gevonden liefde .
U leest om dit moment het verhaal gevonden liefde gepost door smile. Dit verhaal is gepost in de categorie liefdes verhalen. Wilt u een zelf geschreven, of een mooi verhaaltje posten? Klik daarvoor hier.Wilt u terug naar liefdes verhalen?
Categorie: liefdes verhalen
Gepost door: smile
Gepost op: 2010-7-13
Verhaal:
gevonden liefde
Ik had het gevoel dat ik zweefde. Langzaam was ik weggedreven in een soort roes, alsof ik losgekomen was van mijn lichaam, waardoor ik zweefde. Allereerst het monotone geluid dat zich eindeloos leek te herhalen. Niet eens storend, het was niet hard. Iets geruststellends zat er zelfs in, een geluid dat uren achter elkaar met zachte dreunen zichzelf herhaalde.
Na verloop van tijd was het hier ook warm geworden. Het gaat geleidelijk, steeds een tikkeltje warmer, benauwder, waardoor je het eigenlijk niet merkt. Als ik nu hier binnen zou komen, zo maar uit het niets, ja dan zou ik vast tegen een warme benauwde deken aanlopen waar ik het liefst zo snel mogelijk weer uit zou willen.
Maar zo als ik hier zat, licht in mijn hoofd door het gebrek aan zuurstof in deze wagon, dat voelde niet vervelend. Zolang je je er maar aan over gaf. Mijn boek had ik al lang neergelegd, de letters dansten door elkaar heen.
Terwijl de trein door de Eifel denderde vielen mijn ogen dicht. Even later weer open, dan weer dicht. Ik betrapte mezelf erop te dagdromen over een mooie man met blauwe ogen. Hij stond daar tegenover me. Het was een vertrouwde omgeving, die rivier, dat bos. Een plek waar ik vaker was geweest. Ergens in de Eifel. We keken elkaar aan en ik reikte langzaam naar zijn hand...
Het was het gepiep van de remmen die me deed ontwaken uit deze droom. De trein minderde nu snel vaart. Iemand opende het bovenraampje van de trein. Frisse lucht stroomde naar binnen. Het zweverige gevoel was ik in een klap kwijt.
De trein ging nu steeds langzamer en maakte wat krakende geluiden. Om mij heen de huizenblokken, oude kantoren, het station van Euskirchen zou zich nu snel aandienen.
Het moment van instappen leek nu al een eeuwigheid geleden. Gek is dat, dat de verandering van omgeving en het wegdromen je het gevoel geeft dat je al lang op reis bent.Ergens denk ik dat het meer komt door het loslaten. Thuis was er nog de spanning, de opwinding, van het examen en alles wat daar omheen kwam. Maar in slechts enkele uren tijd heb ik me losgemaakt van die studie en mijn leven daar omheen. Alsof ik nu pas besef dat ik twee weken geleden toch echt afgestudeerd ben en dat mijn blik zich naar de toekomst mag gaan richten. Eerst een aantal dagen ontspannen, bij mijn nichtjes in Duitsland.
Mezelf storten in een serieus avontuur bij een veeleisende werkgever, dat komt later. Laat ik dat als een blok vooruit duwen zo lang het nog kan. Eerst dit gevoel van vrijheid beleven. En dan ben ik nog bescheiden, voor mezelf. Velen om mij heen spraken over wereldreizen, naar de mooiste uithoeken, rugtas mee en maar zien waar je uit komt. Dat is toch ook weer niet aan mij besteed. Ben ik te bang voor het onbekende, ben ik te verlegen bij vreemden? Misschien wel. Ik haat om het onder ogen te zien, maar diep van binnen weet ik dat ik verlegen ben en doorgaans niet op mijn gemak bij vreemden. Vooral als het leuke mannen zijn. Ik weet me geen houding te geven en pieker me soms suf hoe ik dat kan veranderen.
Ook vandaag was het weer raak. Ik kreeg na twee stations al een licht nerveus gevoel van de passagier tegenover me. Van de blikken die elkaar kruisen, steeds maar weer. Omdat er simpelweg niets anders is om naar te kijken. Sprekende blauwe ogen. Verschrikt mijn benen teruggetrokken en rechter op gaan zitten, opdat we elkaar niet zouden aanraken.
En toen ik de rust vond heb ik mijn boek gepakt. Daarmee sluit ik me altijd heerlijk af, zeker tijdens het reizen. Kilometers maken noem ik het. Terwijl de trein, of het vliegtuig, mij in rap tempo verplaatst maak ik kilometers, in mijn boek. Hele hoofdstukken vreet ik dan en ik vind het heerlijk.
En nu zat ik rechtop, te kijken naar het perron dat inmiddels langzaam aan mij voorbij kwam. Hier moest de man tegenover me eruit. Niet dat we ook maar één woord gesproken hadden, maar zoiets weet je zodra je een stad of station nadert. Mensen worden onrustig, of pakken hun spullen bij elkaar, ze kijken op hun mobieltje of ze een berichtje gemist hebben, dat soort dingen. De man zat rechter op en keek me opnieuw aan. Ik staarde in zijn blauwe ogen en schrok. Het beeld van de droom die zojuist had, of was het een fantasie? Hij was die man. Ik schaamde me voor mijn eigen gedachten en wendde snel mijn hoofd af. De man kon onmogelijk weten wat er aan de hand was, maar ik wenste zijn blik niet meer te zien. Zulke sprekende blauwe ogen maar ik kon mijn hoofd niet meer omdraaien. Strak keek ik naar buiten, maar daar zag ik eigenlijk niets. Als ik goed keek wel, maar aangezien het al schemerde en de trein van binnen goed verlicht was, zag ik meer van mijzelf dan van station Euskirchen. In plaats van een raam leek ik in een spiegel te kijken. Daar zag ik mijzelf. Ik was tevreden met die aanblik. Ik was tenslotte erg blij met mijn besluit om gewoon een tijdje naar Koblenz te gaan en mezelf daar te vermaken. Het liefst zonder vast plan. Niets moeten, gezelligheid voorop en lekker de tijd voor mijzelf en mijn nichtjes. Plots was hij daar weer. De man was nu uitgestapt en liep langs het raam. Toch opnieuw onze blikken die elkaar kruisten. Ik zag mezelf in de weerspiegeling, en zijn gezicht er door heen. Hij glimlachte licht, al weet ik dat niet helemaal zeker omdat hij in een paar tellen voorbij gelopen was. Voorgoed verdwenen, maar met ogen die ik me nog een tijdje zou herinneren.
Een uurtje was het nog, van hier naar Koblenz. De trein kwam in beweging. Nieuwe passagiers hoorde ik door de trein lopen. In mijn coupé kwam een vrouw met twee kinderen. Een kleuter voorop, een grappig mannetje met bruin piekhaar. Ouder dan vijf zal hij niet zijn vermoed ik zo. Zijn ondeugende blik tuurde de coupé in. Hij keek me aan en ik knipoogde naar hem. Een lachje op zijn gezicht, het wipneusje dat bewoog. 'Kom Timo, loop eens door', zei nu de vrouw achter hem en ze gaf hem een klein zetje waarop het kereltje drie stappen naar voren hobbelde. Ze had twee zware tassen vast en nog een kind. Of het een jongen of een meisje was kon ik niet gelijk zien, aangezien het eigenlijk meer een baby was dan al echt een kindje. 'Ga maar tegenover die mevrouw zitten' zei de vrouw nu tegen het jongentje. Timo bukte, raapte iets op en ging zitten. Hij schoof zichzelf naar links op het bankje totdat hij tegenover me zat.
De vrouw kwam nu ook uit het gangpad en haar tas stootte tegen mijn been.'Sorry hoor, ik ben nogal zwaar beladen. Zou u, eh.. zou u het heel erg vinden om Gina even aan te pakken zodat ik mijn tassen boven in het rek kan leggen?''Eh nee, natuurlijk niet' zei ik en ik stak mijn armen uit. Een meisje dus. Nu ik het kind zo zag met een knalroze shirtje aan leek me dat ook logisch. Maar met dat korte koppie haar had deze dreumes net zo goed een jongetje kunnen zijn.
Een beetje onhandig hield ik het meisje vast, die overigens alles prima leek te vinden. Veel ervaring met kleine kinderen had ik niet. Ja, ik had wel eens opgepast bij buren, dat dan weer wel. 'Dank je wel' zei de vrouw terwijl ze haar kindje weer aanpakte. 'Sorry dat ik je hiermee lastigviel, maar het is best onhandig reizen met twee kinderen'.'Dat geeft niets hoor, geen probleem' zei ik geruststellend.
Nu pas viel mijn oog op het ventje tegenover me. Hij had zijn arm al een tijdje uitgestrekt en reikte me iets aan. Ik keek wat hij in zijn handen had en begreep het niet. Een zwart boekje met allemaal papieren die er links en rechts uitstaken.'Wat is dat Timo', vroeg zijn moeder. 'Dat boek lag hier mama' zei hij en hij reikte nu nog verder waardoor ik het onbekende pakketje aanpakte.Een boek kon je het niet noemen. Eerder een notitieschrift. Er viel gelijk al een blaadje uit.
Toen ik het oppakte zag ik dat het een soort folder was met de tekst 'Stadtverkehr Euskirchen' en een paar woorden en nummers er op gekrabbeld. Terwijl ik het schrift opende zei ik tegen de vrouw 'Dit is niet van mij.'Ik bladerde vluchtig door het schrift. Het was een wirwar van tekeningen, foldertjes en papiertjes die mij op het eerste oog niets zeiden.
'Dit is niet van mij' stamelde ik weer, 'het moet van de man zijn die net nog tegenover me zat'. Het schriftje intrigeerde me, rommelig, tekeningen en teksten zonder duidelijk doel. Maar toch leken ze op een of andere manier heel belangrijk.'Nou kwijt is kwijt' zei de vrouw bits. Een reactie die ik niet had verwacht en ik keek op naar haar. 'Ja zo is het toch, als je je spulletjes niet meeneemt dan zijn ze voor een ander'.Deze vreemde opmerking wierp een heel ander licht op het gezinnetje tegenover me. Wat een rare cynische opmerking, voor een vrouw die zojuist nog mijn hulp nodig had om haar eigen spullen weg te kunnen leggen.
Ik knikte kort en mijn bleek gleed weer naar het schrift. Ik bedacht me dat het ogenschijnlijke vod voor de eigenaar misschien van grote waarde was.Met een dikke paperclip zat voorin een brief vast. Een notitieblaadje er op geplakt waarop met stift een groot uitroepteken stond en de datum van overmorgen.
'...met heel mijn hart heb ik naar jou verlangd. Iedere dag sinds ik je voor het laatst zag wenste ik dat je bij me was. Tegelijk wist ik ook dat je me zou komen opzoeken. In Duitsland, in mijn eigen stad. Ik zou je zo graag alles laten zien. De plek waar ik opgroeide, mijn eerste school...'Het was een beetje gênant om de liefdesbrief van een ander te lezen. Tegelijkertijd was het mooi, de emotie die van dit papiertje sprong. De vrouw tegenover me had totaal geen oog meer gehad voor mij of het schriftje. Ze zat met haar jongste meisje op schoot. Het jongetje Timo had een spelletje in zijn handen gekregen en vermaakte zich zonder ook maar iets om zich heen mee te krijgen.
'...en daarom, mein lieber Nigel, daarom ben ik zo blij dat ik je weer in mijn armen mag houden. Zondagmiddag, en je weet dat het precies 6 maanden geleden is sinds wij elkaar voor het laatst zagen. Zes maanden geleden, rond een uur of vijf toen wij zo plots van elkaar gescheiden werden....'Nigel... nigel, de blauwe ogen hadden een naam. Zou hij soms Engels geweest zijn. Allemaal vraagtekens. Het viel me nu ook op dat nergens een adres of volledige naam te bekennen was. Niet op de brief, maar ook niet in het schrift.
Ik besloot dat ik verder wilde lezen, ook al schond ik daarmee misschien iemands privacy. Maar voor ik dat kon doen hoorde ik weer de piepende remmen. Het laatste stuk van de reis was voorbij geschoten. Het station van Koblenz kwam in zicht en terwijl de trein verder afremde zag ik het perron dichterbij komen.
Het duurde niet lang voordat ik bekende gezichten zag. Toen we bijna stil stonden kwamen mijn nichtjes langs het raam. Ze stonden op me te wachten op het perron. Ik voelde me blij. Ze zagen mij ook, begonnen te zwaaien en te springen en met de trein mee te lopen totdat deze helemaal tot stilstand was gekomen.
Het gezinnetje voor me kwam in actie, ook voor hen was Koblenz blijkbaar het eindstation. Ik pakte mijn jas. Het schrift, wat moest ik met dat schrift? De tekeningen, notities, die brief. De man en zijn schrift boeide me mateloos en ik kon het ook niet over mijn hart verkrijgen om dat schrift achteloos te laten liggen. Wat zou er mee gebeuren? De schoonmakers zouden het zonder blikken of blozen weggooien misschien.Snel pakte ik mijn tas van het rek en stopte het schrift er in. Ik hielp de vrouw met het pakken van haar tassen en sprong toen snel te trein uit, in de armen van mijn lieve nichtjes.'Lisette, Lisette, je bent er! Yes' riepen. We waren blij om elkaar weer te zien en kletsten allemaal door elkaar heen. 'Kom, ben je moe of gaan we wat drinken in de stad?' 'We zijn er nu toch' zei ik en zo was het, we liepen vanuit het station zo de stad in en mijn nichtjes namen me mee naar een gezellig tentje. Dorst had ik wel na die treinreis dus dat eerste koude drankje was gewoonweg heerlijk. Ik kreeg een cadeautje. Ze waren gaan shoppen die middag en hadden iets voor me gekocht. Ik pakte het snel uit; het was een hoedje. Echt een gaaf ding, het was een trendy hoedje. Ik zette het op en hoewel ik in de spiegelwand van het cafe zag dat het me goed stond schoten we toch met z'n allen in de lach. Het was simpelweg de opwinding van het weerzien.
Eenmaal bij hen thuis lag ik toch vrij snel in mijn logeerbed. Het was een lange en vermoeiende dag geweest. Ik verbaasde me er altijd weer over hoe vermoeiend reizen was terwijl je eigenlijk het grootste gedeelte van de tijd gewoon stil zit. Het duurde niet lang tot ik in slaap viel en die nacht heb zo vast geslapen als een rotsblok. Zo'n diepe slaap waar je in de ochtend op een gekke manier uit ontwaakt.De zon scheen en ik keek uit het raam de straat in. Zo onmiskenbaar Duits. Eigenlijk lag dat niet zozeer aan de bouw van de huizen in deze straat. Het had misschien ook in Nederland zo kunnen zijn. Maar het waren de winkels die je vanuit deze kamer kon zien. De bakkerij, de slager. De namen op de gevels. En niet te vergeten het café met zijn karakteristieke houten gevel.
Mijn haar zat punk. Ik zag er niet uit. In de spiegel zag ik een verwilderde vrouw en ik greep direct naar mijn tas om mijn borstel te pakken. Ik graaide wat in mijn tas tussen alle spulletjes die ik had meegenomen. Zo heb ik altijd een hele rits spullen die absoluut mee op reis moeten. Waar was die borstel? Ik keerde mijn tas om op het bed. Aha, daar dus.Onder de borstel zag ik plots weer het schrift van de onbekende man.Het schrift was opengevallen en de borstel lag nu precies op de brief, de liefdesbrief.
Ik was de brief eigenlijk helemaal vergeten bedacht ik me nu. Het weerzien met mijn nichtjes had me totaal afgeleid van deze mysterieuze brief.Al snel zag ik tot waar ik de brief had gelezen. Nigel, oh ja, dat was de naam van Mr. Blue Eyes... zes maanden... plots van elkaar gescheiden.'Ontmoet me zondag op een romantische plek die dierbaar voor me is,' vervolgde de schrijfster de brief.
'Je kent de plek niet, al heb ik je er over verteld. Ook al ben je nog nooit in Euskirchen geweest, we zullen elkaar die zondag in de armen sluiten. Neem deze brief mee en ik zal je nu schrijven hoe je er vanaf het station te voet kunt komen.'
Ze schreef verder dat zij op die zondag vanuit haar huidige woonplaats Mülheim zou reizen. Het park lag in het Noorden van de stad en er stond een gedetailleerde beschrijving hoe je vanaf het station kon lopen...Oststrasse... langs de atletiekbaan... het park in.... na het bruggetje links.... 'En tot slot '...bij de oude kersenboom zal ik op je wachten'.
Mijn adem stokte. Twee geliefden, zij wacht op hem, morgen al. Hij is voor het eerst in die stad maar is al zijn aanwijzingen kwijtgeraakt. Maar hij zal haar telefoonnummer toch wel hebben? Ik bladerde nog even door om te kijken of ik in het schrift iets kon vinden. Het leek me wel zo netjes om dan toch maar even te bellen. Niets. Nou ja, dan kan ik er ook niets meer mee bedacht ik me en ik legde het schrift weg.
Na het ontbijt bleek dat mijn nichtjes een druk programma hadden samengesteld. We zouden van alles samen gaan doen en het weer was erg goed dus ik had er veel zin in.
Tussen de middag zaten we in Eiscafe Artuso waar mijn gedachten afdwaalden. Het was min of meer tegen mijn zin, maar ik kon het niet helpen om steeds maar weer aan de brief en de mysterieuze ontmoeting te denken.
Ik moet toch eigenlijk iets doen, bedacht ik me. 's Middags zouden we naar de bioscoop gaan. We pakten de bus en wrongen ons naast elkaar op het bankje achterin. Ik zat aan het raam, mijn wang haast tegen de ruit gedrukt doordat we met z'n allen naast elkaar wilde zitten.
We reden nu langs de rivier en stopten bijna om de paar honderd meter wel voor een halte.
De bus trok weer op, ik zag een hand en keek naar achteren. Terwijl de bus langzaam wegreed het verkeer weer in, zag ik de hand, het handje eigenlijk. Het was het jongentje uit de trein die mij het schrift had gegeven. Hij zwaaide. Hij stond daar, stil, midden op het trottoir zonder iemand om hem heen. Maar hij zwaaide rustig en lachte lief. Ik probeerde nog te zien waar zijn moeder was maar de vrachtwagen achter ons had het zicht ontnomen.
Ik zag nu ook het handje voor me in de trein. Hoe het kereltje het schriftje aanreikte en zijn arm gestrekt hield tot ik het aanpakte.
Soms denk je, de dingen gebeuren niet voor niets. Niet alles is toeval of gebeurt zomaar.Ik moest iets met die verloren brief doen en besloot dat ik actie zou ondernemen.Mijn nichtjes stonden wel een beetje vreemd te kijken toen ik ze vertelde dat ik zondag even alleen op pad wilde. Nu deden we dat wel vaker, als we bij elkaar logeerden. We gaven elkaar de ruimte. Maar meestal na een paar dagen. En ik was er pas net.
Maar ze waren zo sportief om niets te zeggen, behalve 'fijne dag Lisette', 'ja, tot straks'.Ik zwaaide en ging op weg naar het station. De brief brandde in mijn binnenzak.
Ik kocht een retourtje Euskirchen en keek op het bord hoe lang ik moest wachten. De trein zou over 9 minuten komen. Nog net genoeg tijd om een flesje water te kopen.
Eenmaal in Euskirchen werd ik toch wat zenuwachtig toen ik het station uitliep. Ik zou op weg gaan naar dat park, om daar op het afgesproken tijdstip de vrouw aan te spreken. Haar uit te leggen waarom haar grote liefde er niet was. Dat hij dit was verloren.
Maar wat nu als ze wel contact hadden? Dat zou fijn zijn, maar ja, dan kwam ik daar voor niets. En de man zou me misschien herkennen?
Ik vermande mezelf: Lisette, je bent aan dit avontuur begonnen en nu maak je het af, sprak ik mezelf in gedachten toe.
Ik vouwde het briefje open en begon. Vanaf het station rechts, alle straten door die genoemd werden.
Het was een aardige wandeling maar uiteindelijk kwam het stadspark in zicht. Het was een rustige zondag en het park lag er vredig bij. Het leek aan de stadsrand te liggen, ik zag af en toe al wat velden achter de huizen tevoorschijn komen.
Ik stapte het park in. Groepjes bomen en struiken met daartussen mooie stukken gras. Een enkele wandelaar met een hond passeerde me.
Het bruggetje dat beschreven stond... ja, daar was het. Nu was ik er bijna. Mijn hart klopte in mijn keel. Ik keek rond of ik een kersenboom zag, maar hoe zien die er eigenlijk uit? Al was ik dol op kersen, zo'n boom zou ik op afstand misschien niet herkennen. Daar, op een bankje zat iemand. Bij een boom.Ik stapte voorzichtig die richting op om te kijken of ik kon zien of hij het was. De man, Nigel, de blauwe ogen. Als hij het was kon ik omkeren, dan was mijn trip onnodig. Ik kon het niet goed zien, het felle zonlicht scheen me tegemoet.
Quasi nonchalant probeerde ik wat dichterbij te komen. Toen stond hij op. De man op het bankje. Ja, hij was het. Oh nee, wegwezen, dacht ik.Maar hij keek me aan en stak zijn hand uit. Wat moest ik nu? Hij had me vast herkend. In ieder geval was het duidelijk dat hij mij nu ook aankeek en naar mij reikte, of zwaaide, of wat was het. Ik stond als aan de grond genageld.Het liefst wilde ik omdraaien en hard wegrennen, net doen alsof ik hier niet geweest was, snel terug de trein in naar Koblenz. Maar ik kon het niet. Mijn benen leken verlamd. De man wenkte. Uiteindelijk stapte ik langzaam dichterbij.
Ja, het was Nigel. En de boom, dit was die boom. Op de afgesproken plek, op de afgesproken tijd. Maar waar was dan zijn grote liefde? Toen ik op een meter afstand stond sprak hij. Voor het eerst hoorde ik zijn stem. Hij zei 'ik hoopte dat je zou komen'. Met zijn mooie ogen keek hij me liefdevol aan.
'Jouw blik deed me smelten, in de trein, ik, ik weet niet hoe ik het moet zeggen...' Hij kreeg zowaar blosjes op zijn wangen. 'Ik was op slag gegrepen door jouw blik, jouw uitstraling'Ik begreep er niets meer van. Maar, maar, die brief, de verloren liefde, vroeg ik mijzelf af.
Alsof Nigel mijn gedachten kon lezen, zei hij 'het is goed'.
Hij stak zijn hand uit. Zonder eigenlijk door te hebben wat ik deed stak ik ook de mijne uit en hij pakte mij vast. Zijn warme hand omklemde zachtjes de mijne. 'En toen besloot ik die brief te schrijven, in de trein, begrijp je? IK heb hem geschreven, terwijl jij in jouw boek verzonken was. In de hoop dat ik je hier zou ontmoeten. In de hoop dat ik hier opnieuw in jouw ogen zou mogen kijken, als het lot zou besluiten om ons bijeen te brengen...'
'Maar jouw liefde, de verloren liefde' stamelde ik.'
Er is geen ander, zij bestaat niet. Sinds die treinreis denk ik alleen nog aan jou, die mooie vrouw die tegenover me zat'.
Ik voel een tinteling langs mijn rug gaan terwijl hij dat zei. Hij deed dingen met me die ik niet voor mogelijk hield. Die mooie man, met zijn lieve stem. Terwijl hij sprak en me aankeek werd ik week van binnen. Zo onwerkelijk was deze situatie, alsof iemand van boven ons de touwtjes in handen had en ons met magische hand samenbracht. En nu stond ik hier met hem in een park, onze handen ineen, in zijn ogen te kijken waarin je wegzonk. Hij had de brief geschreven in de hoop dat wij elkaar op deze manier zouden vinden. Ik deed een stap naar voren en omhelsde hem.
Aantal keer bekeken: 5911
Waardering: 5.76 op 10
Geef een cijfer:
Totaal categorieën: 10
Totaal 185 bezoekers online
Verhalen
Wilt u een verhaaltje lezen uit één van de onderstaande categorieën? Klik dan gewoon op een categorie en u komt op de pagina met de verhalen van deze bepaalde categorie.- blunders
- dieren verhalen
- erotische verhalen
- griezel verhalen
- humor verhalen
- kinderverhalen
- liefdes verhalen
- sex verhalen
- spannende verhalen
- sprookjes
Verhalen posten
Hebt u zelf een verhaaltje geschreven? Of een onvergetelijke blunder tegengekomen, of iets anders. En je wilt er anderen mee amuseren, lezen? Met verhalenlezen.nl kan dat geen probleem zijn. Klik hier om een verhaal te posten!Statistieken
Totaal verhalen: 5184Totaal categorieën: 10
Totaal 185 bezoekers online