapte ze naar adem met de blik op de voorbijglijdende wolken. Denkruimte had ze niet, enkel overleven telde.
De strop snerpte strakker in haar hals. Esteralas adem stokte. Ze gaf het gevecht op en bereidde zich voor op haar allerlaatste reis. De reis naar eeuwige rust!
De menigte treurde. Uit hun droevige mijmeringen werden ze abrupt opgeschrikt door een schril gefluit. Alle ogen speurden verwoed naar de dader. Daar op een dak stond Ario, spottend zwaaiend. Nog voor iemand reageren kon omwille van zijn ongepaste houding, ging het snel.
Hij toverde een kruisboog ten tonele, richtte en vuurde een pijl die duidelijk de lijn naar het galgentouw trok. Het leek tergend traag te duren eer de pijl het touw in tweeën sneed, maar de vreugde-uitbarsting was er niet minder om. Esterala lag languit en proefde hoe zuurstof haar lichaam opnieuw verblijde. De verbijsterde Spanjaarden kookten; in het openbaar vernederd door een dekselse schelm. De smet op het gezag!
De musketten smeekten Ario onder vuur te nemen als wraakvergelding. Maar ondertussen doken naast hem meerdere doelwitten op: een zestal mannen wiens sombrero’s schuin over het gelaat hingen en gifgroene mantels die wapperden.
Ze sprongen met getrokken degen naar beneden en ijzergekletter vervulde het dorpsplein. De toeschouwers gingen volledig op in het schouwspel en eens opgezweept, startten ze een stormloop. De Spanjaarden kwamen in een onoverbrugbare minderheid terecht en trokken terug. Het volk juichte. De eerste stap naar revolutie was gezet!
Oscar deelde mee in de feestvreugde en probeerde Esterala te bereiken. Hij moest haast over de joelende hoofden lopen. Maar het meisje vond hij niet, evenmin als Ario…
Het silhouet van een monnik tekende zich af in het maanlicht. Zijn bruine pij - tot over de oren getrokken - maakte een gerafelde indruk en het kruisbeeldje op de borst glom niet.
‘Nog geen vrijheid,’ murmelde hij geïrriteerd bij de gedachte dat de mensen het kleine opstootje eerder deze dag vierden in de taverne. Als Spanje zich mobiliseerde, gutste het hier van terreur en verdriet. De armtierige populatie kon dan amper in de pap mengen.
De monnik was zelfs verbluft dat de bezetter niets ondernam. Laatst bombardeerde het Verzet een economisch transport met de soldij. Gevolg: de soldaten kregen geen loon en muiterij nam zijn eerste vormen aan. Maar er werd ogenblikkelijk kordaat gereageerd door hoge belastingen in te voeren. De Spanjaarden recupereerden het geld en iedereen weltevreden. Maar de schaduwzijde was dat de bevolking verhongerde wegens gebrek aan financiële middelen.
‘Die chaos,’ schudde de monnik bedroefd. De dorpelingen waren namelijk in staat elkaar te vermoorden voor een lompje oud brood. De Kerk deelde toen voedsel uit en voorkwam - gelukkig - erger. Vandaag de dag merkte je dat de dorpsbewoners mondjesmaat bovenop kwamen. Sommigen waren nog steeds uitgemergeld, doch hervonden ze de vitaliteit.
En nu niets, geen vuiltje aan de met-sterren-bezaaide hemel. Vreemd!
‘Spanje broedt een plan,’ wist hij. ‘Welk plan?’
De monnik naderde de taverne en hoorde meteen gezang. Hij zuchtte. Tussen zijn hersenkronkels speelde een moeilijke kwestie: zou hij naar binnen schuifelen of niet? Een monnik in zo’n plaats van vertier was als een vis op het land. Na lang beraadslagen koos de monnik voor het abnormale.
De taverne zat afgeladen vol en de waard had dringend meer armen nodig om de feestvierders tijdig op hun wenken te bedienen.
‘Stelletje onbenullen,’ gromde hij grimmig wanneer ontevreden klanten hem uitfoeterden.
De monnik sloot behoedzaam de deur, maar de zachte bonk gonsde toch als een zweepslag doorheen de ruimte. Terwijl het gedruis bruusk wegstierf, blies de waard opgelucht voor dit kleine oponthoud. Men staarde vuil naar die sjofele kerkdienaar.
‘Zeker te laat voor de avondmis,’ grapte ene vol sarcastisch leedvermaak. De monnik spreidde zijn armen en zei: ‘Broeders, wees geprezen! Onze zuster is gered!’
Hij ontdeed zich van de kap die gedurende heel de tijd zijn gezicht verborg. De verbijstering nam duizelingwekkend toe; de achterdocht smolt terstond. Wat een ontknoping!
‘Zo gelovig ben ik ook weer niet,’ grinnikte Ario. Iedereen bulderlachte. Maar het plezier duurde slechts luttele seconden gezien een spervuur aan vragen knalde.
Ario verhief even zijn stem: ‘Stilte!’
Hij schiep genoegen met het gewenste effect.
‘Ik heb Esterala ondergebracht in de kerk,’ vervolgde de Verzetsleider vermoeid. ‘Ze is veilig. Niemand onteert de plaats van God! Ik begrijp jullie tevredenheid. Jammergenoeg deel ik tevens mee dat we kwamen en wonnen, maar niet overwonnen. Waakzaamheid dus geblazen!’
Vervolgens verdronken de laatste woorden naar de eeuwigheid en werd de toespraak op applaus onthaald. Mede dankzij liters wijn, hervatten de festiviteiten. Ario bleef ietwat beteuterd achter. Ontging de ernst hen? Beseften ze dat nu strategieën gesmeed moesten worden om de strijd in een definitieve plooi te leggen? Neen, elk roemloos akkefietje hield stand en strooide duchtig de waan rond dat alles wel goed zou komen. Deze lakse mentaliteit zorgde dat Mexico in de nabije toekomst eveneens aan Spanje geketend bleef. Ario opteerde om de verbittering weg te spoelen, maar zag tenslotte af van zijn intentie toen hij Oscar in de smiezen kreeg. ‘Breng me bij haar!’ zei de jongen bruusk.
Angstvallig knepen Ario’s neusvleugels samen; ze verafschuwden de penetrante alcoholgeur.
‘Meteen,’ antwoordde de Verzetsleider met de rug naar Oscar toe.
Het tweetal slenterde naar buiten. De nacht zong een ongure melodie, alsof onheil pruttelde gelijk de lava van een slapende vulkaan om dan genadeloos uit te barsten. Ario huiverde ongewild. Het was de zang die al eeuwen door het land galmde en het Verzet haatte, omdat de laatste noten nog steeds niet wegstierven en aan hun missie een einde kwam.
‘Je komt je belofte na, hé?’ opperde hij geforceerd om zijn gedachten af te leiden van die nijpende hegemonie.
‘Belofte? Heb ik dan een belofte gedaan?’
‘Je hart sprak nochtans “ja”.’
‘Nou en?’
Ario was met stomheid geslagen. Hij had zijn leven geriskeerd voor een…
‘Woordbreker,’ siste hij. Toch bleef hij Oscar volgen, want hij weigerde zich te verlagen tot zo’n scrupuleus niveau. Desalniettemin stuurde hij soms morrend verwensingen richting de jongen.
De kerk creëerde het gevoel van gevangenschap. Weliswaar bevatte het pittoreske fresco’s en fleurige beelden, maar Esterala was gedwongen hier te blijven en de grijze muren stormden op haar af. Ze wou vrij en zorgeloos zijn!
Eén stap buiten en men had het recht op haar te jagen. Ze ijsbeerde evenwijdig met het altaar. Iedere grauwe vloertegel weerkaatste een voetstap. Het meisje werd krankzinnig en stampvoette nijdig.
‘Er wordt niet gevloekt,’ zei een gezette, kalende man gedecideerd. Hij droeg een maagdelijk wit gewaad, afgewerkt met een paarse stola om de schouders.
Esterala hakkelde: ‘Verschoning, Don Ignace!’
De priester suste. Er was eigenlijk helemaal geen spatje kwaad op zijn vriendelijk kindergezichtje met guitige oogjes en bolle wangen als perzikjes.
‘Ik begrijp je woede. Maar het is voor je eigen bestwil.’
Het meisje knikte en plofte neer op de eerste beste stoel. Ze was geborgen zoals een kind in moeders buik. Hopelijk moest zij geen negen maanden wachten om dartel rond te huppelen!
Plots zwierde de massieve kerkdeur oorverdovend open.
‘Waar is ze?’ brieste Oscar.
Waggelend spoedde de priester zich naar de indringer.
‘Mag ik u verzoeken meer eerbied aan de dag te leggen?’ riep hij streng. Oscar trakteerde don Ignace op een ruwe duw en zag Esterala. Eventjes as hij weer totaal van slag, maar toen zij zich oprichtte in haar volle lengte, gierden de zenuwen door Oscars keel. De jongen slikte.
Hij had trillende benen en zwetende handen, doch woorden ontbraken. Sprakeloos tuurden ze in elkaar ogen. Hij dolverliefd, zij wantrouwend.
Ten langen leste doorbrak Esterala het zwijgen: ‘Wat moet je?’
Oscar brabbelde onsamenhangend, net of hij zijn tong had ingeslikt. Het meisje raakte geïrriteerd tot ze een andere gedaante merkte die nonchalant tegen de wand naast de deur leunde. ‘Don Ario!’ groette ze joviaal.
De Verzetsleider was minder hartelijk. Hij maakte simpelweg een eenvoudig, wenkend handgebaar. Esterala ging in op de hint. Amper een neuslengte waren ze verwijderd als Ario zich naar haar linkeroor bewoog en begon te fluisteren.
Oscar koesterde argwaan; Esterala giechelde voortdurend gesmoord. Hij maakte haar toch niet het hof?
‘Je durft,’ schamperde ze nadat Ario zijn fluisterverhaal beëindigd had. ‘Ik zou nooit een relatie aangaan met een suffe leegloper zoals jij.’
Er kwakte een steen in Oscars maag. Leegloper?
Zijn dromen spatten in duizenden belletjes; een rooskleurige toekomst aan diggelen!
Pruilend spurtte hij de kerk uit. Zonder omkijken.
Vertwijfeld, radeloos en verloren…
HOOFDSTUK 4
De koets reed onder het waterige zonnetje aan de roze getinte horizon. Het duo paarden draafde luchthartig, zelfs de koetsier geeuwde en hield de teugels losjes in de hand.
Ze hadden een rustige nacht achter de rug in de onheilspellende steppe waar zand zich tot in de verte strekte en de enige vegetatie uit korte grassen bestond; bomen waren hier zonderling. Robuuste rotsen tekenden het plaatje af. Binnenin het rijtuig klonk een hard gesnurk. Niemand zou kunnen slapen indien je het moest aanhoren, maar na verloop van tijd werkte het haast soezend. De koetsier voelde zijn oogleden zwaar worden en stond op het punt een uiltje te knappen tot…
‘Ho!’ schreeuwde hij en trok uit alle macht aan de teugels; de paarden steigerden.
Er lag een jongeman verderop. Levenloos.
‘Waarom stoppen we?’ gromde de passagier en verliet de koets om vastberaden die dienstbode eens duchtig te gaan zeggen waarop het stond. De passagier was een vrouw. Ze had een hologig gezicht met ingevallen wangen - wat verraadde dat ze ooit knap moest geweest zijn - en haar stomp aardappelneusje werd ontsierd door een reusachtige bril zodat haar ogen griezelig leken uit te puilen. Voeg hierbij dof grijs haar en een smaakloze gitzwarte jurk en deze vrouw kenmerkte ten volle een heks.
‘Wel,’ snibde ze. ‘Mijn orders waren klaar en duidelijk: geen oponthoud!’ Op de laatste woorden legde ze een extra berispende nadruk. Met de verwijtende blik achteraf boorde ze de koetsier bijna de grond in die verward zijn daad probeerde te wettigen.
Na veel gestoethaspel antwoordde hij: ‘Señorita Marqualõz, kijkt u daar!’
De vrouw volgde de koetsiers wijzende vinger en bemerkte de bewusteloze jongen. Ze ging naderbij, gedreven door nieuwsgierigheid.
‘Weelderig krulkapsel - waarschijnlijk bewoond door vlooien - en vieze kleren. Duidelijk simpele komaf,’ keurde ze laatdunkend. ‘Laat liggen!’
‘Maar hij heeft hulp nodig!’
‘Dat zal niet langer baten,’ sneerde señorita Marqualõz en trapte de levenloze in zijn zij. De jongen kermde zwak en hief even zijn gezicht op. Hij scheen de totale vermoeidheid nabij.
‘U ziet toch dat hij er slecht aan toe is,’ protesteerde de koetsier. Señorita Marqualõz schonk geen verhoor aan het bezwaar en ging weer naar de koets.
‘Ik weiger u verder te dienen als u zo egoïstisch doet,’ zei de dienstbode fel. Hij wou absoluut zijn gelijk binnenrijven. Tegenstribbelend zwichtte de vrouw. Waarom had zij iemand met een eigen willetje aangenomen? De koetsier nam de jongen op zijn rug en puffend bracht hij hem bij het rijtuig. Een laatste krachtinspanning en de jongen smakte neer op de bodem.
‘En nu zonder ongelukken naar het dorp,’ beval señorita Marqualõz en wou instappen wanneer ze plots gilde. De koetsier kon het niet geloven. Die bewusteloze jongen hield zojuist zijn meesteres in een houdgreep en streelde met een dolk haar hals.
Hij staarde verwilderd naar de machteloze dienstbode: ‘Oscar Velez is de naam en ik deel hier de lakens uit!’ Señorita Marqualõz piepte jammerend.
‘Kalm blijven, vrouwe! Je moet mij vooralsnog niet vrezen, hoewel ik die schop makkelijk wreken kan,’ zei Oscar grimmig en duwde de dolk bewust een tikkeltje harder.
Voldoende om net geen straaltje bloed te veroorzaken. De gijzelaar zweeg.
‘Geef me een paard,’ snauwde de jongen. ‘Vlug!’
De koetsier aarzelde en zei uitdagend: ‘Blaffende honden bijten niet.’
Er speelde een krankzinnige glimlach om Oscars mondhoeken. Hij prikte met de dolk in Marqualõz’ hals zodat een schamele druppel bloed aan het oppervlak verscheen.
‘Doe wat hij zegt!’ krijste de vrouw hysterisch. De koetsier maakte het dichtstbijzijnde paard los van de koets.
‘Mooi,’ grijnsde Oscar. ‘En nu de financiële kant. Uw beurs, vrouwe!’
‘Beurs?’ herhaalde señorita Marqualõz ernstig. ‘Ik neem nooit geld mee.’
‘Een welgestelde dame heeft altijd geld!’ blafte de jonge gijzelnemer.
Ze tastte beteuterd in haar boezem en toverde een zakje.
‘Heel goed!’ knikte Oscar. ‘Werp het in de buurt van het paard!’
Señorita Marqualõz eerbiedigde het verzoek. Gedurende zijn vlucht maakte de beurs zoete rinkelende geluiden; de compositie der peso’s!
‘Koetsier, vijftig stappen achteruit!’ was het volgende bevel dat finaal geschiedde.
‘Mijn complimenten,’ glimlachte de gijzelnemer. ‘Maar de tijd is gekomen!’
Voor señorita Marqualõz het goed en wel begreep, liet ze zand opstuiven.
Oscar griste de peso’s mee, klauterde op het paard en vluchtte met de snelheid van een tornado.
‘Schiet hem neer!’ schreeuwde señorita Marqualõz en de koetsier trok bliksemsnel een revolver uit zijn rechterlaars. Hij vuurde. De kogels verdwaalden deerlijk in het woeste landschap.
Oscar stoof weg, de peso’s stevig in de vuist. Operatie overval was geslaagd!
Hij keek over zijn schouder om te controleren of zich geen achtervolgers in het kielzog bewogen.
Niemand, behalve die rare zwarte V-vorm dat door de azuurblauwe lucht zeilde en luidruchtig naderde. Pas toen Oscar het kabaal glashelder waarnam, wist hij wat het was. Kraaien!
Maar zulke smerige vogels vlogen toch niet in een formatie?
Hij moest ze afschudden en probeerde talloze pogingen. Prangende zweetdruppels, gejaagde ademhaling en snijdende spanning: alles mislukte! De V bleef hem opjagen.
Oscar dwong het paard langs de rotsen te rijden. Het plannetje lukte. De kraaien staakten de achtervolging en vlogen kriskras. Hij juichte!
‘Mijn lieverds luisteren naar hun baasje,’ zei een lijzige stem achter de jongen. Oscar slikte.
De problemen waren bijlange nog niet van de baan: er was een ongewenste reisgenoot in het Verzetsuniform op het paard gesprongen! Hij had lang vettig haar, geniepige kraaloogjes, tanige huid en een kromme haviksneus.
‘Vergeef me,’ fluisterde hij. ‘Ik wil enkel de beurs. Daarmee kan het Verzet grootse dingen doen.’
Oscar zwierde het zakje tegen de kaak van de indringer die zijn evenwicht verloor en van het paard donderde. Hij raakte met zijn hoofd de rots en bleef gewond liggen.
‘Je moest gewoon pakken,’ lachte Oscar smadelijk, terwijl hij de beurs speels op en neer gooide in zijn handpalm. Zonder verdere ongelukken galoppeerde het paard naar de kerk. Naar Esterala!
‘Neen, neen, neen!’ zei Esterala geagiteerd.
‘Wat moet ik meer doen?’ reageerde Oscar onthutst, ‘Ik schenk je goud, de waarde van mijn liefde!’
‘Je begrijpt het niet, hé? Mijn hart is niet te koop. Al was je de rijkste generaal, je moet mij verdienen. Ik ben geen vrouw die te paaien valt met geld. Enkel hij die zijn ziel blootgeeft als een openbloeiende roos, is mij waard.’
Oscar gruwde. Achterbakse meid! Hij riskeerde zijn leven voor een prachtig geschenk en zij deed of het niks voorstelde. Maar Esterala zou de zijne worden, dat stond als een paal buiten kijf!
HOOFDSTUK 5
De schaduwen walsten over de vochtige muren. Ze bewogen door het slingerbewegende schijnsel van een olielamp op de gammele tafel waarrond personen plaatsnamen.
Druk pratend, want ieder had wel iets interessants te melden.
‘Ario, wat nu?’ vroeg het gespierde mannetje, verminkt van kop tot teen door littekens die duidden op mijnwerk.
‘Niets,’ onderbrak de enige aanwezige vrouw kakelend. ‘De peso’s zijn in rook opgegaan. Foetsie! Eigenlijk best grappig. We plannen zorgvuldig een overval en zijn uiteindelijk ook de dupe.’ Ze was volkomen rond - precies een vergrootte levende watermeloen - en lachte breed, maar dat deed ze altijd.
‘Dora, alsjeblieft,’ knorde degene met de haviksneus en lijzige stem. Zijn voorhoofd was voorzien van een dikke pak windel zodat het de gapende hoofdwonde hielp stelpen.
‘Heb je hoofdpijn, Jorge?’ giechelde de vrouw genaamd Dora meisjesachtig. ‘Behoorlijk bij de lurven genomen ben jij.’
‘Oscar toonde inderdaad meer vernuft dan ik kon vermoeden,’ beaamde Ario. Hij leunde achterover en keek alsof men een komisch toneelstuk opvoerde.
Jorge boog voorover en zei gedempt: ‘Je hebt geblunderd, Ario! Die knul werd een obstakel door jouw toedoen.’
‘Hij wist niet dat wij dezelfde intentie hadden,’ weerlegde de Verzetsleider de aantijging. ‘Trouwens, we wouden enkel de Spanjaarden hun kwetsbaarheid aantonen. De peso’s waren mooi meegenomen. Maar ik denk dat onze opzet toch slaagde.’
Hij stond op en stapte in wijzerzin rond de tafel. Allemaal hielden ze hem nauwlettend in de gaten. Ario negeerde de vragende blik van de bebaarde slungel met piratenhoed en legde zijn handen op de schouders van de meest anonieme die de hele tijd angstvallig zweeg; de koetsier!
‘Deze man mag klagen,’ zei Ario. De koetsier wiebelde onwennig op zijn stoel.
‘Ik snap nog steeds niet waarom hij onze kant koos,’ zei Dora pompeus om snugger te doen.
‘Señor Alves was een ranchero die schapen hoedde. Hij verkocht het vlees en bezat een deftig vermogen. Tot onze amigo weigerde de belastingverhoging te betalen en de Spanjaarden staken de hoeve in brand. Daardoor raakte señor Alves aan lager wal. Hij werd koetsier om enkele schulden weg te werken, maar de wrok jegens de vijand groeide. Bij onze missie zou hij een dubbelslag halen: enerzijds loon, anderzijds dertig peso’s die we hem beloofden,’ verklaarde Ario. ‘Maar we liepen de beurs mis en hij dus zijn beloning,’ vulde Jorge aan. De koetsier piepte bevestigend.
‘Het is mijn fout,’ schudde Ario verontschuldigend. ‘Ik was laaiend enthousiast over Oscar, schreeuwde het van de daken dat hij erbij hoorde. Señor Alves dacht dat Oscar deel uitmaakte van het plan een schoot - zoals afgesproken - losse flodders. Ik pleit bijgevolg schuldig.’
De pijnlijke stilde die volgde werd bruut afgebroken door een vijandige inval.
‘Hoe is dit mogelijk?’ brulde Jorge verrast.
‘Prachtig werk, Alves,’ glimlachte de norse, gezette officier. ‘Alcalde Estéban zal tevreden zijn.’
‘Jij,’ siste Jorge venijnig tegen de koetsier.
‘Maak het niet erger,’ zei señor Alves spottend, ‘Ik verraadde jullie omdat de beloning vijftig peso’s bedroeg. Ik werk nu eenmaal voor de meest biedende, al noemt die Spanje.’
De Spanjaarden brachten het Verzet geketend naar de kazerne.
‘Gelukkig is het avond,’ zei Dora opgewekt. ‘Anders zouden de ontgoochelde dorpsbewoners ons vervloeken en bekogelen.’
Een soldaat porde met zijn musket in haar rug. Ze zweeg wijselijk.
‘Verraden,’ mijmerde Ario mompelend. Hij pinkte een traan weg. Zijn vurigste wens - een onafhankelijk Mexico - zou nooit in vervulling gaan, niet zolang je niemand vertrouwen kon.
De ijzeren tralies vloog meedogenloos dicht. Het Verzet zat gevangen en wachtte nagelbijtend op het vonnis van de Alcalde, de plaatselijke machtshebber. Ze wisten dat de galg wachtte, maar hoopten stiekem op meer genade.
Levenslange slavenarbeid in erbarmelijke omstandigheden misschien.
‘Ik krijg het slot niet open,’ vloekte het gespierde mannetje en frunnikte een laatste maal aan het slot.
‘De dood is hemels,’ zei Ario somber, ‘Spanjaard of Mexicaan, iedereen gelijk! We zullen baden in vrijheid. Jammer dat we het aardse bestaan geen zin gaven.’
‘Ik wil nog niet sterven op zo’n fleurige leeftijd!’ brulde Dora hysterisch.
‘Sst!’ fluisterde men aan de andere trafikant. ‘Ik ben een vriend!’
De rebellen zagen een jonge snaak.
‘Kraaknet uniform - golvend kastanjebruin haar - oceaanblauwe ogen en een lach als een zilveren diadeem,’ zuchtte Dora ademloos. ‘We hebben de hemel bereikt!’
‘Iker?’ vroeg Ario stomverbaasd. ‘Iker? Ben jij dat?’
‘Ken je hem?’ mompelde Jorge wantrouwend.
‘Tuurlijk. Hij is stapel op Esterala.’
‘Maar waarom zouden we Iker vertrouwen?’
De jonge soldaat gaf Jorge antwoord: ‘Jullie hebben Esterala gered. Nu los ik mijn schuld in. Onthoud dat we hierna weer vijanden zijn.’
Hij opende de tralies. Sluipend volgden de vijf rebellen Iker en eens uit de kazerne, voelden ze zich vergenoegd. Er bestond wel degelijk barmhartigheid!
‘Doe haar de groeten,’ zei Iker en verdween in de kazerne.
De volgende morgen was van mijlenver “Caramba” te horen…
HOOFDSTUK 6
Dagenlang tobde Oscar over Esterala. Meestal vertoefde hij in de taverne. De jongen geloofde immers dat alcohol hielp inspireren. Maar naarmate hij verder onder zijn theewater zakte, slinkte het voorraadje gestolen peso’s en de hoop. Bij de laatste teug wijn besliste Oscar om Esterala uit zijn geheugen te wissen en zich te richten op nieuwe zorgen: geld!
Hij was namelijk weder blut. Verbitterd gaf hij toe dat de enige oplossing werk vinden betekende. Lazarus tippelde Oscar naar jobaanbiedingen. Hij ving bot, want zowel de smid als de pottenbakker stuurden hem wandelen. Welke werkgever wou eigenlijk een dronkaard op de loonlijst? Misnoegd sjokte de jongen naar de kerk. God zou elk menselijk wezen in nood - ongeacht het verleden - helpen. Het vrome leven was allerminst plezant, maar de fundamentele behoeften onderdak en voedsel zouden nu certituden zijn. Een blinde klampte hem plots vast.
‘Ga weg!’ snauwde Oscar vol walging en probeerde zich te verlossen. Hij merkte dat de blinde verbazend sterk was.
‘Geld voor een vrije tocht!’
‘Ik ben niet te vinden voor vredelievende doeleinden,’ knarsetandde Oscar. De blinde grijnsde vals. Hij rukte aan de vuile doek die zijn ogen bedekte, stopte het als een prop in Oscars mond en sloeg hem knock-out. Gillen was uit de boze.
Oscar ontwaakte. Hij had barstende hoofdpijn, net twintig paarden die in zijn bovenkamer voorbij daverden. De jongen voelde dat hij stevig gekneveld was aan een houten balk. Balen stro en een paardengeur gaven subtiel de hint dat hij zich in een schuur bevond. Op één van de balen zat een gemaskerd heerschap. Volledig in het zwart. Hoewel heer? De volle lippen en blonde krullende haren tot op de schouders vermoedden dat het andere geslacht Oscar weldra ging toespreken. Inderdaad.
‘Goedemiddag,’ zei ze. ‘Ik vernam dat jij weigerde geld te geven.’
Oscar klakte met zijn tong. Zwijgen was goud, spreken zilver. Het kon moeilijk nog erger!
‘Weet je, we krijgen sowieso je geld. Ik gaf je de kans alles vrijwillig af te staan, maar ik vrees dat ik zal moeten overschakelen naar de noodoplossing.’
Ze toonde een bezorgd pruilgezichtje. Oscar vertikte het te reageren.
‘Jij je zin,’ gromde de vrouw lichtjes gepikeerd. ‘We snijden je in stukken, nemen het geld en geen haan die kraait.’
Ze floot op haar vingers en uit het niets sprongen verscheidene - eveneens gemaskerde - individuen vanachter de balen stro tevoorschijn. Enkelen hadden een groot mes waarmee ze dreigend naar Oscar schuifelden die kalm vroeg: ‘Vermoorden jullie ook mensen zonder bezittingen?’
‘Goede poging, maar je bent rijk als je de volledige dag je dorst lessen kan.’
Het dichtstbijzijnde sujet hief zijn mes de hoogte in en Oscar zag in een flits zijn hoofd rollen over de stalgrond.
‘Dat geld is het resultaat van een overval,’ zei de jongen beetje paniekerig. De gemaskerde vrouw gebaarde haar handlangers te stoppen: ‘Heb ik hier een schurk?’
‘Niet direct. Het beoogde resultaat ontglipte me. Stank voor dank,’ snoof Oscar venijnig.
‘Interesse om dief te worden?’
‘Misschien.’
Wij zijn nochtans zo’n bende en doen dat enkel voor onszelf. We delen met niemand!’
Oscar peinsde. Hij wikte en woog de voordelen af tegenover de nadelen. De slotformule was dat enkel voordelen staande bleven. Hij moest niet met hangende pootjes gaan bedelen bij de kerk!
‘Akkoord,’ knikte de jongen. De dievenleidster beval om Oscar uit zijn lijden te verlossen.
Eens de touwen slap op de grond lagen, merkte hij dat zijn spieren behoorlijk stram waren.
Ze overhandigden Oscar eenzelfde kostuum. De doemkleur maakte de bende slechts schimmen en het masker voorkwam beoordelingen over vroegere daden. Heel hun doen en laten werd ondergedompeld in mystiek en geheim! Deze dieven bestonden amper; mensen noch geesten.
Ze waren als zwervers die faalden in het zoeken naar eeuwige roem en zich verbitterd verlaagden tot de laagste maatschappijdrempel. Te laf voor zelfmoord! ‘Uitschot,’ wees het lot.
En daar zouden vette buiten niets aan kunnen veranderen. Wanneer Oscar van kop tot teen één van hen was, bouwden ze een feestje. Maar stomverbaasd kreeg Oscar water voorgeschoteld. De enige, want zijn mededieven vierden lusten bot met wijn.
‘Lekker, hé?’ likkebaardde de leidster. Een straaltje druivenvloeistof sijpelde haar kin af.
‘Krijg ik niets, señorita?’ vroeg Oscar somber.
‘Koningin,’ zei de vrouw verontwaardigd. ‘Ik wens adellijk aangesproken te worden.’
‘Oscar murmelde snel “Akkoord” om haar humeur niet verder te vergallen.
‘Nieuwelingen moeten zich eerst bewijzen. Daarom krijg je water,’ voegde ze nog toe alvorens de beteuterde jongen meelevend op de schouder te kloppen en in het feestgedruis te stortten. Iedereen huldigde Oscars inwijding, maar enkel het nieuwe lid bleef achter met een wrange nasmaak. Machteloos observeerde hij dieven die zich kostelijk amuseerden.
De pijnlijke beelden zorgden voor kleine adrenalinestootjes en pardoes liet Oscar zijn woede de vrije loop zodat zijn glas aan scherven sprong. Duizenden glazen sneeuwvlokjes streken neer.
‘Stop!’ schreeuwde Oscar smekend. ‘Stop deze marteling! Vertel hoe ik mij bewijzen kan.’
‘Zoek een plan om Barejo te beroven,’ antwoordde een grote biljartbalkale dief nors.
‘Degene die de versterkte haciënda beheert?’
‘Precies!’
Barejo was zo rijk als de zee diep is en had een prachtig stulpje opgetrokken net buiten het dorp. De steile vijfmanshoge muren verhinderden pottenkijkers of keitjes die kwajongens wierpen.
Geen man - zwak of sterk - was bij machte het te krenken. Verhalen over de weelde ginder waren talrijk en het idee rijpte dat daar het aardse paradijs was waar je naar hartelust kon snoepen van goud. Drongen ze binnen, slaagde de opzet. Maar hoe omzeilden ze die muren?
Klimmen was uitgesloten en ook een belegering zou geen soelaas brengen. Barejo ontvoeren evenmin; hij had immers nooit de behoefte zijn thuis te verlaten. Personeel omkopen misschien? Neen, die werden vorstelijk betaald en toonden logischerwijs loyaliteit aan hun werkgever. Bestonden eigenlijk oplossingen voor deze probleemstelling? Toch geen realistische!
In zijn wildste fantasieën vloog Oscar over de muren, zaaide paniek en ging er vandoor met waardevolle voorwerpen. Hij schuimbekte nagenietend. Plotseling besefte de jongen dat dit - mits aanpassingen - wel voor uitvoering vatbaar was. Zijn hersenen kwamen in een stroomversnelling terecht en draaiden op volle toeren. Ze kneedden het zinloze fantasietje tot een briljant plan. Het laatste onderdeel bracht euforie teweeg.
‘Eureka!’ brulde Oscar triomfantelijk. Men bekeek de nieuweling verbouwereerd die hen doel van vreugde toeschreeuwde: ‘Kom hier! Vlug!’
Ze verzamelden zich rondom de jongen en fluisterend smeedden de dieven de snode hersenschim dat de dood of de gladiolen zal bezorgen.
Ten huize Barejo schitterde de volle maan over geurende bloemperken die floreerden tussen de villa en de poort. De oude butler Cobego maakte in deze tuinen een ommetje, op een achtergrond van rommelige krekelmuziek. Routine, want dit deed hij intussen dertig jaar. Hij kende iedere bloem: rozen, tulpen, anjers, hyacinten,… niets was hem vreemd!
De butler bukte zich moeizaam - de ouderdom knabbelde aan zijn eens zo vitale knoken - en trok voorzichtig een roos los. Na jaren ervaring slaagde hij erin de doornen behendig te ontwijken. Cobego bracht de bloem naar zijn reukorgaan en snoof: ‘Mmm!’ Honingzoet. Zulke momenten bezorgden de butler kippenvel. Intens en sober, een waar genot! Dat kon het alsmaar luiderklinkende hoefgetrappel niet verstoren.
‘Zeker weer fanatieke bewonderaars,’ dacht Cobego. Meestal stonk hier uren naar toeristen die hoopten een zeldzaam beeld van het terrein op te vangen. Maar nu nam de butler iets vreemder waar, iets volstrekt onbekend. Hij probeerde de onbekende reuk op te sporen. Fluitje van een cent, want Cobego zag meteen wat er schorde: rook! De grijze slierten kringelden over de torenhoge muren de maan tegemoet.
‘Brand!’ schreeuwde de butler zich schor. Hij rende naar de haciënda en kreeg prompt de daver op het lijf. Overal was rook aanwezig! Niet enkel de poort stond dadelijk in lichterlaaie, maar als ze traag handelden ook de woning! Cobego tierde.
Gelukkig kwam het voltallige personeel meteen poolshoogte nemen. Nachtlawaai waren ze niet gewend, dus het kon alarmerend zijn.
Zonder een woordenwisseling zagen ze de ernst van de situatie. De crisis was helemaal compleet toen uiteindelijk ook Barejo zich moeide. Het kaarsje dat hij droeg, brandde statig en maakte Barejo’s gelaatstrekken kenbaar. Hij had verschrikkelijke zandbakken onder zijn ogen, wat totaal onaantrekkelijk was bij het satijnen slaapkleed tot op de enkels. Zijn voskleurige haren piekten langs alle kanten. Overdag keurig, in het holst van de nacht eerder slordig.
‘Waarom herrie?’ geeuwde hij knorrig.
‘Meester,’ stamelde Cobego. ‘Er is brand!’
Barejo schrok. De talrijke rookslingers vormden ondertussen een grauwe dreigende wolk. Hij commandeerde zijn onderdanen, hevig zwaaiend met de kaars dat normaliter steevast als nachtlampje diende. Het vlammetje wiekte heen en weer.
De dienstlui schoten armen tekort. Ze blusten en blusten, maar de vale walm verminderde allerminst.
‘Meester, meester!’ kirde een vrouw hees. ‘We zien geen vuur. Enkel rook! Het is als tovenarij. Laten we hulp halen.’
‘Neen,’ schreeuwde Barejo resoluut. ‘Blijf blussen en we komen er wel.’
Hoewel dat laatste hoopgevend moest klinken, schemerde toch een vlaag ongerustheid.
Maar het hielp niet. Zelfs Barejo was genoodzaakt een handje toe te steken. Cobego - die alle kalmte verloren had - krijste:
‘Open de poort! De straf van God daalt op ons neer!’
Barejo probeerde sussend de butler te overstemmen. Hij werd echter de mond gesnoerd door het personeel die terstond hun emmers water gillend lieten vallen. Ze holden kriskras, poogden zoveel mogelijk te redden en snelden door de geopende poort.
Tussen leggekieperde emmers en vertrappelde bloemperken bleef Barejo ontredderd achter.
‘Ondankbaren,’ siste hij mompelend. ‘Mogen jullie branden in hel!’
‘Arme man,’ fleemde een vrouw spottend aan de poort. ‘Ben je helemaal alleen?’
Barejo keek op. Haar melkwitte huid en vlasblonde haren vloekten met de duisternis. Ze naderde stapsgewijs; een bonte groep volgelingen tekende haar schaduw.
‘Kalm maar,’ grinnikte ze. ‘De Koningin zal je troosten.’
‘Koningen dragen kronen, geen maskers,’ zei Barejo koel.
‘Wel die van de dieven.’
De haciëndabewoner sidderde. Hij stond machteloos tegenover deze parasieten die hun kans zagen nu de poort opendeur hield.
‘Ik waarschuw u, señorita,’ zei Barejo dapperder dan hij zich werkelijk voordeed. ‘Ik roep mijn lijfwachten. Vlucht indien uw leven dierbaar is.’
‘Haha!’ lachte de Koningin honend. ‘Allemaal zijn ze naar het dorp. Prachtig toch? En dat dankzij list en bedrog. Goed werk, Oscar!’
Oscar schuifelde ter hoogte van de dievenleidster, boog minzaam en wou discreet het voorplan verlaten toen de Koningin een arm om zijn schouder sloeg:
‘Vertel señor eens ons tactisch meesterplan.’
‘Onze ruiters - euhm, hoe zal ik het zeggen? - reisden uw gesloten wereldje rond. Op hun schouders balanceerden vrienden. Zij sprongen omhoog. Een parachute zorgde voor een trage landing. In afwachting tot ze weer grond onder de voeten voelden, wierpen zij rookbommen. De maan bracht de optische tint teweeg dat er brand ontstond. We herhaalden dit meermaals en zo leek het of de rook maar bleef komen. Jullie geroep zorgde bovendien dat we alles haarfijn hoorden. Zodoende wisten wij wanneer uw ondergeschikten de poort gingen openen.’
Het daaropvolgende moment stilte wekte een immense spanning die vrat aan Barejo. Zouden ze in staat zijn tot moord? Leegplunderen uiteraard, maar dan?
Was het laatste dat hij te horen kreeg hoe dieven hem in het ootje hadden genomen?
‘Genoeg getalmd,’ straalde de Koningin. ‘Ga en geniet!’
De dieven bestormden de haciënda. Barejo dook weg om net niet vertrappeld te worden. Hij zag ze terugkomen met volgestouwde armen: goud, zilver, peso’s, schilderijen,..al wat kostbaar was! Ze grijnsden, kropen op hun paarden en vertrokken. Barejo probeerde nog te achterhalen welke richting ze uitvluchtten.
Maar het enige dat de nacht antwoordde, was sterren.
Even later keerden de dienstboden weder. Ze hadden de dorpelingen opgetrommeld. Met man en macht zouden ze die brand wel overwinnen. Beteuterd ging Barejo de meute tegemoet.
Zijn blik sprak boekdelen. Het ondenkbare had zich voltrokken…
HOOFDSTUK 7
De verlaten schuur - waar Oscar ooit nog doodsangsten uitstond en tevens hoofdkwartier van de bende - werd als bij toverslag omgetoverd tot schattengrot. De dieven gooiden de buit op een hoopje en zagen vlug de immense omvang ervan.
‘Wauw,’ lispelde de Koningin ademloos. Zoveel buit hadden ze nog niet verzameld. Barejo was echt stinkend rijk.
De Koningin kreeg plots een krankzinnig idee, iets wat ze altijd al had willen doen. Maar dat onweerstaanbare verlangen zou nu eindelijk werkelijkheid bekomen.
Ze veinsde een zwijm en trok meteen de aandacht: ontsteld gaapten de dieven haar aan. Stralend veerde de Koningin echter overeind. Ze liet peso’s vallen die met getwinkel neerploften als dikke regendruppels.
‘Ik ben rijk!’ juichte ze. De dieven schuddebuikten van het lachen.
Toch vergaten zij niet Oscar te huldigen en brachten een toost uit voor bewezen diensten. Na de eerste volgde zelfs een tweede, vervolgens een derde,…
De haan kraaide een nieuwe zonsopgang als ze aan hun zoveelste dronk begonnen. In Oscars grijze massa stapelden zich kleine slagroomtufjes tot een grote luchtige roomsoes. Hij had moeite met helder nadenken en giechelde voortdurend. Met horden hoorde de jongen hoe enkele woorden de roomsoes doorboorden. Oscar begreep amper wat de Koningin zeggen wou:
‘Vanavond…avondmis…onverwacht…explosie!’
De jongen proestte. Hij hief zijn glas als een willoze marionet en bleef drinken. Seconden veranderden in minuten die evolueerden tot uren. De dag verstreek langzaam.
‘Dit is het echte leven! Hiervoor doe ik het!’smikkelde Oscar.
Hij kreeg pas geen druppel meer toen de blauwe hemel roos-oranje strepen schilderde. Het werd schemerdonker. De dieven wisten dat dan de klok bittere ernst sloeg.
Don Ignace verveelde de kerkgangers met een ellenlange preek. De priester dramde onophoudelijk over de tien geboden:
‘…en sprak de Heer niet dat we het stelen achterwege moesten laten? Hij die de mensen kansen schonk, constateert dat we door en door slecht zijn. Schaam jullie!’
Sommigen staarden met glazige ogen.
‘Daarom moeten wij elkaar bezit eerbiedigen. Wees tevreden tot de dood ons scheidt!’
Hij kuchte opzettelijk, maar de enige reactie die hij lospeuterde was een revolverschot. De kogel floot langs zijn oren en strandde in Christus’ kruisbeeld dat vlak achter Don Ignace hing.
Uiteraard schrokken de gelovigen en vervaagden hun mijmeringen.
‘Schitterende speech, eerwaarde!’ applaudisseerde de Koningin. ‘Wij beseften dat we fout waren. Wilt u ons alstublieft vergeving schenken? Wij willen misdienaar worden. U moet namelijk weten dat we heel bedreven zijn in de offerande.’
De dieven wandelden fluitend door de kerk. Ze toonden gretig de jutten zakken. De kerkgangers waren niet van plan zich zomaar te laten beroven, maar het schietijzer tegen hun hoofd veranderde gauw de gedachte. Bomvolle zakken werden naar de Koningin gesjouwd die goedkeurend knikte: ‘Mooi! Wij zullen jullie gulheid belonen. Blijf rustig zitten, terwijl wij een paar dynamietstaven plaatsen en de uitgang vergrendelen. Maar geen paniek; de Heer zal jullie graag ontvangen. Oké?’
Een antwoord was overbodig; de dieven waren te goed bemand en bovendien zwaar bewapend om tegen te vechten.
De arme gelovigen verroerden zich nauwelijks tijdens het plaatsten van de vuurwerkstaafjes. Ze gluurden vuil vanuit hun ooghoeken naar de dieven. Kinderen snikten en klampten angstig hun moeder vast: ‘Mama, wat gebeurt er?’
Toevallig gaf zo’n flauwe plezante schurk antwoord, vol bijtend sarcasme:
‘Een verjaardagsfeestje!’
De dieven staken de lont aan en verlieten snel de kerk om buiten de massieve poort te blokkeren. Binnen brak paniek uit. De mensen schreeuwden zich schor, beukten tegen de poort maar die gaf geen krimp. Ontredderd keken ze naar de lont. De sissende glinsters die als vonken spuiden, waren inmiddels halverwege. Don Ignace beet op zijn onderlip.
De Koningin en haar kompanen zochten een mooie en veilige plaats om dadelijk het spektakel te bewonderen. Oscar wist niet dat er verschrikkelijke dingen gaande waren, hoewel hij het gegil toch glashelder kon waarnemen. Maar de slagroomwolk dempte alles en wiegde de jongen in een roes van vrolijkheid. Oscars weerskanten kikten op het nakende evenement.
‘Heerlijk,’ zuchtte de linkerzijde. ‘Ze verspillen kracht.’
De dief aan de andere zijde beaamde en voegde nog toe: ‘Als je goed luistert, hoor je meer.’
Een feit, want wie aandachtig de oren spitste, hoorde de flauwe ondertoon verzorgd door de aanwezige kinderen die huilend krijsten.
Er knakte iets bij Oscar. De slagroomwolk spatte uiteen. Hij zag eventjes beelden die de kerk deden verbleken.
Een jongen met krulletjes vloog ruw de paardenstal in. De knul kroop haastig op handen en voeten naar de deur. Hij tuurde door de grootste spleet die de deur ontsierde. Een vlammenzee danste voor zijn ogen. De jongen huiverde. Hij meende in de verte een gedaante te zien.
‘Help!’ tierde de jongen. ‘Ik ben hier! Help mij!’
Maar de vlammen overwoekerden de schim.
‘Mama! Papa! Waar zijn jullie?’
De paarden hinnikten woest. Ze braken los en trapten furieus in het rond. De jongen brulde. Tranen rolden over zijn wangen. Hij was bang en maakte zich tot een bolletje in een hoekje. De dieren waren werkelijk getikt. De jongen had ze nog nooit zo geweten. Brandgeur doordrong de stal. Hij voelde zich misselijk worden.
‘Mama, papa!’ kermde de jongen zwakjes. Dat was het laatste wat hij zei. Hij had het bewustzijn verloren. Het vuur was slechts een haarlengte van de stal verwijderd.
Waar bleven mama en papa?
Oscar verdrong de flits. Hij hijgde zwaar. Wat hij daarnet zag, bezorgde hem helse pijnen.
Het was alsof een reusachtige slang zijn hart fijnkneep en de jongen dwong elke herinnering opnieuw te beleven. Zijn ademhaling werd steeds gejaagder.
‘Neen,’ mompelde hij. ‘Ze hebben nog een leven.’
Oscar merkte dat hij naar de kerk bewoog, maar de Koningin versperde hem de weg.
‘Jij doet niets.’
‘Oh jawel!’ tierde hij. ‘Ik bevrijd die stakkers. Ik ben misschien wel een dief, maar geen moordenaar!’
De Koningin wenkte de dieven Oscar in te sluiten. De jongen worstelde door een kluwen van armen en benen. Helaas kwam daar geen einde aan en was hij snel bekaf.
Een steen plofte in Oscars maag. Was alles reddeloos verloren?
‘Denk,’ fluisterde hij tegen zichzelf. ‘Denk!’
De tijd tikte onverbiddelijk…
Glenn Casier
(glenn_casier@hotmail.com)
Aantal keer bekeken: 2583
Waardering: 7.00 op 10
Geef een cijfer:
Totaal categorieën: 10
Totaal 173 bezoekers online
Verhalen
Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.- blunders
- dieren verhalen
- erotische verhalen
- griezel verhalen
- humor verhalen
- kinderverhalen
- liefdes verhalen
- sex verhalen
- spannende verhalen
- sprookjes
Verhalen posten
Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!Statistieken
Totaal verhalen: 5184Totaal categorieën: 10
Totaal 173 bezoekers online