Verhalenlezen.nl - Voor al uw verhalen en sprookjes. Ook hebben we liefdes verhalen en erotische verhalen.

de piratenvloek 1.

U leest om dit moment het verhaal de piratenvloek 1 gepost door michelle lecoeuvre. Dit verhaal is gepost in de categorie kinderverhalen. Wilt u een zelf geschreven, of een mooi verhaaltje posten? Klik daarvoor hier.

Wilt u terug naar kinderverhalen?
Categorie: kinderverhalen
Gepost door: michelle lecoeuvre
Gepost op: 2009-1-19

Verhaal:

de piratenvloek 1
Tamzin schoot wakker. De gebruikelijke vaagheid tussen slapen en wakker worden was er deze keer niet. Ze ging rechtop zitten op het versleten stro bed en staarde de duisternis in, klaarwakker, de haren op haar nek overeind. Ze plaatste haar hand op de kleine parel van haar vader die ze om haar nek droeg, mogelijk het enige ding met waarde in het hele hutje. De gloeikooltjes gloeiden nog lichtjes in het rooster, maar anderzijds was het kleine hutje helemaal donker. Tamzin spitste haar oren, maar het enige geluid dat ze hoorde was het gesnurk van haar moeder in de kamer naast haar. En toch, iets zorgde ervoor dat ze wakker was geworden.

Tamzin ging voorzichtig weer liggen en schoot toen weer op zodra iets langs de deur schraapte. Ze kneep in de dekens en kijk met wijde ogen naar de deur. Het grommende geluid dat gebeurde wanneer ze te hard luisterde vulde haar oren.

De deur knalde plotseling open en Tamzin schreeuwde. Een schaduw sprong een paar meter naar Tamrins bed en sloeg een hand over haar mond. Angst vulde Tamzin zodat ze nauwelijks kon ademen. Ze worstelde stilletjes, schoppend en duwend.

“Hou op,” fluisterde een geïrriteerde, rauwe stem in haar oor. Ze voelde zachte veren haar nek kietelen. Er kwam nog een figuur de kamer binnen, een schaduwachtige Krawk vorm in de duisternis.

“Heb je'm, Bart?” vroeg het luid.

“Houd je mond!” siste Bart en tilde Tamzins lichaam van haar bed. Ze sputterde opnieuw boos tegen. Hoe durven deze twee dieven in te breken in haar huis?!

“Grote zeeën, hij is sterk,” zei Bart, hijgend terwijl hij Tamzin hard tegen zijn borst drukte. Tamzin, haar neus in zijn vest, rook zout en leer. Een zeeman, dacht ze met afschuw. Niet ongebruikelijk, aangezien Tamzins kleine huis net buiten de dokken lag, zo'n beetje de rand van Krawk Eiland. Het was geen ideale plek om te wonen als je niet van zeewater houdt.

“Kom op, leg de brief neer en laten we gaan,” zei Bart. Tamzin kon hem voelen lopen. Richting de deur, dacht ze, want ze kon niets zien.

Het volgende moment werd Tamzins gezicht geraakt door een golf van koude, zoute lucht. Ze bibberde onder haar dunne nachtjapon. Haar hart klopte wild.

“Ik kan hem niet zien,” klaagde de tweede figuur, zijn stem kwam van naast Tamzin.

“Natuurlijk niet, jij domkop, Jeremy,” zei Bart. Hij verplaatste Tamzin lichtjes. “Het is donker en jij bent een Krawk, niet of andere zie-in-het-donker idioot.”

“Ik ben geen idioot,” klaagde de genoemde Krawk. Tamzin begon opnieuw te worstelen en toen werd ze door iets geraakt. Ze worstelde haar gezicht los van Barts borst en riep: “Ik ben een meisje, dus noem me geen ‘hem’!”

Beide Krawks waren zo verrast dat ze abrupt stopten en Bart liet haar bijna vallen. Tamzin zag ze voor de eerste keer goed toen de maan vanachter de wolken kwam en hun plekje op de dokken verlichtte. Het waren grote, ruwe Piraten Krawks, hun staalgrijze veren bijna regenboogkleurig in het maanlicht.

“Een meisje?!” riepen ze allebei in koor.

“Ja, een meisje,” zei Tamzin wrang, haar verachting laat haar haar angst vergeten. “Hebben jullie nooit van ze gehoord?”

“A-aye, maar, maar...” Jeremy leek naar woorden te zoeken.

“Ik veronderstel dat de Kap'tein nooit heeft gezegd of het kind een jongen of een meisje was,” zei Bart langzaam en versoepelde zijn grip zodat ze zich in een zitpositie kon worstelen. “We namen het gewoon aan.”

”Over wie heb je het?” vroeg Tamzin verward en nogal boos. “En waarom nemen jullie me mee?”

“Vanwege de Vloek,” zei Bart en begon weer te lopen. Zijn zachte laarzen maakten een zacht bonsgeluid op de houten planken..

“Vloek?” vroeg Tamzin vol interesse.

“Aye. Kneem aan dat de Kapitein je erover zal vertellen,” zei Jeremy serieus.

“Nou, wanneer zijn we er?” vroeg Tamzin ongeduldig. Bart lachte.

“We zijn er, vrouwtje.”

Tamzin keek op. De boeg van een schip stond meters van hen af, het ging zachtjes op en neer op de golven en wierp een lange schaduw over hen. Ze kon niet veel meer zien in het gedempte licht, maar het zag er groot uit.

“Hup omhoog.”

Bart duwde haar tegen de zijkant van het schip op een touwladder. Instinctief begon Tamzin te klimmen. Ze kon Bart en Jeremy horen huigen achter haar.

“Welkom op de Piratenvloek,” zei Bart trots terwijl Tamrin zich over de rand van het schip hees en op het dek landde. Ze rook schimmel en teer en zout, de planken ruw onder haar pootjes.

“Knus,” zuchtte ze en kwam overeind. Het schip hobbelde en maakte haar duizelig.

“Is ze geen schoonheid?” zei Jeremy.

“Dus je hebt haar gevonden?”

Ze keken alle drie op in het gezicht van de knapste Rode Lupe die Tamzin ooit gezien had. Hij droeg een fluwelen kniebroek, een los shirt, een golvende cape die vastzat met een gouden broche en een driepuntige hoed. In het maanlicht leek hij helemaal te gloeien, als een soort geest verschijning. Hij glimlachte naar Tamzin.

“Dus, wat is de naam van dit kleine meisje?”

“Eh,” zei Bart.

“Geen idee, Kapitein,” zei Jeremy hulpeloos.

“Je hebt haar naam niet gevraagd?” vroeg de Kapitein. “Hoe weet je dan dat je het juiste kind hebt?” Zijn toon was bijna minachtend.

“Ik ben Tamzin,” zei Tamzin luid. De kapitein keek haar aan.

“Tamzin wat?”

“Tamzin Herner.”

“Ah.” De kapitein lachte langzaam. “Dochter van Marian en Yom Herner?”

Tamzin fronste. Hoe wist hij dat?

“Blijkbaar,” antwoordde ze langzaam.

“Kom met me mee.” De kapitein knikte naar de grote hut een paar meter verderop. “Jeremy, Bartello, maak die verdraaide pets wakker; bereid je voor om te zeilen.”

Tamzin volgde de kapitein terwijl de twee Krawks het beval van de kapitein opvolgden.

“Dus,” zei de Lupe kapitein en sloot de deur van de hut achter Tamzin. Tamzin keek nerveus rond. De hut was versierd met zijde en fluweel, met een serie zwaarden die netjes aan de muur hingen. Ze bewogen lichtjes met het schip, maar de grote kisten tegen de muur stonden stil.

“Neem een stoel.” De kapitein knikte naar één van de twee stoelen die aan beide zijden van een tafel aan de grond verankerd waren. Tamzin ging langzaam zitten en bekijk de kaart die aan de muur hing. Hij was enorm gedetailleerd. De kapitein ging tegenover haar zitten en nam zijn hoed af en legde hem op de tafel tussen hen in.

“Nou, je zult je vast afvragen waarom we je gekidnapped hebben, eh?” Zijn donkere ogen glinsterden in een erg on-piratenachtige manier.

“Ja,” zei Tamzin. De kapitein knikte.

“Ten eerste, ik ben Havibrin Cahler, Kapitein van de Piratenvloek.”

“Rare naam voor een schip,” zei Tamzin, terwijl ze deed alsof ze niet geïnteresseerd was. De kapitein grinnikte.

“Het is een piratenschip, maatje. Wat had je verwacht?”

“Iets eleganter,” zei Tamzin beledigend.

“Wie had dat gedacht?” fluisterde Kapitein Cahler tegen zichzelf en schudde zijn hoofd in nep treur. Toen keek hij terug naar Tamzin. “Dus, de Vloek: Er is een zeemanslied, misschien heb je ervan gehoord? Het gaat:

Zeeman ge zijt gedoemd,

Als ge zoveel houdt van land als zee,

Want alleen één kun je er hebben,

De ander zul ge verlaten.

Vervloekt zijt ge, als het de zee is,

En je land niet kunt verlaten.

Alle piraten vrezen dit vreselijke lot,

Maar de meest wantrouwenden lijden het.

Met hand verbonden, maar nooit daar

In tweeën gescheurd door ze allebei lief te hebben.

Dus voor eeuwig moet gij zwerven,

In bleke en spookachtige vorm,

Niet de ene of de andere,

Maar ergens in het midden

Zeeman ge zijt gedoemd

Als ge zoveel houdt van land als zee,

Want alleen één kun je er hebben,

De ander zul ge verlaten.

“Er is meer, maar dat is de kern ervan. Het heet ‘Zeemansvloek.”

“Zeemansvloek?” herhaalde Tamzin. “Maar wat heb ik hiermee te maken?”

“Daar ging ik naartoe,” zei Kapitein, een lichte glimlacht trok aan de hoeken van zijn mond. “Jouw vader was vroeger een koopvaarder, Tamzin.”

“Hoe weet jij dat?” onderbrak Tamzin. Ze voelde zich geïrriteerd door het feit dat deze piraat haar vader scheen te kennen, iemand die Tamzin zelf nooit ontmoet had. Zij alleen wist dit over haar vader en koesterde het als een schat.

“Omdat,” ging de kapitein geduldig verder, “hij samen met mij een piraat werd.”

“Piraat!” riep Tamzin. Haar hand schoot onvrijwillig naar de parel om haar nek, het enige bezit wat ze had van haar vader. “Mama zei dat Vader een nette zeevaarder was; dat hij is verdronken!”

“Ja,” de poot van de kapitein schokte. “Nou, dat was een Lupe die iets te veel van de zee hield. Hij wilde nooit aan land gaan, dus werd hij een piraat. Hij was er zo dol op, ik zweer het je, klein meisje. Hij was dol op de zee. Maar hij hield ook van jouw moeder.”

Tamzin knipperde met haar ogen.

“Dus, hij ging het land op. Volgens de verhalen had hij er een hekel aan en sloot uiteindelijk een compromis: hij spendeerde een half jaar op land en een half jaar op zee.”

“Maar, maar,” sputterde Tamzin verloren. “Ik heb mijn vader nooit gezien!”

“Precies.” zei Captain Cahler. “Dat is waarom we tot de conclusie komen dat de pessimisten gelijk hadden en dat het eind van het verhaal klopt: Yom kon er niet meer tegen om zee te leven en gooide zich de zee in. Wat tot vandaag de dag de oorzaak is van de grote draaikolk met de naam Zeemansstraat die vele schepen naar beneden zuigt. Het is de nachtmerrie van elke zeeman.”

Tamzin staarde vol ongeloof naar de kapitein. “Draaikolk?”

“En zo,” ging de kapitein verder alsof Tamzin niets gezegd had, “Dat brengt me bij mijn verhaal. Luister alsjeblieft, mevrouw Tamzin en zie wat je ervan vindt.

“Zoals je waarschijnlijk weet is Sophie de Moerasheks een erg gehumeurde Ixi. Ik moet daarmee beginnen, want ik moet toegeven dat dat de enige reden is dat ik dit verhaal sowieso hebt en daarom de reden waarom jij, mevrouw Tamzin, hier tegenover me zit. Mijn bemanning en ik bezochten het Spookbos enkele jaren geleden om wat handel te drijven.

“Stelen, bedoel je,” zei Tamzin stilletjes. Ze kon de ritmische bewegingen van het schip voelen, wat betekende dat ze aan het varen waren. Een klein beetje zonlicht straalde door de patrijspoort en ze gokte dat het ongeveer 5 uur in de ochtend was.

“Ik maakte een kleine grap en Sophie werd nogal boos op me.”De lippen van de kapitein trilden lichtjes, alsof hij probeerde niet te lachen. Hij speelde met een klein kompas op de tafel. “Ze weekte ons allemaal in een drankje en schreeuwde wat wat vreemde woorden in een andere taal. En er lag een spreuk over ons. Uiteindelijk kalmeerde ze een beetje en legde ons uit wat ze gedaan had; ze had bevolen om naar 'het kind van land en zee' te zoeken, wat de sleutel was voor het ongedaan maken van de Vloek van de zeemansstraat. Ze is goed op een bepaald manier. Slechts erg slecht gehumeurd,” voegde hij toe. “Hij spreuk zorgde ervoor iedereen behalve twee, Bartello en Jeremy, van dit schip konden komen totdat we dit kind gevonden hadden. Hun taak was om wie of wat ze ook vonden terug te brengen. We hebben zeven jaar gezocht, jonge Tamzin. Eerst brachten we Sophie een steen, uit de exacte plek waar de zee de kliffen ontmoette. Ze was nogal geïrriteerd door Bartello, die het naar haar bracht, denk ik.” De glimlach op Kapitein Cahler’s mond was nu vol en in het nieuwe zonlicht zag Tamzin een litteken op zijn wang. “Toen brachten we haar een Mortog, die zoals je misschien weet, zowel kan lopen als zwemmen. Sophie was, opnieuw, erg geïrriteerd en gooide Jeremy aan de kant. En toen,”zijn glimlach werd breder. “Had ik een geniaal idee: Ik herinnerde me Yom. Dus hier ben jij.” Hij knikte naar Tamzin. Tamzin zat daar een moment, verloren in gedachten en shock, totdat het schip abrupt rukte.

“Waarom ik? Waarom niet een ander kind van een zeeman en iemand op land?”

“Omdat er een addertje onder het gras zit,” zei Kapitein Cahler . “Het was jouw vader. Dus, het moest jij zijn.”

Tamzin begreep het niet echt, ze wist niet hoe vloeken en andere magie werkten, aangezien ze haar hele leven op het niet magische Krawk Eiland had gewoond, maar ze zei het toch: “Dus, je brengt me naar Sophie?”

“Ja,” zei de Kapitein en keek Tamzin aandachtig aan.

“Maar, maar je bent een piraat!” riep Tamzin. “Hoe moet ik jou vertrouwen?”

“We hebben niet veel piratenachtigs gedaan,, maatje,” zei Kapitein Cahler geïrriteerd. Tamzin merkte dat zijn gelikte, nette manieren verdwenen. Hij klonk nu meer als een woedende jongen “7 jaar vastgezeten op een schip, weet je nog?”

“Oh.” Tamzin dacht daar even over na. “Maar daarvoor dan?”

De kapitein draaide met zijn ogen. “Wij zijn geen bloeddorstige piraten, mevrouw Tamzin,” zei hij vermoeid. “We stalen alleen van de rijken, Neopets die het niet nodig hadden.”

“Oh goed dan,” riep Tamzin abrupt en toen bonsde er iemand hard op de deur.

”Kap'tein, kap'tein. We hebben je nodig op het dek!” riep een stem. Kapitein Cahler sprong direct op, greep zijn hoed en plaatste hem terug op zijn hoofd.

“Maak het je gemakkelijk, mevrouw Tamzin,” zij hij met een buiging. “Mijn hut is jouw hut.” En hij snelde de deur uit, struikelend over deurlijst. Tamzin staarde hem na met open mond.

***

Tamzin bracht de dagen daarop door met het zwerven over het schip en deed haar best om een goede zeeman te worden.

Bart, die de eerste matroos was,leerde haar om een zeemansknoop te leggen. Ze werd vriendelijker tegen de Piraat Krawk, ondanks het feit hij haar gekidnapped had, nadat hij zijn vriendelijkheid toonde.

“Er is een trucje voor,” legde hij haar uit en toonde haar het gerepareerde touw. “Je moet gewoon trekken zodat...”

Maar wat Tamzin echt het leukste vond was het zitten in het kraaiennest. Bart had haar eens gewaarschuwd dat als ze een misstap maakte, ze zo in de grote, blauwe zee kon vallen, maar daarna liet hij haar zo hoog klimmen als ze wou. Maar Tamzins liefde voor hoge plekken verraste vooral haarzelf. De eerste dag had ze besloten om de Piratenvloek en de oceaan te haten. Maar ze kwam erachter dat ze dat niet kon. Ze was dol op de zee, met haar altijd veranderende kleuren van groen en blauw. Ze was dol op de Peophins die af en toe naar boven sprongen om met haar te praten en de kleine visjes die naast de boot zwommen. Ze zag eens een broodvis en vond het grappig dat het op een of andere manier heel kon blijven.

“Het is het deel van je vader in je,” zei Bart wijselijk, toen Tamzin hem vertelde hoe dol ze was op varen.

“Wat was mijn vader voor iemand?” vroeg Tamzin en leunde over de zijkant van de Piratenvloek om in het water te kijken. Bart pauzeerde even om na te denken.

“Hij was altijd degene die 'van stormen hield',” zei hij bedenkzaam. “Voer ons er doorheen wanneer de Kapitein in zijn hut zat.”

“Ja, maar was hij lang, was hij bedroefd, of vrolijk?” drong Tamzin aan. Hij haalde zijn schouders op.

“Een beetje droevig, denk ik. Maar goede vrienden met de Kapitein. Kap'tein was altijd dol op hem, maakte hem eerste matroos enzo.”

“Hmmm.” Tamzin keerde terug naar de positie aan de railing, starend in de oceaan, alsof het al haar geheimen zou vertellen aan een klein Lupe meisje. Bart naam het roer over en liet Tamzin starend achter. Even later snelde ze het dek op, naar het roer, waar Bart lui aan de pinnen hing en de hut jongens in de gaten hield, twee groene Shoyru's die bezig waren met het schrobben van het dek.

“Bart,” steunde Tamzin buiten adem en hield haar rok, nu stijf van het zout, boven haar knieën. “Bart, waarom heet dit schip de Piratenvloek?”

Bart gaf haar een vreemde blik. “Waarom vraag je dat?” vroeg hij ruw en trok aan de kraag van zijn jas.

“Ik wil het weten,” vertelde Tamzin hem en plaatste haar handen op haar heupen en gooide haar bruine krullen over haar schouders. “Ik heb er recht op, of niet?”

“Aye,” ging Bart twijfelachtig akkoord. “Jouw vader heeft haar zo genoemd”

Tamzin knipperde verrast met haar ogen. “Waarom?” drong ze aan. “Waarom noemde hij het schip zo?” iets vertelde Tamzin dat het belangrijk was, hoewel ze niet kon raden waarom.

Bart haalde ongemakkelijk zijn schouders op. “’hij dat ze dat gewoon was.”

“Gewoon wat?” Tamzins stem klonk hoger, waardoor de jongen op het dek omhoog keek. De zoute oceaan bries blies zachtjes. Boven hen klapperden de zeilen.

“Gewoon dat: piratenvloek” antwoordde Bart zachtjes. Zijn blauwe ogen kruisten zich met die van Tamzins eigen felgroene ogen.

Tamzin staarde hem even aan en rende toen naar de hut van de kapitein. Terwijl ze rende riep ze terug over haar schouder: “Nou, hij had het fout; ze is geen vloek!”

Wordt vervolgd...

Aantal keer bekeken: 3640
Waardering: 7.54 op 10
Geef een cijfer:

Alle rechten voorbehouden 2005-2024 - www.verhalenlezen.nl


Verhalen

Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.

Verhalen posten

Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!


Statistieken

Totaal verhalen: 5184
Totaal categorieën: 10
Totaal 37 bezoekers online